Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 20
(2006)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 55]
| |
Meer dan voorlezen alleen
| |
[pagina 56]
| |
begint de kennis opdoen die nodig is om te leren lezen. Zij stelde vast dat kinderen al op jonge leeftijd belangstelling hebben voor taal en dat zij al vlug veronderstellingen koesteren over geschreven taal. Na de publicatie van Ferreiro kwamen er meer onderzoeken op gang. Men ging zich afvragen op welke leeftijd jonge kinderen aandacht krijgen voor geschreven taal in hun omgeving, wat ze ervan leren en of ze hierdoor een voorsprong zouden hebben bij het leren lezen op school.Ga naar voetnoot2. Vanaf de jaren negentig verschijnen er talloze publicaties over ontluikende geletterdheid, de vroege fase van schriftelijke taalverwerving, lopend vanaf de geboorte van kinderen tot het moment dat zij de stap zetten naar conventioneel lezen. De term benadrukt het feit dat kinderen al vóór het moment dat zij formeel lees- en schrijfonderwijs krijgen inzichten hebben verworven in de functies en de structuur van geschreven taal.Ga naar voetnoot3. Zo bouwen ze al heel vroeg noties op over de opbouw van verhalen, de vorm van letters en hoe woorden eruit zien.Ga naar voetnoot4. Wanneer jonge kinderen thuis, op de peuterspeelzaal of op de kleuterschool in aanraking komen met boeken, hebben zij vaak al enige leesroutine opgedaan over boeken en lezen en hebben zo een voorsprong op kinderen die niet of nauwelijks voorgelezen worden. Van grote invloed op het niveau van geletterdheid dat kinderen in de voorschoolse periode kunnen bereiken is de gezinssituatie. Niet alleen de aanwezigheid van boeken in het gezin is een belangrijke voorwaarde voor de toegang tot geschreven teksten, ook de interactie tussen kinderen en ouders speelt een grote rol. Wanneer ouders hun kinderen vaak voorlezen en hen stimuleren tot zelf lezen, bevordert dit de leesontwikkeling.Ga naar voetnoot5. De uitgangspunten van Kimio sluiten naadloos aan bij de literatuur over ontluikende geletterdheid. Uitgeefster van Zwieten verwijst naar de tekst die voor in elk Kimioboek wordt vermeld: ‘Je kunt niet vroeg genoeg met goede boeken beginnen. Hoe vroeger hoe beter. Op jonge leeftijd in aanraking komen met boeken is goed voor de taalontwikkeling en voor de ontwikkeling van de fantasie. Via boeken kunnen kinderen een andere wereld leren kennen, al is dat maar de kamer van het buurmeisje of de supermarkt op de hoek.’ Ze verwacht niet dat kinderen op latere leeftijd meer zullen gaan lezen als ze op jonge leeftijd veel worden voorgelezen: ‘ledereen heeft toch zijn eigen voorkeuren. Het | |
[pagina 57]
| |
ene kind houdt nu eenmaal meer van
lezen dan het andere. Maar als je vroeg begint, kun je de liefde voor boeken wel stimuleren. Bovendien schept het voorlezen een band tussen ouders en kinderen. Het is toch een moment van intimiteit en geborgenheid. Veel volwassenen hebben goede herinneringen aan het voorlezen van vroeger. Alleen al daarom is voorlezen belangrijk: wanneer kinderen er plezier in hebben, is de kans groter dat ze ook uit zichzelf een boek pakken.’ Dit sluit eveneens aan bij de waarde die er binnen het onderzoek over ontluikende geletterdheid wordt gehecht aan de rol van de ouders. Volgens Adriana Bus, hoogleraar ontluikende geletterdheid, is de emotionele band tussen ouders en kinderen van invloed op het voorlezen binnen het gezin.Ga naar voetnoot6. Vooral bij jonge kinderen zou het heel belangrijk zijn dat ouders voorlezen tot een gezellige activiteit maken, omdat het verhaal op zich zulke jonge kinderen vaak nog niet interesseert. Ouders kunnen accenten leggen of elementen toevoegen waarvan ze weten dat die de plaatjes en het verhaal voor hun kind aantrekkelijker maken. Volgens Bus is het dan ook belangrijk dat ouders begrijpen wat hun kind bezighoudt. Ze stelt dat een jong kind veel moeilijker leert als er geen veilige band met de ouders bestaat.Ga naar voetnoot7. Naast deze belangstelling van de wetenschappelijke wereld signaleert uitgeefster Karin van Zwieten dat er de laatste jaren ook onder uitgevers meer aandacht is ontstaan voor jonge kinderen en lezen: ‘Je ziet dat het belangrijker wordt om aan te sluiten bij de belevingswereld. Dat heeft ook met de tijdgeest te maken: kinderen zijn sowieso steeds belangrijker geworden. Uitgevers gaan daarin mee en gaan zich steeds meer op kinderen richten.’ | |
HerkenbaarheidDe jonge leeftijd van de doelgroep speelt een belangrijke rol in het proces van selecteren, schrijven en illustreren van de Kimioboeken. ‘Het kind en de fase waarin het kind zich bevindt, vormen het uitgangspunt,’ vertelt Van Zwieten. ‘We bepalen eerst voor welke leeftijd een onderwerp geschikt is; we hebben een wenslijst met onderwerpen en benaderen vervolgens tekstschrijvers en illustratoren om mee te werken wanneer we een bepaald onderwerp hebben gekozen. | |
[pagina 58]
| |
In principe hebben wij een sturende functie wat betreft het onderwerp, maar auteurs en illustratoren mogen ook zelf ideeën voor een onderwerp aandragen. Het is belangrijk dat het jonge kinderen aanspreekt. Zwemles is bijvoorbeeld een leuk onderwerp, maar dat kan nog niet voor kinderen van 2 jaar. Daar zijn ze te jong voor. Je moet je bewust zijn van wat wél en wat nog niet herkenbaar is.’ Niet voor niets hebben de meeste auteurs en illustratoren die met Kimio samenwerken ervaring met kinderen. Van Zwieten: ‘Het is belangrijk dat je weet wat jonge kinderen leuk vinden. Ik denk niet dat je goede boeken voor kleine kinderen zou kunnen maken als je helemaal niets met kinderen hebt.’ Ook in andere opzichten heeft de jonge leeftijd van de doelgroep gevolgen voor de schrijvers en illustratoren die met Kimio samenwerken: ‘De tekstschrijver moet duidelijk schrijven en weinig woorden gebruiken voor de allerjongsten. Veel tekst kunnen die jonge kinderen nog niet aan. Voor de peuter-plusserie kunnen meer woorden en iets ingewikkelder zinnen geschreven worden. De illustrator moet zorgen voor duidelijke tekeningen waarop er veel gebeurt en er veel is aan te wijzen. Daarnaast is het ook belangrijk dat de Kimio-boeken er uitnodigend uitzien, met mooie plaatjes en kleuren.’ Uitgever, auteur en illustrator vormen bij Kimio een hecht team. ‘Kimio geeft vier boeken per jaar uit. Dat is weinig. Het komt door de grote zorg die we aan de boeken besteden: het is belangrijk dat er een samenhang tussen tekst en illustraties ontstaat. Het resultaat is dat kinderen zichzelf in de boeken herkennen en tijdens het voorlezen reageren op wat ze zien en horen. Ze worden uitgenodigd tot interactie.’ Want dat is wat Kimio, aldus Van Zwieten, het allerliefst wil bereiken: ‘Je wilt dat kinderen betrokken raken, dat ze het verhaal echt beleven. Wanneer ze zich herkennen in de hoofdpersonen, worden onderwerpen bespreekbaar. Zo las mijn collega een Kimioboekje over de peuterpubertijd voor aan haar zoontje, dat regelmatig driftbuien had. Het jongetje herkende zichzelf in de driftige hoofdpersoon. Hierdoor ontstond er een gesprek over een onderwerp dat anders nog niet bespreekbaar zou zijn geweest. Ouders en kinderen kunnen samen praten over het verhaal, de plaatjes bekijken en steeds weer iets nieuws ontdekken. Zo wordt lezen meer dan voorlezen alleen: een belevenis voor kind én voorlezer.’ | |
