| |
| |
| |
Symposium Tilburg 2007: Oordelen op maat: Een kwestie van vraag en aanbod
17 januari 2007
Dagprogramma
09.30 - 10.00 |
Aankomst, koffie/thee |
10.00 - 10.15 |
Welkom |
10.15 - 10.55 |
Plenaire lezing door Pieter Steinz |
10.55 - 11.10 |
Uitreiking Boerlageprijs |
11.10 - 11.30 |
Koffie-/theepauze |
11.30 - 12.30 |
Keuzeprogramma, eerste ronde |
|
12.30 - 13.30 |
Lunch |
|
13.30 - 14.30 |
Keuzeprogramma, tweede ronde |
14.30 - 15.30 |
Keuzeprogramma, derde ronde |
15.30 - 15.45 |
Koffie-/theepauze |
15.45 - 17.00 |
Uitreiking E. du Perronprijs, gevolgd door ‘De ankers van de multiculturele samenleving’: voorlezen en debatteren door laureaten van de E. du Perronprijs |
17.00 - 17.45 |
Borrel |
| |
Programma
Plenaire lezing
Pieter Steinz (chef bijlage Boeken van NRC Handelsblad), Selectie &cetera - de wereldliteratuur door de passe-vite
Thema 1: De voor- en vroegschoolse leeftijd
Karen Ghonem-Woets en Coosje van der Pol (onderzoekers Universiteit van Tilburg), De leerzaamheid van prentenboeken
Margriet Chorus (onderzoeker, recensent, redacteur) en Lea Kessels (jeugdbibliothecaris, adviseur leesbevordering), Wat is een goed boek voor mijn kind?
Jan Jutte (auteur, illustrator), Het mooie neusje en het verhaal
| |
| |
Thema 2: De basisschool
Margareth van Kleef (orthopedagoge), Kinderboeken zijn een uitdaging. Reflectie op de keuze en de rol van kinderboeken bij stimulerende lees- en schrijfactiviteiten
Gerard Meijer (coördinator leesbevordering PBC Drenthe), Op weg naar een doorgaande leeslijn school-bibliotheek-gemeente
Annemarie Bon (auteur), Over een hoer en een boer en de kunst van het loslaten
Thema 3: VMBO
Jentine Land (onderzoeker Universiteit Utrecht), Goede studieteksten voor vmboleerlingen
Ger van Hoek (hoofdredacteur, auteur van onderwijsmateriaal), Leerstofgericht of leerlinggericht literatuuronderwijs?
Marian van der Heiden (auteur), Tegen de stroom in durven roeien
Thema 4: HAVO/VWO
Tanja Janssen (onderzoeker Universiteit van Amsterdam), Vragen stellen in de literatuurles: een onderzoeksproject
Rob Bruijnzeels (hoofd beleidsafdeling van de Vereniging van Openbare Bibliotheken), De rivier is een stroom van water, een stroom van boeken en mondt uit in de Boekenzee
Theo Hoogstraaten (auteur), Leesplezier als drijfveer
Thema 5: Vormen van kritiek
Lieke van Duin (publicist, vertaler, redacteur), Smaak of oordeel? Recensie of column? Kinderboekrecensies in dagbladen
Inger-Marije Bos (redacteur jeugdboeken NBD/Biblion), Onderscheiden, schiften, vonnissen, beoordelen, verklaren: recensie versus recensie
Harm de Jonge (auteur, recensent), Oordelen en beoordeeld worden
Thema 6: De actualiteit van Du Perron
Kees Snoek (hoogleraar Nederlandse letterkunde en cultuurgeschiedenis, Sorbonne Universiteit, Parijs), E. du Perron, Indische jongen, Europees intellectueel
Piet Mooren (onderzoeker Universiteit van Tilburg), In naam van E. du Perron. Geschiedenis van een prijs
Kader Abdolah (auteur), De aankomst van de balling
| |
| |
| |
Inschrijving
