Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 20
(2006)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 35]
| |||||
Van De kleine vuurtoren naar Boek en Jeugd Online: een indruk van 80 jaar jeugdboekengids
| |||||
InleidingIn 1927 verscheen voor het eerst De kleine vuurtorenGa naar voetnoot1., een jeugdboekengids die tot stand kwam op initiatief van de jeugdbibliothecaressen Saskia Lobo en Henriëtte J. Kluit. Eerder al stelde Lobo het boekje Het kinderboek 1920-1924 samen, met daarin een keuze uit vijf jaren kinderboeken, dat werd uitgegeven door het Uitgeversfonds van Bibliotheekvereenigingen. Dit boekje uit de serie ‘Leeszaalwerk’ bevatte een geannoteerde selectiejeugdboeken. De Kleine Vuurtoren werd opgericht in een poging om de boekbesprekingen van de commissies uit de diverse ‘zuilen’ in een ‘neutrale’ lijst te bundelen. Het was niet de eerste leeslijst. Al uit 1815 dateert de vermoedelijk oudste lijst van Nederlandse kinderboeken met de titel Algemeene boekenlijst, ten dienste der lagere scholen in de Noordelijke provinciën van het Koninkrijk der Nederlanden. Later stelden bibliotheken, leeszalen, uitgevers en bijvoorbeeld ook de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen dergelijke lijsten samen.Ga naar voetnoot2. | |||||
[pagina 36]
| |||||
Tussen 1927 en 1961 verscheen De kleine vuurtoren - die al snel als ‘toonaangevend’ gold - zeventien keer. Naast elf volledige gidsen kwamen er zes supplementen uit.Ga naar voetnoot3. Bij het verschijnen van de tiende uitgave in 1954 kwam de uitvoering in handen van de Commissie voor de Propaganda van het Nederlandse Boek (CPNB). Die trok zich na een aantal jaren terug. In plaats van de jeugdboekengidsen verscheen een kinderboekenkrant, ‘wat wel iets anders is natuurlijk’, aldus A.J. Moerckerken van der Meulen: Het gemis van de gids over jeugdlektuur, gericht tot ouders en andere opvoeders, was groot. Het was dan ook verheugend dat enkele uitgevers enige jaren later de productie en verspreiding van een dergelijke gids wilden overnemen als Bureau Boek en Jeugd voor de redactie kon zorgen. (Moerckerken van der Meulen in Van Wormcruyt met suycker tot jeugdliteratuur, 1973, blz. 127) Vanaf 1965 verschijnen de Boek en Jeugdgidsen jaarlijks. In eerste instantie onder verantwoordelijkheid van Bureau Boek en JeugdGa naar voetnoot4. en uitgegeven door Leopold en Ploegsma, in samenwerking met de CPNB en het Nederlands Bibliotheek en Lektuur Centrum (NBLC). In 1978 trekken beide uitgeverijen zich terug. Zij meenden dat het, door de groeiende belangstelling voor de gidsen, niet langer verantwoord was de gids door twee individuele uitgevers op de markt te brengen. Om de objectiviteit te waarborgen ligt de realisatie en exploitatie vanaf die tijd bij de CPNB in samenwerking met het NBLC. Vanaf 1995 wordt de gids uitgebracht door NBLC Uitgeverij en, vanaf 1999, door Biblion Uitgeverij. In de loop der jaren zijn de gidsen uitgebreid met diverse rubrieken: over jeugdliteratuur, adressen, nieuws en een tijdlang - voor ruimtegebrek de redactie tot opheffing noopte - specials van mensen ‘uit het vak’: leraren, auteurs, onderzoekers. In 2006 ging de gids online: op de website www.boekenjeugdgids.nl is vanaf voorjaar 2006 de informatie uit de gidsen uit 2004 en 2005 online te vindenGa naar voetnoot5.. Net als andere jaren verschenen in augustus 2006 de papieren versies van de drie gidsen, waarin een selectie is opgenomen van boeken die in het voorafgaande jaar zijn verschenen. Niet langer dus cumulatieve gidsen met naast | |||||
[pagina 37]
| |||||
recente titels een keuze uit de in voorgaande edities opgenomen, nog verkrijgbare boeken, maar jaargidsen, die acht maanden na verschijning op de website getoond worden. | |||||