[pagina 59]
| |
Kimioboeken onder de loepNaast herkenbaarheid zijn het gebruik van rijm en het uitlokken van interactie de belangrijkste kenmerken van Kimioboeken. Bij het bekijken van de fondslijst van Kimio springt één naam onmiddellijk in het oog, die van schrijfster Betty Sluyzer (1953), die dit jaar haar vijfentwintigste Kimio peuterboek Tellen met Muis Jelle uitbrengt. Zij is met andere woorden een echte huisauteur.Ga naar voetnoot8. De belangrijkste kenmerken van Kimioboeken zijn onmiskenbaar in haar verhalen terug te vinden. In haar boeken worden ogenschijnlijk kleine gebeurtenissen avonturen waarbij een heleboel te zien en te ontdekken valt. Hoofdpersoon Tijn uit het peuterboekje Tijn op de fiets (1996) kijkt zijn ogen uit tijdens het fietstochtje naar het huis van zijn opa en oma. Voor op de fiets bij zijn moeder ziet hij een auto, een vrachtwagen, een vliegtuig, een boot en een trein. Samen met zijn moeder geeft hij de dingen die hij ziet een naam: ‘Tijn wijst. “Wat zie je?” vraagt mama. “O ja, een vliegtuig”’. Ook in het later verschenen Tijn in de winkel (1999) is het boodschappen doen met mama een belevenis: Tijn mag helpen met het pakken van de boodschappen - zo zoekt hij een rol lekkere koekjes uit - en hij raakt heel even zijn moeder kwijt. Het verhaal zelf wordt slechts in enkele zinnen verteld. Toch nodigt het boekje uit om nog eens voor te lezen: de pagina's zijn gevuld met illustraties van allerhande boodschappen die benoemd kunnen worden, van bloemkool tot hagelslag, van pindakaas tot broccoli. Bovendien is er ook een heleboel aan te wijzen in de winkel waarin Tijn en zijn moeder rondlopen: de mensen die in de supermarkt aan het werk zijn, de rekken die vol liggen met verleidelijke dingen (zoals de rol koekjes die Tijn ontdekt), en de knuffelaap die ook mee in het winkelwagentje mag. De kleine verhaallijn wordt aangevuld met illustraties, waardoor er in het boek meer te ontdekken is dan op het eerste gezicht lijkt. Zo staan er in het boek Pietepeuterklas van Betty Sluyzer en Mies van Hout (2003) onder aan de bladzijden kleine tekeningetjes die met het verhaal te maken hebben: als de kinderen in het verhaaltje en op de illustraties die het grootste deel van de pagina in beslag nemen in de bouwhoek spelen, dan zijn onder aan de bladzijden blokken getekend van verschillende vormen: vierkant, driehoek, cirkel. Zijn de kinderen op de volgende bladzijde aan het schilderen, dan zijn er onder aan de bladzijden allerlei potjes verf aan te wijzen in verschillende kleuren. Het lezen wordt hier als het ware een spel, waarmee de woordenschat uitgebreid kan worden. Is er in de boekjes over Tijn nog sprake van een echt verhaaltje - Tijn gaat | |
[pagina 60]
| |
met zijn moeder naar de winkel, ze doen boodschappen en gaan weer naar huis - in andere Kimioboekjes gaat het niet zozeer om het verhaal, maar om een spel met klanken en woorden en het vertrouwd raken met nieuwe onderwerpen. In Betty Sluyzers Wilde beestenboel (2004) passeert op iedere bladzijde een aantal verschillende dieren de revue, zoals vogels, apen, beren en minder bekende dieren zoals nijlpaarden en giraffen. Hier gaat het niet zozeer om een echt verhaaltje als om een kijkje in de dierenwereld. Ook in Billen buikje benen (2004) gaat het eerder om het ontdekken van de verschillende lichaamsdelen en de namen ervoor dan om een verhaaltje