Inschrijving is mogelijk door inzending van een inschrijfformulier of via mail. U kunt een bijdrage in de kosten overmaken op giro 2386602, t.n.v. UvT, FCC-congres, code 8600.W401. De bijdrage bedraagt € 40,- voor fulltime studenten (HBO en universiteit, onder vermelding van studentkaartnummer) en € 115,- voor anderen. Deze bijdrage is inclusief het themanummer van Literatuur zonder leeftijd en de symposiumbundel. Om eventuele problemen te voorkomen, verzoeken wij u bij betaling duidelijk de naam van de deelnemer te vermelden. Op het symposium zal u een lunch worden aangeboden. U wordt verzocht u persoonlijk voor één van de zes thema's in te schrijven en de deelnemersbijdrage te voldoen vóór 5 januari 2007. Documentatie wordt daarna toegezonden. Vanwege de op dat moment reeds gemaakte kosten en gedane reserveringen die bij de organisatie in rekening worden gebracht, wordt bij afmelding ná 5 januari 2007 en bij afwezigheid zonder bericht, een bedrag van € 60,- in rekening gebracht. Voor nadere informatie:
Lauraine Sinay en Femke Wieme, Faculteit Communicatie en Cultuur, opleiding Algemene Cultuurwetenschappen,
Postbus 90153
5000 LE Tilburg
Tel. 013 - 466 35 84 / 466 81 18
Fax: 013 - 466 31 10
E-mail: acw@uvt.nl
| |
Sprekers
Hieronder worden de sprekers in alfabetische volgorde voorgesteld.
| |
Annemarie Bon
Annemarie Bon studeerde biochemie aan de HLO. Al snel stapte ze van het laboratorium over naar de krant. Na een journalistieke periode werd ze hoofdredacteur van Taptoe. Nu is ze een veelzijdig kinderboekenschrijfster. Ze schrijft fictie en non-fictie voor alle leeftijden, van kleuters tot pubers. Ze heeft onder meer 65 AVI-titels op haar naam staan. Kinderen laten zien dat ze zelf het heft in eigen hand kunnen nemen, is een geliefd thema in haar werk. Kom op, laat je niet kisten! Geen wonder dat veel van haar personages ondeugende, vrolijke, bijdehante en eigenwijze kinderen zijn.
| |
Over een hoer en een boer en de kunst van het loslaten
Wat is AVI toch precies en waaraan moet een boek voor beginnende lezers en
| |
| |
moeilijk lezende kinderen voldoen? Hoe schrijf je een boekje met uitsluitend éénlettergrepige klankzuivere woorden waarbij je slechts 28 van de 36 fonemen mag gebruiken die de Nederlandse taal rijk is? Hoe kom je op een idee en hoe werk je dat uit als er zoveel beperkingen zijn? Wat beweegt een auteur eigenlijk om zulk onmogelijk werk te gaan doen? Kan hij geen échte boeken schrijven? Op deze en nog meer vragen krijgt u antwoord in deze lezing.
| |
Inger-Marije Bos
Inger-Marije Bos rondde in 1997 in Utrecht haar studie Algemene Letteren, specialisaties Literatuurwetenschap en Cultuurgeschiedenis van de 20ste eeuw, af. Ze schreef haar doctoraalscriptie over censuur in de lerse literatuur: Verbannen in eigen land: de invloed van censuur op de Ierse literatuur tussen 1929 en 1958. Na haar studie volgde zij verschillende cursussen over jeugdliteratuur en het beoordelen van jeugdliteratuur en jeugdboekenillustraties in het bijzonder. Voor Van Goor beoordeelde zij, naast haar werkzaamheden als redacteur bij een educatieve uitgeverij, manuscripten van jeugdboeken. Tegenwoordig werkt zij als redacteur jeugdboeken bij NBD/Biblion. Daar stuurt zij onder andere de jeugdboekenrecensenten aan en redigeert de door hen geschreven recensies.