DoelgroepIn de loop der jaren is er een wijziging opgetreden in de beoogde doelgroep, iets wat blijkt uit de voorwoorden of inleidingen, maar ook uit de annotaties van de boeken. Deze waren aanvankelijk kort - soms bevatten ze alleen de weergave van de inhoud - en jargon werd zo veel mogelijk vermeden, wat niet wegneemt dat er impliciet aandacht was voor bijvoorbeeld opbouw, perspectief, spanningsboog of taalgebruik. Het voorwoord van de eerste editie van De kleine vuurtoren is gericht tot ‘ouders en kindervrienden’. Men wilde opvoeders helpen ‘het goede van het middelmatige te kunnen scheiden’. In de editie van 1954 staat dat de gids bedoeld is voor ‘alle ouders, grootouders en opvoeders, die met zorg een kleine collectie goede jeugdboeken voor hun kinderen of kleinkinderen samenstellen.’ In 1958 lijkt de doelgroep zich te hebben uitgebreid. De redactie maakte een keuze ‘ten behoeve van jeugdleeszalen, school-, club- en andere bibliotheken.’ Als in 1965 de eerste gids Boek en Jeugd verschijnt, richt deze zich op ‘ouders, onderwijzers - kwekelingen niet te vergeten -, jeugdleiders en al die anderen, die met kinderen werken of gaan werken.’ Kinderen of jongeren zelf worden tot dan toe niet genoemdGa naar voetnoot6.. Hoewel nadrukkelijk wordt aangegeven dat de gidsen worden samengesteld voor jongeren, zijn zij niet de groep die in de gidsen wordt aangesproken. Dat gebeurt voor het eerst in 1968. Dat jaar wordt de gids ingeleid door Dr. M.A.M. Klompé, minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk. Zij schrijft in haar aanbeveling dat de gids een hulpmiddel is bij het zoeken naar goede jeugdlectuur. De jonge mens, ongeacht of hij nu een leerzaam boek dan wel een boeiend ontspanningsverhaal wil lezen, heeft het recht bewust een eigen keuze te maken. Hij kan in deze gids zijn gang gaan. Maar dat geldt ook voor de onderwijzer, leraar, bibliothecaris, ouder of iedere volwassene, die zich omtrent het aanbod van goede jeugdliteratuur op de hoogte moet of wil stellen. Ook hij kan hier terecht. (Dr. M.A.M. Klompé in Boek en Jeugd, 1968) | |||||
[pagina 38]
| |||||
Hugo Raes, die in 1972 een uitgebreid voorwoord verzorgt, eindigt met de volgende aanduiding van de beoogde doelgroep: Ik acht bijgevolg al wie of wat de jeugd in haar lectuur helpt, leidt, raad geeft, levensbelangrijk! Dat deze jaarlijkse uitgave ‘Boek en Jeugd’ daarin voorop gaat is uniek en bewonderenswaardig. Dit boekje zou bestendig zijn vast hoekje in de etalage van elke boekhandel moeten hebben, in elke klas aanwezig moeten zijn, in elke bibliotheek, in elk jeugdcentrum of jeugdclub, in elk cultureel centrum. (Hugo Raes in Boek en Jeugd, 1972) Tonke Dragt doet er in haar inleiding in 1973 nog een schepje bovenop: Ik zou wensen dat Boek en Jeugd niet alleen in bibliotheken, leeszalen, scholen, clubhuizen, boekhandels aanwezig zijn, maar overal waar kinderen in de buurt zijn, ook in gezinnen. Ik zou willen dat elk exemplaar zo spoedig mogelijk ezelsoren, strepen, kruisjes en uitroeptekens krijgt, die door de jeugd zelf worden aangebracht: ‘Dit boek wil ik lezen, en dit, en dit...’ (...) En hier is een goede gids, voor jongeren en volwassenen samen. (Tonke Dragt in Boek en Jeugd, 1973) In 1989 verschijnt een nieuwe ondertitel op het omslag: ‘een onmisbare leidraad voor iedereen die zich bezighoudt met kinderen en boeken’. In het woord vooraf signaleert de redactie een verandering: ‘Aanvankelijk vooral gericht op het gezin, wordt de gids meer en meer in het onderwijs gebruikt.’ Daarnaast vraagt het steeds groter wordende aanbod een nieuwe, betere indeling, met een leeftijdsaanduiding voor alle rubrieken, die het onderwijs volgt: voor school (tot 4 jaar), onderbouw (tot 9 jaar), bovenbouw (tot 12 jaar) en voortgezet onderwijs (12 jaar en ouder). Ook speciaal voor het onderwijs is het onderwerpsregister (aanwezig vanaf 1977) fors uitgebreid. Naast verhalende boeken, zijn nu ook de informatieve boeken daarin verwerkt. In 1996 worden ingrijpende veranderingen aangekondigd: de gids barst uit zijn jasje en kan in de huidige omvang niet meer verschijnen. Besloten wordt met ingang van 1997 een jaargids te maken, met uitsluitend titels die in het voorgaande jaar zijn verschenen. De gids '95/'96 zou de laatste cumulatieve gids zijn, de basisgids, die de gebruiker dient te raadplegen voor oudere boeken. Toch blijkt deze inperking niet voldoende en in 1998 verschijnen twee gidsen: een voor baby's, peuters en basisschoolkinderen, en een voor het voortgezet onderwijs. Beide gidsen zijn opnieuw basisgidsen, met nieuwe en oudere | |||||
