Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 20
(2006)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 63]
| |
Hoe oordeelt de Nederlandse Kinderjury?
| |
InleidingMet enige regelmaat wordt in vaktijdschriften gediscussieerd over het gewicht dat moet worden toegekend aan het oordeel van kinderen over jeugdboeken. Discrepantie tussen de keuze van de Griffeljury en die van de kinderjury is vaak aanleiding tot een dergelijk debat. In 1977 schreef de kinderjury van Schagen in een brief aan de CPNB:Geachte juryleden, Mede naar aanleiding van haar ervaringen met deze kinderjury heeft Marleen Wijma er altijd voor gepleit kinderen een duidelijke stem te geven in het beoordelen van kinderboeken. Die mening wordt echter niet door iedereen gedeeld. Gevraagd naar zijn visie op de jeugdliteratuurkritiek zei Rindert Kromhout in 1988: Wie modern wil zijn in kinderboekenland, vraagt de jeugd om zijn mening. Het aantal kinderjury's en kinderrecensierubrieken is bijna | |
[pagina 64]
| |
Kromhout is van mening dat kinderboeken tot de literatuur behoren en dat schrijven en beoordelen moet gebeuren door deskundigen. Hij is niet tegen de mening van kinderen, maar vindt wel dat de betekenis ervan niet overschat mag worden. Dat heeft niets te maken met feit dat zij kind zijn. Het geldt wat hem betreft ook voor de mening van de ‘doorsnee’-volwassene: Je zou het kunnen vergelijken met het volgende. We vragen mevrouw Jansen uit Appelscha hoe zij over de laatste roman van W.F. Hermans denkt. Als zij het een saai en veel te ingewikkeld verhaal vindt, trekken we Carel Peeters van Vrij Nederland het boetekleed aan, want hij schreef dat het boek een meesterwerk is en heeft het dus mis. Recenseren vereist vakmanschap, of het nu om kinderboeken gaat of om literatuur voor volwassenen. | |
[pagina 65]
| |
Ook Peter van den Hoven heeft, tien jaar later, de nodige bedenkingen bij ‘het kind als criticus’. Zijn punt van zorg betreft in dit geval niet zozeer het fenomeen kinderjury, maar meer een tendens in de jeugdliteratuurkritiek. Hij signaleert een ontwikkeling in dagbladen waarbij recensies door volwassenen vervangen worden door ‘leesbevorderende adviezen van (willekeurig (?) uitgekozen) jonge lezers’, hetgeen hij beschouwt als ‘het ontkennen van het belang van een zelfstandige jeugdliterair kritiek’.Ga naar voetnoot4. Kinderen oordelen anders dan volwassenen: Kinderen beoordelen een boek op basis van hun persoonlijke belangstelling, voorkeur, smaak en behoefte en doen dat, afhankelijk van leeftijd en ervaring, sterk emotioneel gekleurd, direct en ongereflecteerd. Ze gaan daarbij niet af op meer vakinhoudelijke aspecten en als ze dat doen (bijvoorbeeld in het geval verhaaldynamiek of spanning) wordt dat niet literair gemotiveerd, maar op basis van individuele indrukken, gevoelens en interesses. Elk kind oordeelt voor zichzelf: wat de één bloedspannend of hartstikke saai vindt, beoordeelt de ander als strontvervelend of onwijs gaaf (onderstrepingen P.v.d.H.).’Ga naar voetnoot5. Argumentatie ontbreekt vaak en dat is het grote verschil met deskundige volwassenen die bovendien in staat zijn om ‘overstijgend en vergelijkenderwijs’ te werk te gaan. Net als Kromhout wil Van den Hoven kinderen zeker niet de mond snoeren. In het proces van literaire vorming acht hij het samen praten over boeken en het leren argumenteren zeer waardevol, omdat zo ‘het leeskritisch vermogen’ van kinderen kan worden bevorderd. Zeker nu de Nederlandse Kinderjury zich een duidelijke plaats heeft verworven in het jeugdliteraire veld zal de discussie over de rol en de betekenis van het oordeel van kinderen van tijd tot tijd blijven oplaaien. Reden te meer om het functioneren van de Kinderjury eens onder de loep te nemen. | |