| |
Onderscheiden, schiften, vonnissen, beoordelen, verklaren: recensie versus recensie
NBD/Biblion informeert openbare bibliotheken en onderwijsinstellingen over nieuw verschenen en recent heruitgegeven media door middel van korte recensies. Wie recensies voor NBD/Biblion schrijft, is dus recensent. En toch is hun werk maar deels vergelijkbaar met het ‘echte’ recenseren. Volgens het Groot woordenboek van de Nederlandse taal is recenseren ‘werken van kunst of wetenschap in een krant of tijdschrift beoordelen’. Waarin verschillen de recensies voor de openbare bibliotheken van die van de algemene jeugdboekenkritiek? Zijn die verschillen er altijd al geweest? Wat is er veranderd, wat is er gebleven? Tijdens deze presentatie zullen deze en andere vragen over recenseren aan de orde komen.
| |
Rob Bruijnzeels
Rob Bruijnzeels is sinds 2001 hoofd van de beleidsafdeling van de Vereniging van Openbare Bibliotheken. Daarvoor was hij in verschillende functies werkzaam bij de (toenmalige) Provinciale Bibliotheek Centrale voor Noord-Brabant. Bij de Vereniging is hij - naast algemene beleidstaken - specifiek verantwoordelijk voor zaken als collectiebeleid en Bibliotheken 2040, een project waarin een fantasievolle en creatieve benadering van de toekomst van bibliotheken centraal staat.
| |
| |
| |
{problem}De rivier is een stroom van water, een stroom van boeken en mondt uit in de Boekenzee
In het project Bibliotheken 2040 - een permanent laboratorium voor nieuwe vormen van bibliotheekwerk - gaat speciale aandacht uit naar bibliotheekwerk voor en met kinderen en jongeren. Want zij lijken het patent te hebben op nieuwe vormen van mediagebruik en communicatie, waar de bibliotheekwereld onvoldoende van weet en profiteert. Bibliotheken 2040 onderzoekt en ontwerpt nieuwe concepten: verrassende gebruikersinterfaces (iSpot), andere collectieontsluiting (contextbibliotheek) en het creëren van nieuwe betekenissen (kinderlaboratorium). In deze lezing een overzicht, de achtergronden en de gevolgen voor collectiebeleid en ‘bedrijfsvoering’ van de jeugd- en jongerenbibliotheek van de toekomst.
| |
Margriet Chorus en Lea Kessels
Margriet Chorus studeerde Nederlandse Taal- en Letterkunde en Wijsgerige en Historische Pedagogiek aan de Universiteit Utrecht. Vanaf 1990 is ze werkzaam als onderzoeker, kinderboekenrecensent en auteur van vakliteratuur. Sinds 2002 is zij hoofdredacteur van Leeskraam, vaktijdschrift voor iedereen die leest met kinderen van 0-6 jaar.
Lea Kessels studeerde Educatie en Cultuur aan de Hogeschool Arnhem/Nijmegen. Sinds 2001 is zij werkzaam als jeugdbibliothecaris naast het werk als freelance adviseur leesbevordering met als specialiteit 0-6 jaar. Zij is betrokken bij Kinderboekenavond.nl en lid van de redactie van Leeskraam.
| |
Wat is een goed boek voor mijn kind?
Een praktisch oordeel op maat lijkt het beste antwoord als het gaat om beoordeling van boeken voor kinderen van 0-6 jaar. Maar dat is wellicht wat al te gemakkelijk. Een rondgang langs jeugdbibliotheek, boekbekroningen, recensies en vakliteratuur brengt ons bij aanschafcriteria en collectioneringsbeleid, bij ‘veilige’ boekenkeuzes en uitdagingen, bij lezen als middel, leesbevordering en leesbeleving. Discussie en ontwikkelingen zijn er volop in dit werkveld. Wat denkt ú van een basiscollectie voor peuters of kleuters?