[pagina 39]
| |||||
titels; verkrijgbaarheid is daarbij een criterium voor opname in de basisgids. Het is naast de grote belangstelling vanuit het onderwijs, ook het veranderende aanbod dat tot deze beslissing heeft geleid: Met ingang van schooljaar 98/99 is het zover: de zogenoemde Een aparte gids voor het voortgezet onderwijs kon niet langer op zich laten wachten: Om zicht te krijgen op het aanbod van middelen om jongeren (weer) tot lezen te krijgen en op boeken van diverse leesniveaus die aansluiten bij hun belangstelling, was de aanleiding om een speciale leesgids voor docenten in het voortgezet onderwijs te maken.De volgende afsplitsing vond in 1999 plaats, met de verschijning van de eerste Peuterboekengids: (...) een speciale gids voor ouders en leid(st)ers in kinderopvang en peuterspeelzaal. De jongste groep is met ingang van dit jaar losgemaakt van de inmiddels alom bekende gids Boek en jeugd voor kinderen van 0 tot 12 jaar. Voorlezen in de voorschoolse periode neemt een steeds belangrijkere plaats in, thuis, maar vooral in de | |||||
[pagina 40]
| |||||
kinderopvang. Wij denken met deze nieuwe gids tegemoet te komen aan de vraag naar een speciale gids voor de voorschoolse periode, waarin, naast annotaties van boeken voor baby's en peuters, ook praktische tips en verwerkingssuggesties zijn opgenomen. Wij hopen dat de leiding in de kinderopvang, maar ook de ouders het daarmee makkelijker wordt gemaakt tot een overwogen boekselectie te komen. (Wilma van der Pennen en Julienne van den Heuvel in Peuterboekengids, 1999) De toen kersverse hoogleraar jeugdliteratuur Helma van Lierop-Debrauwer schrijft voor deze nieuw gids een inleiding: In de jaren twintig was De Kleine Vuurtoren één van de vele lijsten waarvan leerkrachten gebruik konden maken bij het kiezen van het juiste boek voor hun leerlingen, vandaag de dag is de gids Boek en Jeugd één van de belangrijkste bronnen op basis waarvan leerkrachten en anderen die werken met kinderen hun boekenkeuze baseren. Terecht merkt Van Lierop-Debrauwer op dat deze indeling in drie aparte gidsen het de gebruiker soms moeilijk maakt. Maar: Dat betekent echter niet dat de gebruikers van de gidsen zich strikt aan de getrokken leeftijdsgrenzen hoeven te houden. Immers, kinderboeken hebben, zoals de jury van de Woutertje Pieterse Prijs in 1991 terecht heeft opgemerkt, geen bovengrens in leeftijd, net zomin als er voor literatuur een ondergrens valt aan te wijzen. De overzichtelijke structuur en heldere annotaties maken het mogelijk dat iedere gebruiker vanuit de eigen informatiebehoefte zijn of haar weg in de gids kan vinden. De huidige gidsen richten zich uitsluitend op volwassenen. Onderwijsgevenden, bibliothecarissen, maar natuurlijk ook ouders, opvoeders en andere belangstellenden kunnen daarnaast vanaf voorjaar 2006 terecht op de website Boek en Jeugd Online (in de wandelgangen BJO genoemd). Voor kinderen en jongeren is er het Kinderboekenplein en het Jeugdboekenplein, waarop een op hen gerichte annotatie van een selectie boeken te vinden is. BJO en Leesplein, waarvan beide eerder genoemde pleinen een onderdeel zijn, putten uit dezelfde database. Het is dan ook de bedoeling in de toekomst alle titels die op BJO worden getoond, maar nog niet op Leesplein, te voorzien van een zogeheten Leespleinannotatie, speciaal gemaakt voor de jonge doelgroep. | |||||
[pagina 41]
| |||||