1955: Kinderjury in RotterdamVoor het begin van de kinderjury moeten we terug naar 1955. In dat jaar nam Christien van Rheenen in de jeugdbibliotheek van Rotterdam het initiatief tot het instellen van een kinderjury. De directe aanleiding voor Van Rheenen was de | |
[pagina 66]
| |
opmerking van een kind dat het niet eerlijk was dat volwassenen het beste kinderboek van het jaar kozen.Ga naar voetnoot6. Maar naar alle waarschijnlijkheid heeft ook zorg over de leescultuur van kinderen en jongeren een rol gespeeld. Steeds meer volwassenen zagen het toenemend aantal strips na de Tweede Wereldoorlog als het begin van een vervlakkende leescultuur. Ze waren ervan overtuigd dat strips de goede smaak zouden bederven en kinderen lui en oppervlakkig zouden maken. In 1949 riep de toenmalige minister Rutten van Onderwijs en Wetenschap ouders, leraren, bibliothecarissen en jeugdwerkers op zich in te zetten voor de promotie van het goede boek. Begin jaren vijftig was dan ook op dat vlak een periode van grote activiteit met als belangrijkste wapenfeiten het organiseren van een congres, de oprichting van Bureau Boek en Jeugd (in 1951), de uitgave van het kinderliteratuurtijdschrift Kris Kras en de start van de jaarlijkse kinderboekenweek. De instelling van een kinderjury past ook in dit rijtje van maatregelen om het lezen van goede boeken te bevorderen. Het voorbeeld van Rotterdam kreeg echter lange tijd weinig navolging. Pas in de jaren zeventig kwamen er ook in veel andere steden kinderjury's. Boekpromotie bleef nog steeds een belangrijk doel, maar daarnaast, aldus WijmaGa naar voetnoot7., waren ook twee andere aspecten van belang. De kinderjury werd door sommigen gezien als een mogelijkheid om tegenwicht te bieden aan de Griffeljury die immers uitsluitend uit volwassenen bestond. Volgens Wijma was het een ‘ervaringsfeit’ dat de door de Griffeljury bekroonde boeken maar door weinig kinderen gewaardeerd werden. Door hen aan het woord te laten, zou duidelijk worden waar hun voorkeur lag en wat hun eigen canon was. De kinderjury werd ook gezien als een plaats voor lezersonderzoek. Door de oordelen te analyseren, konden jurybegeleiders nagaan welke beoordelingscriteria kinderen hanteren. Een voorbeeld van een dergelijk onderzoek is dat van Marleen Wijma. Zij vergeleek de oordelen van tien- tot twaalfjarige kinderen (van ongeveer dertig kinderjury's uit Noord-Holland en Rotterdam) over een zevental, veelal bekroonde boeken, met die van recensenten. De conclusie van haar analyse was dat kinderen en volwassenen op tal van punten van elkaar verschilden. Zo waardeerden volwassen recensenten oorspronkelijk, sober taalgebruik, terwijl kinderen als lezer veel woorden nodig hadden om de verhaalwereld te kunnen opbouwen. Kinderen wilden vanaf het begin bij het verhaal betrokken worden en letten sterker dan volwassenen op de logica van het verhaal. Ook uiterlijke kenmerken waren voor de kinderjuryleden van groot belang, terwijl recensenten daar zelden of nooit opmerkingen over maakten. Door hun | |
[pagina 67]
| |