| |
Lieke van Duin
Lieke van Duin studeerde kunstsociologie aan de Vrije Universiteit en aan de Universiteit van Amsterdam. Zij werkt als publicist en schrijft over niet-westerse cultuur en kinderliteratuur, met name over sprookjes en prentenboeken. Vanaf 1989 was zij bijna tien jaar jeugdliterair criticus van dagblad Trouw. Daarna was zij redacteur van Het Leeshuis, een nieuwe leesmethode voor het basisonder- | |
| |
wijs van Wolters-Noordhoff. Zij schrijft, vertaalt, bewerkt en redigeert kinderboeken, is adviseur van uitgeverij Mercis, geeft les in het beoordelen van kinderboeken en houdt lezingen over Afro-Caraïbische Anansi-verhalen en over de relatie tussen kinderboeken en levensbeschouwing. Voor basisscholen heeft zij programma's over haar eigen kinderboeken en over de Anansi-verhalen.
| |
Smaak of oordeel? Recensie of column? Kinderboekrecensies in dagbladen
Zijn de kinderboekrecensies van de laatste jaren nog echte recensies, in de zin van een met argumenten onderbouwd oordeel over boeken? Of heeft de ‘columnachtige’ recensie aan invloed gewonnen? En is het wel mogelijk om binnen het beperkte aantal woorden dat een recensent van kinderboeken tegenwoordig tot zijn of haar beschikking heeft nog wel een goed uitgebalanceerd en beargumenteerd oordeel te geven over een kinderboek?
Op deze vragen zal in de lezing geprobeerd worden een antwoord te geven op basis van een analyse van hedendaagse recensies van bekende kinderboekrecensenten. Centraal daarin staat de geldigheid en controleerbaarheid van de argumentatie en de overtuigingskracht van de recensent.
| |
Karen Ghonem-Woets en Coosje van der Pol
Karen Ghonem-Woets studeerde Taal- en Literatuurwetenschap in Tilburg. Na haar studie publiceerde ze diverse artikelen over het gebruik van kinder- en jeugdliteratuur in het onderwijs. Eind 2005 promoveerde ze aan de Universiteit van Tilburg op onderzoek naar de jeugdboekenfondsen van de educatieve uitgeverijen Zwijsen en Malmberg.
Coosje van der Pol studeerde Algemene Cultuurwetenschappen (richting Cultuur en Letteren) aan de Universiteit van Tilburg. Ze studeerde af in 2005 op een onderzoek waarin ze naging of prentenboeken een rol kunnen spelen bij de morele ontwikkeling van kleuters.
Sinds oktober 2005 zijn Karen Ghonem-Woets en Coosje van der Pol respectievelijk als post-doc en aio betrokken bij het project ‘Ondersteuning van ontwikkeling bij kleuters door prentenboeken en verhalen’. Dit is een gezamenlijk project van de Universiteit van Tilburg, het Freudenthalinstituut van de Universiteit Utrecht en de Rijksuniversiteit Groningen.
| |
De leerzaamheid van prentenboeken
Prentenboeken worden doorgaans al volop gelezen in de kleuterklas. In hun bijdrage ‘De leerzaamheid van prentenboeken’ laten Karen Ghonem-Woets en Coosje van der Pol zien hoe prentenboeken gericht ingezet kunnen worden om de ontwikkeling van kleuters op een aantal specifieke domeinen te ondersteu- | |
| |
nen, zonder daarbij een belangrijk oogmerk van prentenboeken, namelijk kinderen laten genieten van verhalen en beelden, uit het oog te verliezen.
Ze gaan allereerst in op algemene tekst- en beeldkenmerken van prentenboeken die een leerzaam effect kunnen hebben. Vervolgens worden deze kenmerken aan de hand van concrete prentenboeken toegespitst op het domein ‘literaire competentie’, bijvoorbeeld door de vraag te stellen welke tekst- en beeldkenmerken bijdragen aan de spanning van een verhaal.