SelectiecriteriaIn lang niet alle gidsen staat een verantwoording van of toelichting op de keuze die werd gemaakt. Een ding stond wel altijd vast: de gidsen werden en worden samengesteld door een onafhankelijke redactie, zonder commerciële doeleinden. En hoewel er tijden zijn geweest dat de gidsen uitgeversreclame bevatten of in coproductie werden uitgegeven, stond het de redactie altijd vrij een mening ongecensureerd op papier te zetten. De markt speelde geen rol bij het selecteren, maar wat dan wel? De eerste editie van De kleine vuurtoren bevat een kort voorwoord, waaruit de intentie van de samenstellers (Henriëtte J. Kluit en Saskia Lobo) kan worden afgeleid: Wij zochten naar die boeken, die voor het kind een prettig bezit zijn, die dus voldoen aan eischen door de ouderen èn door de jeugd eraan gesteld. Door een korte toelichting of beoordeling is getracht een indruk van ieder boek te geven. Hierbij is hoofdzakelijk aan den inhoud van het boek gedacht; mededeelingen omtrent illustraties en uitgave, (de rubriek prentenboeken uitgezonderd), moesten achterwege blijven. (De kleine vuurtoren, 1927) Een jaar later verschijnt het eerste supplement. De redactie (de dames Kluit en Lobo) merkt dan op: Nooit was het de bedoeling alleen de allerbeste boeken op te nemen. Atijd zal er wel meeningsverschil blijven over de beantwoording der vraag: ‘Welke jeugdboeken zijn de beste?’ De meeningen der volwassenen echter, hoe onderling verschillend ook, zijn, vergeleken met die der jeugd, veelal sterk afwijkend. Recensenten die van boven af oordelen, zijn hieraan mede schuldig. Opvoedkundige, zedelijke en kunstzinnige motieven moeten gelden, getoetst aan de uitkomsten der praktische psychologie. De kleine vuurtoren uit 1954 werd samengesteld ‘geheel in dezelfde geest als voorheen, dus een verantwoorde keuze uit de gehele Nederlandse jeugdliteratuur.’ Wat daaronder precies moest worden verstaan, wordt niet toegelicht. Wel | |||||
[pagina 42]
| |||||
is duidelijk dat de redactie geheel bestaat uit bibliothecarissen, die, mag men aannemen, naast literaire en esthetische ook pedagogische criteria hanteerden. In die jaren werden protestantse en rooms-katholieke jeugdboeken nog beoordeeld door aparte redacteuren: ‘twee directrices van Chr. en R.K. Openbare Leeszalen, die beiden de verantwoording op zich namen voor de speciaal aan hen toevertrouwde jeugdboeken van Prot. Chr. en R.K. uitgevers.’Ga naar voetnoot7. Vanaf 1965 is er niet langer sprake van een aparte redactie voor christelijke of katholieke publicaties. Wel zijn (tot in de jaren negentig) de kinderbijbels van alle gezindten nog door een aparte redacteur beoordeeld. In de Boek en Jeugdgids worden in de jaren vijftig, zoals in De kleine vuurtoren eerder al gebeurde, een kleine selectie van jeugdboeken in de Friese taal opgenomen. Deze selectie wordt door een deskundige buiten de redactie aangeleverd. In de toelichting op de inhoud vermeldt de redactie uit 1954 (zie voetnoot 7) welke maatstaven gelden bij de keuze van de boeken: De jeugdboeken bij uitnemendheid, die dus aller aandacht waard zijn. Jeugdboeken, die wel-is-waar niet in alle opzichten aan te bevelen, doch wel verantwoord zijn en door de jeugd gaarne gelezen worden. Waar het aantal van dit soort zeer groot is, moest een keuze gemaakt worden. De redactie haast zich te melden dat boeken die niet zijn opgenomen zonder meer af te wijzen zouden zijn. Er moest echter een keuze worden gemaakt. Bovendien gold het criterium van de verkrijgbaarheid: veel goeds bleek ‘helaas weer, of nog, uitverkocht’ en kon om die reden niet in de gids vermeld worden. De redactie voegt daar aan toe: Met nadruk moge hier nog worden gewezen op het feit dat veel lezen dikwijls vluchtig en slordig lezen in de hand werkt, waarbij zich een zekere schuwheid ten opzichte van geestelijke inspanning voordoet. De vele verhalen vol sensationele spanning, met of zonder dito illustraties, | |||||
[pagina 43]
| |||||