geringe levenservaring wilden kinderen vooral graag leren over andere landen en andere tijden. Volwassen critici keken heel nadrukkelijk naar de mens- en maatschappijvisie van de auteur. Wijma meende dat een volwassen recensent die ook wil recenseren voor de beoogde lezer van kinderboeken, oog moet hebben voor en rekening moet houden met deze verschillen.Ga naar voetnoot8. Begin jaren tachtig kwam ook in kranten en tijdschriften meer aandacht voor kinderjury's. Zo publiceerde Vrij Nederland op haar bekende kinderpagina ‘De Blauw Geruite Kiel’ uitslagen van kinderjury's uit verschillende delen van het land. Dit voorbeeld kreeg navolging.Ga naar voetnoot9. Niet lang daarna kwamen er plannen om een landelijke kinderjury te organiseren. Belangrijk punt van kritiek op de lokale en regionale kinderjury's was de rol die volwassenen speelden in de jurering. Zij kozen de te lezen boeken uit en schreven de juryrapporten. Een ander bezwaar was de samenstelling van de kinderjury's. Het zouden vooral kinderen zijn die veel en graag lazen, waardoor de smaak van de jury niet representatief zou zijn. | |
1988: De Nederlandse KinderjuryDe initiatiefnemers tot een landelijke jury waren het Nederlands Bibliotheek en Lektuur Centrum, de VARA en de stichting CPNB. Door publiciteit op televisie en in het tijdschrift Donald Duck nam al snel een groot aantal kinderen deel aan deze Nederlandse Kinderjury. Volgens Heijs was het nadrukkelijk de bedoeling de landelijke jury een ‘raamwerk’ te laten zijn voor de lokale en regionale jury's, omdat men de opgebouwde traditie graag wilde behouden. Van die opzet kwam weinig terecht. Verschillende bibliotheken zetten de eigen jury's voort, omdat men de Nederlandse Kinderjury te weinig inhoudelijk vond en omdat men hechtte ‘aan de identiteit van de eigen jury’.Ga naar voetnoot10. De Nederlandse Kinderjury kende aanvankelijk een opzet waarbij in twee rondes gekozen werd uit het aanbod van boeken die in het voorgaande jaar waren gepubliceerd. In de eerste ronde kregen de deelnemende kinderen een lijst met leestips om de keus makkelijker te maken. In de tweede ronde moest gekozen worden uit de vijf titels die in de ronde daarvoor het meest genoemd waren. Vanwege praktische problemen werd die werkwijze al na één jaar aangepast. In | |
[pagina 68]
| |
drie leeftijdscategorieën (6 tot en met 9, 9 tot en met 12 en 13 tot en met 16 jaar) werd rechtstreeks een winnaar gekozen op basis van het aantal stemmen. De boeken waaruit gekozen kon worden, kregen een vignet van de Nederlandse kinderjury. In 1997 werd voor de hoogste leeftijdscategorie een aparte jury in het leven geroepen: de Jonge Jury.Ga naar voetnoot11. Met ingang van 2006 is de opzet opnieuw aangepast, omdat de Stichting kinderen wil stimuleren hun keuzes met argumenten te onderbouwen: Deze publieksprijs, die dit jaar de 19e editie beleeft, heeft vanaf nu een nieuwe opzet waarin oordeelsvorming centraal staat. Doel van de vernieuwing is om kinderen meer bewust te maken van criteria waarop je kunt oordelen en zo te komen tot een afgewogen keuze.Ga naar voetnoot12. Nog steeds kunnen kinderen uit heel Nederland in twee categorieën (6 tot en met 9 jaar en 10 tot en met 12 jaar) hun stem uitbrengen op hun favoriete boek. De vijf boeken die de meeste stemmen krijgen, worden vervolgens gelezen door ‘de Senaat van de Nederlandse Kinderjury’. Per leeftijdscategorie bestaat die Senaat uit zes kinderen. Zij vergaderen over de vijf boeken en komen met een juryrapport waarin ze aangeven waarom deze boeken zoveel waardering krijgen. De leden van de Senaat worden geworven via de bibliotheek. Via een weblog kunnen andere kinderen vragen stellen aan en reageren op de kinderen in de Senaat. | |