| |
Marian van der Heiden
Marian van der Heiden werkte na het behalen van de Pedagogische Academie in het basisonderwijs: eerst een aantal jaren in het kleuteronderwijs en het Montessorionderwijs, daarna als invalkracht. Ten behoeve van het onderwijs ontwikkelde en gaf ze drie jaar lang godsdienstlessen. In 1995 emigreerde ze met haar partner en twee dochters naar de Franse Pyreneeën. Van der Heiden debuteerde in 1990 als jeugdboekenschrijfster met De stem van de reiziger bij uitgeverij Ploegsma. Daarna volgden nog zeven jeugdboeken, waarvan de meeste voor 12+ zijn geschreven. Ze vertaalde ook bijbelverhalen. In haar laatste boek, Het rijk van de wolf, beleeft de hoofdpersoon in een middeleeuws land allerlei avonturen als hij probeert om een klein meisje naar huis te brengen. Bij dit boek is een website gemaakt; (www.hetrijkvandewolf.com).
| |
Tegen de stroom in durven roeien
In onze huidige samenleving dreigt een aantal in mijn ogen belangrijke waarden ondergesneeuwd te raken. Dan heb ik het over waarden als individualiteit, creativiteit, verantwoordelijkheid voor je eigen daden en leven, het volgen van de stem van je eigen geweten, het zelf keuzes maken en het respect hebben voor je natuurlijke omgeving en je medemens. In mijn jeugdboeken laat ik zien hoe jongeren in hun proces van volwassen worden omgaan met deze waarden. En vooral hoe ze een sterke eigen wil en mening ontwikkelen, waarmee ze tegen de gangbare stroom in roeien. Ik denk namelijk dat een bewust individu van groot belang is voor een groep. Een persoon die zijn eigen keuzes maakt, kan, bewust of onbewust, als het geweten van die groep functioneren.
In mijn lezing ga ik in op de keuzes die ik zelf in mijn werk heb gemaakt, de keuzes van mijn hoofdpersonen, en de keuzes die ik mijn lezers voorhoud in mijn laatste boek, Het rijk van de wolf, een verhaal met drie mogelijke ontknopingen.
| |
Ger van Hoek
Ger van Hoek studeerde Nederlands aan de Rijksuniversiteit Utrecht met als afstudeerrichting Moderne Letterkunde. Gedurende twintig jaar was hij als docent
| |
| |
Nederlands werkzaam aan de Pedagogische Academie. Daarna doceerde hij Nederlands aan de lerarenopleiding van de Hogeschool Utrecht, met als specialiteit jeugdliteratuur. Voor de UittrekselBank Jeugd schrijft hij uittreksels en zit hij in de redactie. Vanaf 1995 is hij auteur van de leerlijn Fictie in de schoolmethode Nieuw Nederlands van Wolters-Noordhoff. Sinds 2004 is hij hoofdredacteur van Jeugdliteratuur in praktijk (voorheen Jeugdliteratuur in de basisvorming).
| |
Leerstofgericht of leerlinggericht literatuuronderwijs?
Het literatuuronderwijs aan de aanstaande docenten moet leerstofgericht zijn. Pas als docenten weten wat er op het terrein van de jeugdliteratuur te koop (en te leen) is, zijn ze in staat de leerlingen boeken op maat aan te bieden of aan te prijzen. Nog belangrijker is dat een belezen docent kan uitstralen hoeveel plezier het lezen van jeugdboeken oplevert. De selectie van jeugdboeken voor de leerlingen moet gericht zijn op leesplezier voor elk leesniveau. Dat leesplezier valt te beleven aan de literaire jeugdboeken, die volop verschijnen. Er komen echter ook steeds meer juweeltjes die eenvoudig geschreven zijn op de markt. Aan de ‘lectuur’ is net zo veel plezier te beleven als krantenlezers vroeger hadden bij het lezen van een feuilleton en het publiek in de Middeleeuwen bij de kennismaking met tot volksboeken bewerkte ridderverhalen. Een goede didactische aanpak moet ervoor zorgen dat leerlingen kunnen groeien in hun geletterdheid. Een vraagpunt is welke plaats jeugdboeken hebben bij het natuurlijk leren of het nieuwe leren.