werken een leesluiheid in de hand, waarvan het gevaar niet te onderschatten is. Te veel wordt op niet-verantwoorde, ongezonde wijze aan het op zichzelf gezonde verlangen naar spanning en verstrooiing tegemoet gekomen. Ook al kan de volwassene zelf hiervan zonder schade genieten, men bedenke toch dat de jeugd zeer ontvankelijk is en dat de indrukken, in de jonge jaren, dikwijls doorwerken tot ver in de volwassenheid. Dat er altijd flink geselecteerd moest worden, blijkt iets van alle tijden. In de editie van 1958 verzuchtte de toenmalige redactieGa naar voetnoot8.: Ook dit jaar was het aantal uitgaven groot, en bezorgd vragen wij ons dikwijls af, of het nodig is, dat er steeds zoveel nieuwe kinderboeken verschijnen. Men zou haast gaan denken dat een boek, dat enkele jaren, in het gunstigste geval een generatie, is meegegaan, minder waard is geworden. Dit mag dan ten dele opgaan voor uitgaven van populair-wetenschappelijke aard, voor die met werkelijke innerlijke waarden gaat het niet op, ook niet wanneer de uiterlijke omstandigheden veranderd zijn. Dat laatste kan juist voor de jeugd aantrekkelijk zijn. En: Van harte hopen wij dan ook dat ‘De kleine Vuurtoren’ 1958 een goede gids mag blijken door het zo overbevolkte jeugdboekenland. (Voorwoord De kleine vuurtoren, 1958) | |||||
[pagina 44]
| |||||
In 1961 verschijnt er een supplement, waarin de redactie met nadruk kenbaar maakt een keuze te hebben gemaakt. Daarbij is zoveel mogelijk getracht ‘rekening te houden met alle factoren, die voor de vorming en de ontspanning van de Nederlands lezende jeugd van waarde zijn. Niettemin wordt er met klem bij ouders en opvoeders op aangedrongen bewust te kiezen, met en voor hun kinderen. Want uiteindelijk is het toch zo, dat het aanbod mede door de vraag wordt bepaald. Hoe hoger eisen de koper stelt, hoe hoger ook het niveau van de productie zal moeten komen te liggen.’ (Voorwoord De kleine vuurtoren, 1961) In 1965 verschijnt, na een onderbreking van een aantal jaren, de eerste gids Boek en Jeugd. In het voorwoord wordt vermeld dat het samenstellen van deze gids een moeilijke en dankbare taak was: Een moeilijke taak, omdat men met groot verantwoordelijkheidsgevoel moest wikken en wegen over al of niet opnemen. Een dankbare taak, omdat het voldoening geeft op deze wijze een zo ruim mogelijke keuze van jeugdboeken onder de aandacht van vele mensen te kunnen brengen. (J.R. Wolf in Boek en Jeugd, 1965) De eerste gidsen Boek en Jeugd - ook nu verschenen cumulatieve gidsen en supplementenGa naar voetnoot9. - noemen geen concrete selectiecriteria. De gids van 1977 onder eindredactie van Mara Piek-van SlootenGa naar voetnoot10. bevat als eerste een verantwoording. Nadat sinds 1965 de ‘Boek en Jeugd’ gids in min of meer ongewijzigde vorm verschenen is, vroeg deze uitgave nu om enige bezinning. Bij een steeds toenemende boekproduktie hebben wij gemeend selectiever te werk te kunnen gaan en ons te moeten beperken tot het signaleren van die boeken die voor een kind een bezit kunnen vormen. | |||||
[pagina 45]
| |||||
welke uitmaken of een boek een ‘bezit’ kan zijn of niet. Bij de informatieve lectuur is het vooral de informatieve waarde die telt. In de verantwoording bij de gids '79/'80 meldt Andries Oldersma, gemeentelijk inspecteur van het onderwijs in Amsterdam en lid van de dat jaar ingestelde redactieraad, dat er een discussie op gang is gekomen over de uitgangspunten. Men was zich meer dan ooit bewust van de steeds groeiende belangstelling voor de gidsen bij een groot publiek. Moet het criterium, uitgangspunt, voor opname een louter literaire zijn? Of een louter pedagogische? Of een mengvorm? Of geen van beide? Of een synthese van beide? En dan rollen over tafel: eisen te stellen aan het taalgebruik, het mens- en maatschappijbeeld dat wordt opgeroepen, rolpatronen, de functionaliteit en de beeldende kwaliteit van de illustraties en wat al niet. De gebruiker wordt nog een jaartje in spanning gehouden. Maar over één uitgangspunt zijn redactie en redactieraad het eens: De gids moet boeken vermelden, die zich in één of meer opzichten ten gunste, en dat is al weer een subjectieve term, onderscheiden. Of, anders geformuleerd, boeken die meer bieden dan leesvoer dat zich kenmerkt door clichéverhalen met een sjabloonachtige opzet. (...) Uiteraard met als blijvend doel het leesplezier van de kinderen op peil te houden of te stimuleren. In de gids van een jaar later is er dan de reeds door Oldersma beloofde verantwoording. Onder de kop ‘Een aanzet tot verantwoording’ lost de redactieGa naar voetnoot11. haar belofte in. | |||||