ArgumentatieMet de nieuwe opzet komt de Stichting Nederlandse Kinderjury tegemoet aan de kritiek dat het lastig is om op basis van de bekroningen van kinderjury's vast te stellen waarom kinderen deze boeken waarderen en waarom er een kloof is tussen de canon van de volwassen leden van de Griffeljury en de canon van de deelnemers aan de Nederlandse Kinderjury. Met de oude werkwijze was het nauwelijks mogelijk te achterhalen welke argumenten voor kinderen van belang zijn als ze een boek bekronen. Volgens Marten Heijs die zich daarbij, gezien de verschijningsdatum van zijn artikel, waarschijnlijk baseert op ervaringen van plaatselijke kinderjury's, komen jongere kinderen niet verder dan ‘mooi’ en/of ‘spannend’. Vanaf 12 jaar en ouder wordt de argumentatie genuanceerder en worden | |
[pagina 69]
| |
criteria genoemd als ‘waar gebeurd’, ‘toegankelijke taalgebruik’ en ‘een heldere verhaalstructuur’. Maar zoals gezegd is niet duidelijk in hoeverre volwassen begeleiders de oordeelsvorming van deze jury's hebben gestuurd.Ga naar voetnoot13. In zijn evaluatie van acht jaar Nederlandse Kinderjury gaat Anne de Vries ook in op het bestaan van twee kinderboekencanons en probeert hij te achterhalen welk patroon er in de uitslagen van de landelijke kinderjury te ontdekken valt. Omdat de jury geen rapporten schrijft over de bekroningen, baseert hij zijn uitspraken op de lijst van titels en constateert hij dat: (...) sommige auteurs en sommige genres die hoog scoren bij de volwassenenjury's, ontbreken bij de Nederlandse Kinderjury. Dat geldt met name voor boeken met een uitgesproken literair karakter en de avant-garde (...). Aan de andere kant zijn er auteurs en genres die je alleen bij de kinderjury vindt. (...) Maar gelukkig zijn er ook duidelijke overlappingen tussen de canon van de volwassenen en die van de kinderen.Ga naar voetnoot14. Die overlappingen dateren overigens vooral uit de beginjaren van de Nederlandse Kinderjury. De conclusie van De Vries voor wat betreft de voorkeur van Nederlandse critici en kinderen komt, zoals hij zelf ook opmerkt, overeen met die van Nilsen, Peterson & Searfoss (1980), namelijk dat de door Amerikaanse critici gewaardeerde boeken door kinderen nauwelijks in de bibliotheek geleend en gelezen werden.Ga naar voetnoot15. De nieuwe opzet met de Senaat beoogt zoals gezegd meer inzicht te geven in de argumentatie van kinderen. In elk geval zijn er van de Nederlandse Kinderjury 2006 juryrapporten beschikbaar over de vijf meest gekozen boeken in de twee categorieën. De boeken die in de categorie 6 tot en met 9 jaar de meeste stemmen kregen, waren Spekkie en Sproet en de grote verdwijntruc van Vivian den Hollander, Krik van Hanna Kraan, Het knalfeest van Ellie en Nellie van Rindert Kromhout, Boze drieling van Paul van Loon en De Griezelbus 6, eveneens van Van Loon. De gekozen titels sluiten aan bij de keuzes die in voorgaande jaren zijn gemaakt. Zo kreeg het eerste deel uit de Ellie en Nelliereeks (Erge Ellie en nare Nellie) in 1994 de Prijs van de Nederlandse Kinderjury en werden | |
[pagina 70]
| |
drie andere delen net als Het knalfeest van Ellie en Nellie door de jury getipt. En de winnaar van 2006, Paul van Loon met Boze drieling (uit de Dolfje Weerwolfjeserie), viel ook al vele malen in de prijzen. In de inleiding staat dat de juryrapporten zijn opgesteld door de leden van de Senaat. Op basis van de stijl waarin de rapporten zijn geschreven kan geconcludeerd worden dat dat inderdaad is gebeurd of, wanneer de verslagen door volwassenen zijn geschreven, dat in elk geval geprobeerd is de door de kinderen mondeling geformuleerde argumenten schriftelijk vast te leggen. De gebruikte argumenten komen voor een deel overeen met eerdere onderzoeken naar leesvoorkeuren van kinderenGa naar voetnoot16.. Spanning en humor worden heel belangrijk gevonden, evenals de logica in het verhaal, zoals