| |
Theo Hoogstraaten
Theo Hoogstraaten studeerde Nederlandse Taal en Letteren en MO Geschiedenis en volgde de opleiding voor het vakdiploma illustrator. Tot voor kort was hij decaan havo/vwo op een middelbare school. Tegenwoordig is hij fulltime schrijver. Als jeugdboekenschrijver debuteerde hij in 1984 met Het Nerthusmysterie. Zijn voorkeur gaat uit naar het schrijven van misdaadverhalen en historische verhalen. Hij werkt veel samen met zijn vrouw Marianne. De laatste jaren is die samenwerking nog intensiever geworden. Bij Een middag aan zee en Kruisgang, literaire thrillers voor volwassenen, worden zowel Marianne als Theo als auteurs genoemd.
| |
Leesplezier als drijfveer
Leesplezier is voor Theo Hoogstraaten een belangrijk uitgangspunt bij het schrijven en beoordelen van jeugdboeken. Hij wil jongeren plezier laten krijgen en houden in lezen zonder daarbij af te glijden naar ‘te gemakkelijk’ en ‘te populair’. Veel van zijn subcriteria zijn van dit uitgangspunt afgeleid. Als een schrijver
| |
| |
zich bewust op een doelgroep richt, beperkt hij zich in zijn creatieve mogelijkheden. Een auteur die dat onbevredigend vindt, kan ervoor kiezen jeugdboeken te schrijven zonder met die beperkingen rekening te houden. Een grote groep jongeren zal hij dan waarschijnlijk niet bereiken. Recensenten daarentegen zullen zijn werk wellicht meer gaan waarderen. Een schrijver kan er ook voor kiezen om voor volwassenen te gaan schrijven. Deze keuze is door Theo Hoogstraaten en zijn vrouw gemaakt. Daarbij ontdekte hij dat hun literaire thrillers niet alleen door volwassenen maar ook door jongeren worden gewaardeerd en dat ze opduiken op literatuurlijsten voor de bovenbouw. Kennelijk vervullen ze een brugfunctie bij de overgang van jeugdliteratuur naar het werk van Mulisch en Reve. Hoe valt dat te verklaren?
In zijn lezing zal Theo Hoogstraaten veel voorbeelden geven van praktijkervaringen die hij heeft opgedaan tijdens lezingen op middelbare scholen.
| |
Tanja Janssen
Tanja Janssen studeerde Nederlandse Taal- en Letterkunde in Leiden. Sinds 1985 is zij werkzaam als onderzoeker Taal- en Literatuuronderwijs aan de Universiteit van Amsterdam: eerst bij het SCO-Kohnstamm Instituut, en later bij het Instituut voor de Lerarenopleiding. Zij promoveerde op een proefschrift over de praktijk van het literatuuronderwijs Nederlands in de bovenbouw van het havo/vwo: Literatuuronderwijs bij benadering (1998). Van 2001 tot 2005 was zij projectleider van het NWO-project ‘Leren interpreteren van literaire teksten in het studiehuis: effecten van zelf vragen stellen’. Daarnaast deed zij onderzoek naar de relatie tussen literatuur lezen en creatief schrijven, en verzorgde zij nascholing op het gebied van literatuurdidactiek.
| |
Vragen stellen in de literatuurles: een onderzoeksproject
Leerlingen die in 4 havo/vwo voor het eerst met volwassenenliteratuur geconfronteerd worden, staan daar vaak onwennig tegenover. Door hun openheid en meerduidigheid kunnen literaire teksten veel vragen oproepen bij de lezer. En dat is, volgens velen, precies waar het bij literatuur om draait. Het ligt daarom voor de hand om leerlingen te leren zich vragen te stellen tijdens en na het lezen. Door die vragen uit te wisselen en te bespreken, zouden leerlingen meer grip kunnen krijgen op het gelezene en eigen interpretaties kunnen ontwikkelen.