[pagina 46]
| |||||
Om te komen tot een korte bruikbare omschrijving (annotatie) is het nodig een aantal uitgangspunten te noteren: In de jaren daarna verandert er weinig aan deze uitgangspunten, al heet de bij punt 7 genoemde hamvraag vanaf '83/'84 ‘conclusie’ en kreeg deze een nieuwe invulling: | |||||
[pagina 47]
| |||||
Wat maakt dit boek de moeite waard? Op welk van de bovengenoemde aandachtspunten willen wij het boek aanbevelen voor de individuele lezer, bepaalde groepen of in bepaalde situaties? In de gids '84/'85 worden de uitgangspunten opnieuw geformuleerd, maar inhoudelijk zijn er dan geen (grote) wijzigingen. De jaren daarna ontbreekt de verantwoording soms, andere keren keert hij vrijwel ongewijzigd terug. De gids '88/'89Ga naar voetnoot12. vat de criteria kort en bondig samen: (...) de keuze van de titels in de gids blijft een zaak van afwegen. Taalgebruik, vertaling eventueel, en opbouw hebben grote aandacht, originaliteit of belang van het onderwerp eveneens. Ook de uitvoering, illustraties en boekverzorging nemen een belangrijke plaats in. Al die factoren samen, met de bruikbaarheid en vooral het plezier wat er aan beleefd kan worden, bepalen de uiteindelijke keuze van een boek. Later wordt naast originaliteit ook humor genoemd. Ook deden nieuwe media hun intrede: bij de cd-rom gold als criterium het informatieve/educatieve gehalte en de gebruiksvriendelijkheid. | |||||
Boek en Jeugd OnlineIn de loop der jaren heeft de gids, ondanks grote waardering van gebruikers, het moeilijk gekregen. Er was een zekere mate van concurrentie op het internet: veel uitgevers openden een eigen website en voor een aantal mensen is het voldoende alleen kennis te nemen van de inhoud van een boek. Ook brochures als de Kinderboekenmolen en de onlangs opgeheven SYPRABgids - hoewel die uitsluitend uitgeversinformatie bevatten - droegen mogelijk bij aan teruglopende verkoopcijfers. De publicatie van de gidsen bleef mogelijk, dankzij een jaarlijkse subsidie van de Vereniging van Openbare Bibliotheken. De Vereniging besloot in 2005 de subsidie voortaan aan te wenden voor het online zetten van de gidsen. Een startsubsidie van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) maakte het mogelijk een database te bouwen, waarin inmiddels bijna 3200 titels zijn opgenomen. Deze database zal jaarlijks worden uitgebreid met titels uit de meest recente papieren versie (met een wachttijd van 8 maanden). | |||||
[pagina 48]
| |||||
De criteria voor opname in de papieren versie en daarmee op BJO zijn niet veranderd. Op de site worden onder de knop ‘Over de Boek en Jeugd Gids’ de criteria genoemd: Het gaat daarbij om de mooiste, leukste of meest bruikbare titels uit het grote aanbod van kinder- en jeugdboeken. Daarbij houdt de redactie vooral het lees- en kijkplezier voor ogen van kinderen van allerlei aard en met allerlei belangstelling. Bij het maken van de keuze spelen diverse factoren mee: Met de komst van BJO kan de redactie in de toekomst iets ruimhartiger selecteren. Toch is het nadrukkelijk niet de bedoeling van de gids, die toch een wegwijzer (een ‘vuurtoren’) moet zijn, een complete catalogus te maken. Het bieden van (gewogen) selectie moet de kracht blijven van BJO. | |||||
MensenwerkOp diverse plekken wijzen de verschillende redacties op het feit dat naast de ‘harde’ criteria er toch altijd ook sprake is van persoonlijke invloeden. In de eerder geciteerde ‘aanzet tot verantwoording’ (Boek en Jeugd, '80/'81) schrijft de redactie:Ga naar voetnoot13. Voor we de aandachtspunten vermelden, willen wij, wellicht ten overvloede, graag kwijt, dat ook het beoordelen van kinderboeken mensenwerk is. Ook al gebeurt dat beoordelen nog zo zorgvuldig, de | |||||
[pagina 49]
| |||||