blijkt uit het juryrapport van Boze drieling: De leden van de Senaat 2006 vonden Boze Drieling weer een grappig en spannend avontuur van Dolfje Weerwolfje. In het begin is het wel een beetje raar dat juffrouw Krijtjes zomaar terugkomt. Ze zat toch in het OZDM (Opvangtehuis voor Zeldzame Dieren en Mensen; HvL)? En hoe komt het dat ze nu ineens zo lief is? Daardoor voel je wel goed mee met Dolfje, want die vindt het ook maar vreemd.Ga naar voetnoot17. De betrokkenheid bij het hoofdpersonage die uit de laatste zin spreekt, is een criterium dat ook in het juryrapport bij Spekkie en Sproet en de grote verdwijntruc genoemd wordt. In alle verslagen worden stilistische en compositorische argumenten gebruikt. De juryleden houden van korte hoofdstukken en niet te moeilijke woorden. Ze waarderen het dus wanneer de auteur het ze niet te moeilijk maakt. De Griezelbus 6 vinden ze vanwege de ‘lastige woorden’ soms ingewikkeld. Bijzondere woorden en vondsten, zoals het anagram Nol van Paulo en de intertekstualiteit in De Griezelbus 6 (waarin de juryleden Dolfje Weerwolfje dachten te ontdekken) worden gewaardeerd. De spanning waar de juryleden zo van houden, zit vooral in de opbouw: je moet tot het einde toe niet weten hoe het verhaal afloopt. In de categorie 10 tot en met 12 kregen De Griezelbus 6 van Paul van Loon, Harry Potter & de Halfbloed prins van J.K. Rowling, Groep 7 slaat terug van Jac- | |
[pagina 71]
| |
ques Vriens en Hoe overleef ik mijn ouders? (en zij mij!) en Het boek van Beer van Francine Oomen de meeste stemmen. Allemaal auteurs die al eerder bekroond of getipt zijn. In het juryrapport bij Hoe overleef ik mijn ouders? (en zij mij!) geeft de jury zelf aan wat ze de belangrijkste criteria vindt waaraan een boek in deze leeftijdscategorie moet voldoen: ‘dat je je herkent in de hoofdpersoon en dat je goed kan meeleven met de gebeurtenissen in het verhaal’. Omdat het boek van Oomen beide eigenschappen heeft, is het boek bekroond met de Prijs van de Nederlandse Kinderjury voor deze leeftijdsgroep. Identificatie blijkt ook bij Het boek van Beer (onder meer door het ikperspectief) en Groep 7 slaat terug een belangrijk argument. Bij het eerste boek merkt de jury op dat de titel weliswaar ‘kinderachtig’ was, maar de inhoud ‘absoluut niet’: het was een boek waarvan in het begin niet veel begrepen werd. Eenmaal in het boek werd één van de juryleden steeds nieuwsgieriger. Ook bij het zesde deel uit de Harry Potterserie was sprake van nuances in de waardering: dik, moeilijk, maar ook spannend, grappig en zielig. | |
LeesbevorderingAl in de jaren zestig pleitte Miep Diekmann ervoor kinderen ‘leef- en leeskritisch’ te maken door ze in aanraking te brengen met heel veel verschillende boeken. Kinderen moeten leren om te kiezen uit het aanbod, om onderscheid te maken tussen ontspanningslectuur en literaire boeken. Ze moeten de kans krijgen om hun opvattingen over stijl en structuur te verwoorden.Ga naar voetnoot18. De Nederlandse Kinderjury moet vooral in dit licht worden bezien. Het lezen van en praten over boeken draagt bij aan de literaire vorming van de Senaatsleden. De juryrapporten en de weblog nodigen andere kinderen uit met hen mee te denken en te praten. Hoewel door (de vormgeving van) de juryrapporten in eerste instantie sterker dan voorheen de indruk wordt gewekt dat de Nederlandse Kinderjury gezien moet worden als alternatief voor de Griffeljury, is zij, overeenkomstig de hierboven geformuleerde doelstelling van de nieuwe opzet, eerst en vooral een vorm van leesbevordering die kinderen tot literair competente lezers kan maken. |
|