siekers uit de volwassenenliteratuur in bewerkte vorm deel uitmaken van de klassiekers van de jeugdliteratuur, en gaat dus aanvankelijk voorbij aan de andere aspecten die van de klassiekers geschikte verhaalstof voor kinderen maakten.
In hoofdstuk drie gaat Parlevliet na welke plaats de bewerkingen voor kinderen in de onderzochte periode innamen binnen de almaar groeiende kinderboekenmarkt. In de eerste helft van de negentiende eeuw was het aanbod aan kinderlectuur zo sterk gestegen dat behoefte aan regulering ontstond. Op basis van cijfermateriaal over het aantal bewerkingen schetst Parlevliet, met veel inzicht, enkele grote lijnen. Zo komen onder meer de populariteit van bepaalde genres en de marktcondities aan bod. Wat de individuele teksten betreft die niet helemaal in het plaatje passen, zijn Parlevliets conclusies minder interessant omdat ze soms haar toevlucht moet nemen tot speculatie, bijvoorbeeld wanneer ze het aantal bewerkingen van Baron von Münchhausen bespreekt. Terwijl het aantal bewerkingen van andere door haar onderzochte ‘kinderklassiekers’ in de eerste helft van de twintigste eeuw enorm steeg, nam het aantal bewerkingen van dat boek juist af. ‘Waarschijnlijk waren pedagogische argumenten hier doorslaggevend’, zo moet Parlevliet besluiten (blz. 99).
In het derde hoofdstuk gaat Parlevliet eveneens verder in op het samenstellen van haar onderzoekscorpus. De criteria die ze bij het samenstellen van dat corpus hanteerde, worden in het proefschrift slechts kort besproken. Omwille van de complexe strategieën die in de onderzochte periode met het publiceren van ‘kinderklassiekers’ gepaard gingen, mocht best wat meer aandacht besteed worden aan de selectieprocedure. Zo beïnvloedden onder meer de status van kinderliteratuur in het algemeen en van bewerkers van ‘klassiekers’ voor kinderen in het bijzonder maar ook de dubbele geadresseerdheid van kinderboeken de manier waarop uitgevers de ‘kinderklassiekers’ op de markt brachten. In haar inleiding kan Parlevliet nog volstaan met de vermelding dat in haar studie ‘bewerkingen die in de periode tussen circa 1850 en 1950 voor kinderen zijn verschenen’ (blz. 14) centraal staan. Hoe bepaald werd of de teksten ook daadwerkelijk ‘voor kinderen’ gepubliceerd werden, komt in het derde hoofdstuk aan bod. Daar wordt in een voetnoot vermeld dat bij de selectie de regel was ‘dat ofwel in uitgaven zelf, ofwel in de rubricering in Brinkman's Catalogus of in de titelbeschrijving van Picarta moet staan dat het om een uitgave voor kinderen ging.’ (blz. 93). Maar kan men er ooit zeker van zijn dat de teksten ‘ook daadwerkelijk als lectuur voor kinderen hebben gefunctioneerd’ (blz. 122), zoals Parlevliet het formuleert? Deze selectieprocedure leidt bovendien onvermijdelijk tot een soort canon die de ‘echte schriftelijke folklore’ (blz. 122) niet omvat, iets wat de onderzoekster zelf terecht opmerkt en betreurt.