Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 24
(2010)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 129]
| |
Brede visie op jeugdliteratuur
| |
In de ban van de jeugdliteratuurIn het ‘Woord vooraf’ meldt Rita Ghesquière dat ze, na thuis te zijn omringd door ‘mooie boeken’, na haar universitaire studie via de receptie-esthetica de (jonge) lezer ontdekte en het belang begon in te zien van leesinteresse en leesmotiva- | |
[pagina 130]
| |
ties. Ze raakte daardoor opnieuw ‘in de ban van de jeugdliteratuur’. Deze ogenschijnlijk neutrale informatie blijkt, bij lezing van het boek, bepalend voor het perspectief dat de auteur ontwikkelde: ze wijst herhaaldelijk op de beginsituatie van lezers, op het gezinsklimaat dat van invloed is op de leesontwikkeling en op verschillen in competentie, interesse en motivatie van (jeugdige) lezers, mede als gevolg van die beginsituatie. Ook in deze uitgebreide nieuwe versie van haar boek benadrukt Ghesquière de literaire socialisatie. Interessant is ook de vaststelling dat ‘het kinderboekenhuis’ dat Ghesquière na de kindertijd verlaten had, na haar universitaire studie ‘was heringericht en op het eerste gezicht vreemd en onherkenbaar [was] geworden’ (Ghesquière, 2009, blz. 7).Ga naar voetnoot2 Haar fascinatie voor en onderzoeksinteresse in het kinderboek resulteerden in Het verschijnsel jeugdliteratuur. Ze stelt vast dat twintig jaar na haar eerste boek over jeugdliteratuur opnieuw de balans moet worden opgemaakt: ‘De positie van de jeugdliteratuur binnen het literaire veld en in relatie tot aangrenzende systemen zoals pedagogie en filosofie is immers grondig gewijzigd, net zoals trouwens de kijk op kinderen’ (blz. 7/8). In het eerste, sterk vernieuwde, hoofdstuk wordt de vraag gesteld wat jeugdliteratuur is. Ghesguières veelzijdige antwoord zet de toon voor het vervolg van het boek. Het begrip ‘jeugdliteratuur’, ‘jeugd’ als cultureel fenomeen (een bondig historisch overzicht tot en met het grensverkeer jeugd/volwassene in onze tijd), de pedagogische houdingen die men inneemt ten opzichte van jeugdliteratuur, het jeugdliteraire veld als subsysteem, het communicatiesysteem (met de specifieke rol van de bemiddelaar) en de vraag of jeugdliteratuur ook kunst kan zijn, passeren de revue. Meer dan in de vorige versie(s) van Ghesquières studie is er aandacht voor de omstandigheden in het jeugdliteraire veld van nu. Dat geldt bijvoorbeeld voor de vaststelling dat de situatie in de jeugdliteratuurkritiek minder rooskleurig is dan twintig jaar geleden. Ghesquière wijst ook op verschuivingen binnen het subsysteem jeugdliteratuur in de jaren negentig waar het genres betreft, zoals ‘de terugkeer van fantasie en opgedreven spanning die fantasieverhalen en thrillers nieuw lezen inblazen’ (blz. 22) en een groeiende bijval voor ‘traumaliteratuur, thrillers en chicklit’ zoals dat ook te zien is bij de literatuur voor volwassenen (blz. 22). Ghesquière blijft trouw aan haar keuze voor de polysysteemtheorie, dus het kiezen voor een niet-normatieve opvatting: jeugdliteratuur wordt niet vooraf gediskwalificeerd. Dit historisch-sociologische uitgangspunt beperkt zich dan ook niet tot de vaststelling dat jeugdliteratuur zich in de schaduw van de literatuur voor volwassenen ontwikkelt, maar noodzaakt tot het bestuderen van de consequenties die dat heeft voor het jeugdliteraire veld. Die | |
[pagina 131]
| |