met een begin en einde: vrolijke peuters wijzen hun neus, hun ogen, hun oren aan. Een ander opvallend aspect van veel Kimioboeken is het gebruik van rijm. In veel Kimioboeken zijn rijmpjes te vinden: ‘Billen, buikje, benen. Knieën, voeten, tenen. Vingertjes en handen. Lippen, tong en tanden. Haren, ogen, oren. Een neusje recht van voren’ (Uit: Billen buikje benen). Soms zijn woorden die op elkaar rijmen in een andere kleur afgedrukt: in het boek Pietepeuterklas bijvoorbeeld worden de rijmwoorden geaccentueerd door een rode of blauwe kleur, afwijkend van de rest van de tekst. De rijmwoorden zullen veel kinderen waarschijnlijk uitnodigen om het laatste woord zelf al in te vullen. Ook in andere opzichten wordt geprobeerd de kinderen bij het verhaal te betrekken. Zo bevatten veel Kimioboeken vragen over de hoofdpersonen of over de gebeurtenissen, zodat de jonge kinderen aan de hand van de plaatjes op zoek moeten naar het antwoord. In het boek Nikki en Hondje (2005) heeft de kleine Nikki een eigenzinnig hondje dat constant zijn eigen gang gaat. Door zinnetjes als: ‘Hé, ik zie Hondje niet. Hondje, waar ben je?’ of ‘Is Hondje papa aan het zoeken?’ worden de kinderen betrokken bij het verhaal. Dit zijn vragen die sommige ouders van nature zullen stellen, maar er zijn ook ouders voor wie dit minder voor de hand ligt. Voor deze ouders kunnen de vragen in de tekst een steuntje in de rug bieden. Een variant hierop is de rol die knuffelbeesten vervullen in een aantal Kimioboeken. Zo wordt de hoofdpersoon in de boeken over Sam (Bij opa Pet en oma Jet door Elle van Lieshout, Erik van Os en Froukje Stroeve, 2002 en Beschuit | |
[pagina 61]
| |
met muisjes door Elle van Lieshout en Froukje Stroeve, 2003) steevast vergezeld door een rode knuffelmuis die een eigen leven schijnt te leiden. Op elk plaatje waarop Sam staat afgebeeld, is ook de muis te vinden die meedoet met Sams spelletjes. Het grappige is dat deze muis in beide boeken over Sam voorkomt, zowel in het eerste als in het later verschenen vervolgdeeltje. Een constante die pas opvalt bij lezing van beide boeken, maar die daardoor wel iets extra's toevoegt en daardoor uitnodigt de serie over Sam nog eens samen te bekijken, op zoek naar de rode knuffelmuis. Daarnaast zijn er ook Kimioboeken waarin huisdieren of knuffels voorkomen, zonder dat er in de tekst expliciet op hun aanwezigheid gewezen wordt. In de boeken over Sam wordt er in de tekst aandacht besteed aan de plek waar Muis zich bevindt: ‘Muis heeft ook een lekker bed. Ze slaapt in opa Pet zijn pet’ (uit: Bij opa Pet en oma Jet, 2002), in Jip is jarig van Betty Sluyzer en Pauline Oud (2002) komt op iedere bladzijde een roze worm voor, die de hoofdpersoon nieuwsgierig volgt bij het uitpakken van de cadeautjes. Hoewel het diertje op iedere bladzijde te vinden is, wordt er met geen woord over het beestje gesproken. Toch valt er genoeg over de worm te zeggen: net als de hoofdpersoon draagt hij een verjaardagskroon, hij smult van de taart en hij gluurt in de dozen die de hoofdpersoon uitpakt. Ook hier voegen de illustraties een extra dimensie toe aan het verhaal. Al wordt er in de tekst op geen enkele manier op de aanwezigheid van de worm gezinspeeld, de illustraties vertellen een tweede verhaal. Duidelijk is dat de Kimioboeken vaak meer te bieden hebben dan op het eerste gezicht lijkt. De kinderen worden op verschillende manieren bij het verhaal betrokken. Door het gebruik van rijm, vragen in de tekst en plaatjes waarop heel veel aan te wijzen en te ontdekken valt, wordt voorlezen meer dan alleen maar de bladzijden omslaan. De kinderen kunnen ook zelf dingen ontdekken of de zinnen afmaken die hun ouders voorlezen. Hierdoor wordt het voorlezen geen activiteit waarbij alleen de voorlezer in actie is, maar ook het kind. Zo wordt voorlezen een sociale activiteit en wordt de emotionele band tussen ouder en kind verstevigd. | |