eigen opvattingen, smaak en wat al niet van de beoordelaar zijn nu eenmaal niet weg te poetsen. De beoordelingen zijn zo objectief mogelijk, maar ‘bij het beoordelen van boeken valt de persoonlijke smaak nu eenmaal niet weg te denken.’ (Boek en Jeugd, '87/'88) En: ‘overleg binnen het redactieteam zorgt ervoor dat naar ieders smaak iets te vinden is’ (Boek en Jeugd, '89/'90), of: ‘door overleg binnen het team proberen wij bij die keuze - binnen de grenzen van het acceptabele - rekening te houden met diverse smaken, inzichten en belangstellingssferen.’ (Boek en Jeugd, '93/'94) Wij, de huidige redactie, zouden hier ook nog tijdsinvloeden willen toevoegen. Soms wordt een boek in de gids opgenomen, dat jaren daarvoor in de doos van afgewezen titels zou zijn beland. Net als het feit dat ieder boek min of meer zijn eigen criteria oproept (een boekje voor het leesonderwijs vraagt nu eenmaal een andere benadering dan een adolescentenroman), zo brengt ook iedere tijd nieuwe inzichten. Een recent voorbeeld is de hype aan chicklit, een modern soort meisjesboeken die naast het breed uitventen van puberleed gekenmerkt worden door terugkerende vormaspecten (dagboekaantekeningen, brieven, e-mails e.d.). Je kunt om een dergelijke hype niet heen als redactie, net zo min als je - we noemen maar wat - Harry Potter kunt negeren of een slechte Carry Slee onbesproken laten. De gebruiker zoekt naar titels/auteurs die om heel diverse redenen bij iedereen bekend zijn. Alleen daarom worden deze boeken wel opgenomen, zij het vaak met een kritische kanttekening. In een bespreking van de gidsen merkte Haagsche Courant-recensent Erick Kila op: Dat de redactie niet meekabbelt met de stroom bewijst de bespreking van Carry Slee's Razend. En hij citeert vervolgens uit de gids een stukje over deze titel: Dat de lezers dit negatieve wereldbeeld herkennen en waarderen stemt treurig! Geschreven op de manier zoals jongeren verondersteld worden te communiceren: veel herhaling in de uitdrukkingswijze, slang en grammaticale onjuistheden, ook in de niet-dialogen. De manier waarop de problematiek is uitgewerkt is ongeloofwaardig. In feite laat de auteur haar lezers flink in de kou staan! (Haagsche Courant, 30-10-2001) | |||||
[pagina 50]
| |||||
En wat moet je als redactie met een boek dat kort na de gevangenneming van Marc Dutroux verhaalt over ontvoering en misbruik (en dat voor zeer jonge kinderen)? Of met een boek dat aankomend jaar tot de zogeheten kerntitels van de Jonge Jury behoort, maar dat naar de smaak van de redactie een probleem ongenuanceerd benadert. In dit verhaal vermoordt zelfs de hoofdpersoon - zonder blikken of blozen of spijt of berouw achteraf - een van de andere personages
(alleen om het maagdenvlies te kunnen herstellen en zo eerwraak te voorkomen). Moet zo'n boek genegeerd, of opgenomen, maar dan met een ‘waarschuwing’? De redactie probeert zich te beperken tot goede boeken en verantwoorde middelmaat. En soms neemt de redactie een slecht boek op, juist om te waarschuwen. In 1998 schreven we op verzoek van het tijdschrift Leesgoed onze geloofsbrieven, dit naar aanleiding van het Tilburgse symposium over normen en waarden in de jeugdliteratuur. Omdat onze uitgangspunten onveranderd zijn en we het niet mooier kunnen zeggen dan toen, geven we hier een verkorte versie van die tekst. Wie recensies schrijft voor een krant of tijdschrift kan een selectie maken zonder zich iets te hoeven aantrekken van representativiteit, receptie of bruikbaarheid. U begrijpt, we chargeren enigszins, ter wille van de duidelijkheid. Zo'n recensent kan kiezen wat aanspreekt of juist niet aanspreekt, schrijven waarom het nieuwste boek van X zo tegenvalt, reageren op trends etc. Een boek kan gezien worden als literair object, gelegd worden langs de literaire meetlat; een hoge score rechtvaardigt een bespreking, die geheel vanuit literaire beoordelingscriteria kan worden onderbouwd. Natuurlijk beseffen de meeste recensenten dat een boek, dat bedoeld is voor kinderen, wellicht op meer punten bekeken kan of moet worden. In dat geval wordt meestal melding gemaakt van de geschiktheid en de te verwachten reacties. Of wordt er iets gezegd over de illustraties, vaak in esthetische zin, maar ook wel over hun relatie tot de tekst. | |||||