In deze bijdrage wordt verslag gedaan van een onderzoek naar de effecten van ‘zelf vragen stellen’ op de literaire respons van leerlingen. Effecten zijn vergeleken met die van een meer gewone ‘tekst-met-(docent)vragen’-benadering.
| |
| |
| |
Harm de Jonge
Harm de Jonge studeerde Nederlandse Taal- en Letterkunde in Amsterdam en Groningen. Hij was als docent Nederlands verbonden aan een Lerarenopleiding, waar hij onder meer jeugdliteratuur doceerde. Zo af en toe schreef hij zelf een boek en vanaf 1998 werd dat zijn hoofdbezigheid. Sinds 2001 werkt hij als recensent jeugdliteratuur voor het Dagblad van het Noorden.
In 1989 debuteerde hij met een jeugdthriller bij Van Goor. Met een zekere regelmaat verschenen daarna boeken bij de uitgevers Van Goor, Lannoo, Lemniscaat en Zwijsen. Hij schreef jeugdromans (onder meer Het Peergeheim), autobiografische boeken (onder meer de trilogie Tijgers huilen niet, Jesse, ballewaltsjí, De Circusfietser), AVI-boeken (Bo, De Rode Hamervis) en dierverhalen (De Peperdans van Panzibas, Het Vliegfeest, De Liefste Vraag). Kortgeleden verscheen van zijn hand Josja Pruis.
De boeken van Harm de Jonge zijn vertaald in het Frans, Duits, Hebreeuws en Koreaans. Enkele keren werd zijn werk gewaardeerd met een Vlag en Wimpel en nominaties voor de Gouden Uil. Meer informatie is te vinden op: www.harmdejonge.nl.
| |
Oordelen en beoordeeld worden
In zijn lezing zal Harm de Jonge verslag doen van zijn ervaringen met de literaire kritiek als auteur en als recensent. Kernvragen daarbij zijn: Wat is het belang van recensies voor de auteur en de lezer? Wat zijn de vreugden en beproevingen van de besproken auteur? Welke hoofdzonden belagen de recensent bij de uitoefening van zijn vak?
| |
Jan Jutte
Jan Jutte gaf tekenles op een middelbare school en ontwikkelde zich tot een succesvol en productief illustrator van kinderboeken. Hij won drie keer een Gouden Penseel: in 1994, voor Lui, Lei, Enzo (geschreven door Rindert Kromhout), in 2001 voor Tien stoute katjes (met Mensje van Keulen als auteur) en in 2004 voor Een muts voor de maan (geschreven door Sjoerd Kuyper). Voor zijn kleurillustraties in het door hem zelf geschreven Opstaan kreeg hij in 1999 de Gouden Plaque van de Biennal of Illustrations in Bratislava.
| |
Het mooie neusje en het verhaal
Vanaf het begin wil Jan Jutte graag betrokken zijn bij de totstandkoming van een boek en werkt hij nauw samen met de auteur. Door een gezamenlijk werkproces worden tekst en illustraties één geheel en wordt de humor sterker. Jan Jutte gebruikt verschillende technieken in zijn illustraties: ‘Langzamerhand durf
| |
| |
ik me steeds meer vrijheden te permitteren. Beelden die niet helemaal kloppen, zijn soms veel sterker. Het gaat niet om het mooie neusje, maar om het verhaal, en hoe je dat het best vertelt.’
| |
Margareth van Kleef
Margareth van Kleef is orthopedagoge en was lange tijd werkzaam als projectleider Geletterdheid bij het Expertisecentrum Nederlands, verbonden aan de Radboud Universiteit Nijmegen. In haar werk heeft zij veel ervaring kunnen opdoen met moderne didactieken voor het taal-/leesonderwijs op de basisschool. Samen met Marieke Tomesen schreef zij diverse publicaties over de vroege lees- en schrijfontwikkeling van kinderen in het basisonderwijs. Voorafgaand aan haar werk in Nijmegen was zij onder meer betrokken bij werkzaamheden voor het leesbevorderingsproject ‘Boekenpret’, werkte zij als ontwikkelingsmedewerker bij het Onderwijsvoorrangsgebied Zuid-Oost Drenthe en was zij projectleider bij het Projectbureau OVB in Rotterdam.