Lees- en speelbrievenNaast de boeken voor dreumesen, peuters en kleuters geeft Kimio lees- en speelbrieven uit met versjes, liedjes, spelletjes en andere activiteiten die met het thema van de boeken te maken hebben. De uitgever kwam op het idee voor deze lees- en speelbrieven door vraag vanuit de kinderopvang. Van Zwieten: ‘Veel mensen die met kinderen werken, willen met een grotere groep kinderen iets met de boeken doen. Maar ook ouders vinden het handig om te weten welke mogelijkheden een boek biedt. Als uitgever reiken wij ideeën aan om op | |
[pagina 62]
| |
verschillende manieren met een boek bezig te zijn. Natuurlijk zijn de meeste mensen uit kinderopvang en peuterspeelzalen ook zelf in staat om activiteiten rondom de boeken te bedenken, maar het is wel zo makkelijk als ze ideeën krijgen aangereikt in onze lees- en speelbrieven.’ Kimio maakt deze brieven zelf, in samenwerking met de auteur en illustrator, en een medewerkster van een peuterspeelzaal. De lees- en speelbrieven geven tips om inhoudelijk op de boeken te gaan, zoals het stellen van vragen of het samen benoemen van de voorwerpen die in een boek zijn afgebeeld. Daarnaast geven de brieven ook ideeën om op een andere manier met een boek bezig te zijn. Zo bevat een aantal Kimioboeken liedjes en versjes, die samen met het kind gezongen en gelezen kunnen worden. De lees- en speelbrieven geven ideeën voor een dansje dat je met een groep kinderen op deze liedjes zou kunnen doen of voor een melodie waarop je een versje zou kunnen zingen. Ook geven de brieven suggesties voor andere activiteiten, zoals knutselen of verven. De lees- en speelbrief bij het boek Billen buikje benen van Betty Sluyzer bijvoorbeeld geeft ideeën om samen met het kind een zelfportret te tekenen of voor de spiegel te gaan staan. Hiermee bieden de Kimio lees- en speelbrieven een handvat om kinderen op verschillende manieren zoveel mogelijk bij de voorgelezen boeken te betrekken. Het spelenderwijs bezig zijn met boeken krijgt door deze suggesties een extra impuls. | |
Kimioboeken: een veelbelovend begin‘Voorafgaand aan het maken van het boek, hebben we al veel contact met kleine kinderen en hun ouders, en met mensen die met kinderen werken, om ideeën te verzamelen en inspiratie op te doen. Samen met de auteur en illustrator denken we intensief na over de inhoud van het boek voordat het wordt uitgegeven. Als het boek eenmaal klaar is, hebben we niet nog een testronde waarin we de boeken aan een aantal kinderen voorlezen voordat we ze op de markt brengen. We horen positieve verhalen over de ervaringen van ouders of mensen uit het onderwijs. Kimioboeken werken, dat blijkt wel uit de reacties.’ Door de herkenbare onderwerpen, vele illustraties en uiteenlopende mogelijkheden om samen iets met het boek te doen, beogen de Kimioboeken een veelbelovend begin te zijn voor de eerste ervaringen met geschreven taal. Niet voor niets gaf oprichtster Juliet van Glansbeek haar uitgeverij de naam van een Japanse vriendin mee: Kimio betekent zoveel als ‘hoop voor een nieuwe generatie’. En dat is precies wat de Kimioboeken willen bieden: een belofte voor de toekomst. Want voor wie vroeg ontdekt dat lezen leuk kan zijn, kunnen er nog vele werelden open gaan. |
|