[pagina 51]
| |||||
of worden alle criteria overboord gegooid om uitsluitend boeken te omhelzen die ‘kinderen graag lezen’. | |||||
[pagina 52]
| |||||
bij aan de esthetische opvoeding, leert het het kind anders tegen dingen aankijken, kan het bijdragen greep te krijgen op zichzelf, op de wereld, kweekt het begrip voor andere standpunten, levenswijzen, godsdiensten...? Biedt het boek stof tot discussie? En - omdat we heel goed de zon in het water kunnen zien schijnen - zijn er lezers die misschien niet zoveel eisen stellen, en die gewoon plezier kunnen beleven aan het boek? | |||||
[pagina 53]
| |||||
ten? De zoenen-, griffel- en penseeljury's wordt vaak eenzijdigheid in deze verweten. Toch komt het ons voor dat onder de bekroonde boeken zich nooit boeken bevinden van een moreel volstrekt verwerpelijke inhoud. Ook deze jury's (...) hanteren wel degelijk (onbewust) morele criteria. Zijn er werkelijk boekbeoordelaars die geen enkele rekening wensen te houden met een eventuele tere kinderziel, en een boek uitsluitend als literair object beschouwen? Misschien, maar het lijken ons uitzonderingen/zonderlingen. Vormt de beoordeling van kinder- en jeugdliteratuur een uitzondering op die van de literatuur voor volwassenen, waarin geen rekening zou worden gehouden met de ‘tere mensenziel’? Met andere woorden, wordt bij het beoordelen van volwassenenliteratuur dan geen rekening gehouden met de strekking? Beoordeelt een recensent van ‘grote-mensen-boeken’ niet vanuit zijn eigen normen- en waarden? Het zal u niet verbazen dat dat ons een onmogelijke zaak lijkt. Saskia Lobo merkte in 1924 in haar inleiding bij Het kinderboek 1920-1924 al op: Er werd niet naar volledigheid, maar ook niet naar een strenge selectie gestreefd. In de praktijk hebben wij rekening te houden met den middelmatigen lezer, die m.i. door een volledige lijst van boeken evenzeer wordt afgeschrikt als door een keur van boeken, welke vèr boven en buiten zijn gedachten- en gevoelswereld liggen. Woorden die de huidige redactie van harte onderstreept. | |||||
Tot slotDe kleine vuurtoren en de gids Boek en Jeugd spelen met een korte onderbreking vanaf 1927 een belangrijke rol als hulp in de selectie van boeken voor kinderen. Was De kleine vuurtoren aanvankelijk vooral bedoeld voor (groot)ouders en andere opvoeders, de gidsen Boek en Jeugd evolueerden tot een van de belangrijkste boekselectoren voor onderwijs en bibliotheek. De gids mag na 80 jaar een ‘instituut’ worden genoemd, waaraan in het verleden vele bekenden uit het kinderboekenvak hun steun hebben betuigd. Er zijn inleidingen van kinderboekenschrijvers (naast de eerder genoemde Tonke Dragt | |||||
[pagina 54]
| |||||
zijn dat onder anderen Paul Biegel, Guus Kuijer, Mischa de Vreede en Henk van Kerkwijk) coryfeeën uit het (kinder)boekenvak (we citeerden al Helma van Lierop en Hugo Raes, maar ook Lea Dasberg deed haar zegje) en er waren specials van bijvoorbeeld Ruud Kraaijeveld en Margriet Chorus. We zeiden het al, uit ruimtegebrek zijn deze mooie extra's komen te vervallen. Waaruit voorzichtig de conclusie getrokken mag worden dat velen de gids nog steeds een warm hart toedragen, is het feit dat er nog nooit een illustrator is geweest die niet is ingegaan op het verzoek de illustraties van de gidsen te verzorgen. En er zijn schitterende illustraties gemaakt sinds 1982, toen het fotoomslag plaats maakte voor het werk van afwisselend Nederlandse en Vlaamse illustratoren. Dick van der Maat opende de rij, gevolgd door Jenny Dalenoord, Thé Tjong-Khing - hij liet een bonte stoet kinderboekfiguren opdraven - en veleanderen, waaronder recentelijk Fleur van der Weel, Erica Cotteleer, Klaas Verplancke en Wim Hofman. Jan Jutte tekende de illustraties van de gids uit 2004. Hij is al jarenlang de ‘huisillustrator’ van Leesplein en nam ook de illustraties van BJO voor zijn rekening. Hij tekende voor de openingspagina een kluitje boeken, waaruit hulpzoekend een vlaggetje steekt. En daarmee heeft hij de essentie van de gids uitmuntend verbeeld! | |||||
Literatuur
|
|