gevolgen heeft Ghesquière in elk van de volgende hoofdstukken in kaart gebracht. Daarbij doet zich het lezersgerichte uitgangspunt gelden. In een geschiedenis van de jeugdliteratuur dient bijvoorbeeld rekening te worden gehouden met de leesvoorkeur en de competentie van de jeugdige lezer: wat leest/las de jeugd werkelijk? Dus moet je in een boek over het verschijnsel jeugdliteratuur spreken over geliefde serieboeken - iets wat in beschouwingen over literatuur voor volwassenen vaak als ‘not done’ wordt gezien. We moeten bijvoorbeeld ook bedenken dat het leespubliek van de jeugdliteraire kritiek er anders uitziet dan bij recensies over literatuur voor volwassenen, zodat de bemiddelaarsrol aandacht moet krijgen in studies over jeugdliteratuur. Zo zijn er in Ghesquières boek voorbeelden te vinden in alle hoofdstukken van haar boek, dat gestructureerd is naar het specifieke communicatieschema dat ook al ten grondslag lag aan Het verschijnsel jeugdliteratuur, met steeds aanvullingen vanuit de jeugdliteraire wereld ná 1982. Ze gaan dus over ‘de zender’ (schrijvers, illustratoren, vertalers, uitgevers), ‘de ontvanger’ (de jeugdige lezer), ‘het tussenspel’ (het beeld van de beoogde lezer, de op grond van dat beeld noodzakelijk geachte adaptatie, de rol van de bemiddelaar; de functie, werking en receptie van jeugdliteratuur) en last but not least (want bijna een derde deel van het boek in beslag nemend): ‘de boodschap’ (de teksten). | |
Houd rekening met de jeugdige lezer!Bij het bespreken van de functies van jeugdliteraire teksten kiest Ghesquière voor de ruimere context van taalverwerving en het overdragen van culturele inhouden. (Jeugd)literatuur kan dan als ‘taalverwervend proces’ worden beschreven (blz. 114), het typeert de keuze voor een niet-normatief uitgangspunt en onderstreept het pleidooi voor een lezersgerichte benadering van jeugdliteratuur. Die benadering leidt ertoe dat er bij het bestuderen en onderwijzen van jeugdliteratuur aandacht moet zijn voor de literaire competentie en leesvoorkeur van jeugdige lezers. In eerdere versies van haar boek heeft Ghesqière aandacht besteed aan bij veel (uitsluitend jeugdige?) lezers geliefde triviaalliteratuur. In Jeugdliteratuur in perspectief bespreekt ze bijna aan het slot van haar boek vanuit het door haar bepleite lezersgerichte perspectief grondig een viertal eigentijdse en geliefde series: die over Geronimo Stilton, Harry Potter, Polleke en de Aidan Chambers' Dance sequence - een slimme keuze, want ze houdt rekening met leeftijdsverschillen van de beoogde lezers én met evaluaties van jeugdige lezers en volwassen bemiddelaars. Een voorbeeld. Nogal wat volwassen lezers haakten na drie of vier Potters af: te veel van hetzelfde. Jeugdige lezers bleven gefascineerd. Het vervólg van de serie zou de volwassen lezer weer meer kunnen boeien, want die kan op grond van belezenheid de reeks als een ontwikkelingsroman opvatten. Een | |
[pagina 132]
| |
bemiddelaar die jeugdige lezers begeleidt en die uitsluitend de leeservaring van volwassenen volgt, miskent de waardevolle beleving die jeugdigen bij het serielezen kunnen opdoen. Ghesquière karakteriseert dat ‘serielezen’ nu ook en presenteert een voor het bestuderen en recenseren van serieboeken interessant onderscheid tussen ‘titelreeks’ (‘boeken met een gelijkaardig statuut’, zoals de Valentijnreeks van Averbode, blz. 181) en ‘personagegebonden reeks’ (‘opgebouwd rond een of enkele hoofdfiguren die de herkenbare kern of familie vormen waarrond de verhalen zich ontspinnen’, blz. 181). | |
Perspectief voor de bemiddelaarHet begrip ‘bemiddelaar’ wordt in de verschillende hoofdstukken van het boek uitgewerkt als één van de bijzondere kenmerken van het jeugdliteraire veld. Ook dat is niet nieuw, maar de informatie en de voorbeelden zijn dat wel en versterken het betoog. Ik volsta met één citaat: ‘Begeleiders kunnen kinderen en jongeren stimuleren en hen helpen bij het lezen van teksten met veranderende eisen, maar het is onverstandig om te treuren omdat zij leesplezier beleven aan teksten die ons als volwassenen niet (langer) aanspreken’ (blz. 198).Ga naar voetnoot3 Volwassenen lezen, interpreteren en beoordelen anders dan jeugdige lezers. De bemiddelaars in de wetenschap, het onderwijs, de literaire kritiek en de (jeugd)bibliotheek moeten dat beseffen, die les zou je kunnen trekken uit het pleidooi voor een lezersgerichte aanpak. Ghesquières sterk vernieuwde boek bevatveelzijdige informatie voor aanstaande. bemiddelaars, en dan denk ik met name aan docenten die hun studenten wegwijs moeten maken in het verschijnsel jeugdliteratuur. Ik kies als voorbeeld het gedeelte over illustratoren. Ghesquière behandelt de volgende onderwerpen: het samenspel tussen schrijver en illustrator, de rol van de omslagillustratie, de beeldende kunst als inspiratiebron, het onderzoek naar illustraties en ze geeft een overzicht van de bestaande prijzen op dit gebied. Daarmee krijg je als lezer van Jeugdliteratuur in perspectief ruim voldoende informatie voor mogelijke studie naar of onderwijs in dit bijzondere aspect van kinder- en jeugdboeken. Het overzicht van de | |
[pagina 133]
| |
beschikbare prijzen is exemplarisch voor de vele feitelijke informatie die Ghesquière geeft over de situatie in het jeugdliteraire veld. Ze bespreekt ook pedagogische, sociologische en filosofische opvattingen over de jeugd en over het belang van lezen en leesontwikkeling en zij is daarbij up-to-date. Dat maakt haar boek tot een nuttige informatiebron voor bemiddelaars, bijvoorbeeld voor leraren en leraren in opleiding. De waarde als studieboek moge voorts blijken uit de didactische opbouw van de hoofdstukken. Ze eindigen nogal eens met een samenvatting en met aanbevelingen. Ook de relativeringen die de onderzoekster aanbrengt zijn nuttig: er is dan wel empirisch lezersonderzoek, maar eigenlijk kunnen we daar geen algemene conclusies aan verbinden. We kunnen wel een genre-indeling maken van jeugdliteraire teksten, maar bij nogal wat afzonderlijke werken bespeuren we overlap. Jeugdliteratuur in perspectief is niet bedoeld als didactische handleiding voor literatuurdocenten. Die ‘bemiddelaars’ kunnen wél lessen trekken uit wat de brede informatie over jeugdliteratuur in Ghesquières boek te bieden heeft. Want niet alleen hun rol als bemiddelaar wordt beschreven, maar ze kunnen de eigen rol gaan invullen vanuit een lezersgerichte invalshoek. Wanneer je je bijvoorbeeld, en terecht,Ga naar voetnoot4 afvraagt of je het op school moet hebben over vertelsituaties, plotstructuur et cetera - ‘Het “gepriegel op school” maakt lezers niet enthousiaster’ (blz. 163) - kun je ook bedenken: als jij zulke categorieën uit de verhaalanalyse wel kent, helpt dat bij het behandelen van jeugdliteratuur in de klas.
Rita Ghesquière, Jeugdliteratuur in perspectief. Leuven/Den Haag, Acco, 2009, 240 blz. ISBN 978 90 334 7570 2, €33,25. |
|