| |
Kinderboeken zijn een uitdaging. Reflectie op de keuze en de rol van kinderboeken bij stimulerende lees- en schrijfactiviteiten
Kinderboeken zijn niet meer weg te denken in het onderwijs aan jonge kinderen. Ze zijn voor leerkrachten en kinderen allereerst een belangrijke inspiratiebron voor leesplezier. Ze dagen uit om gelezen, bekeken en besproken te worden. Maar de uitdaging van kinderboeken ligt ruimer. In de vroege lees- en schrijfontwikkeling van kinderen kunnen kinderboeken een belangrijke functie hebben. Naast leesplezier kunnen ze aanleiding zijn tot allerlei stimulerende lees- en schrijfactiviteiten en zo een gunstige invloed hebben op de taal-/leesontwikkeling van kinderen.
| |
Jentine Land
Jentine Land heeft Nederlands gestudeerd aan de Universiteit Utrecht. Na haar afstuderen heeft zij de lerarenopleiding gevolgd en is zij enige tijd aan het werk geweest als docent Nederlands op een middelbare school in Utrecht. In opdracht van Stichting Lezen heeft zij daarna twee jaar onderzoek gedaan naar de studieboekteksten op het vmbo. Tegenwoordig is Jentine Land werkzaam als aio bij de afdeling Taalbeheersing van de Universiteit Utrecht. Haar promotieonderzoek richt zich op de vraag welke tekstkenmerken van belang zijn voor het tekstbegrip en de tekstwaardering van vmbo-leerlingen. Begin 2008 hoopt Jentine Land haar onderzoek af te ronden.
| |
| |
| |
Goede studieteksten voor vmbo-leerlingen
‘Wanneer vmbo-leerlingen hun leerteksten waarderen, zullen zij deze teksten ook wel goed begrijpen!’ Maar hoe maak je een vmbo-studietekst dan leuk genoeg? Maakt een verhalende stijl met personages en spannende bijzaken een tekst leuker en begrijpelijker? Of juist niet: leiden personages alleen maar af van de hoofdzaken? In hoeverre is de tekststructuur verantwoordelijk voor het tekstbegrip? En is er eigenlijk wel een relatie tussen begrip en waardering? Deze vragen hebben we onszelf gesteld in een empirisch onderzoek. De eerste resultaten laten zien dat verhalende elementen in een tekst tot meer waardering maar tot minder begrip leiden. Verder blijkt dat een expliciete structuur in een coherente (doorlopende) tekst voor het beste tekstbegrip zorgt. In de workshop zal het onderzoek en de praktische toepassing van de resultaten besproken worden.
| |
Gerard Meijer
Gerard Meijer is sinds 1993 als coördinator leesbevordering werkzaam bij de Provinciale Bibliotheekcentrale Drenthe (PBC Drenthe). Binnen de functie was hij als projectleider verantwoordelijk voor de ontwikkeling en uitvoering van het ‘GLP-project’. Naast zijn parttime functie als coördinator leesbevordering is hij werkzaam als zelfstandig communicatieadviseur.
| |
Op weg naar een doorgaande leeslijn school-bibliotheek-gemeente
‘Op weg naar een doorgaande leeslijn school-bibliotheek-gemeente’, daarmee begon ruim vier jaar geleden een leesbevorderingsavontuur in Drenthe. In de bibliotheekwandelgangen werd deze ‘pakkende’ projecttitel al gauw teruggebracht tot ‘Het project Gemeentelijke Leesbevorderingsplannen’, of nog korter, ‘Het GLP-project’. Aan dit omvangrijke project van initiatiefnemer PBC Drenthe werkten meer dan 200 Drentse (onderwijs)instellingen mee. Resultaat: negen gemeentelijke leesbevorderingsnetwerken, een onderzoeksrapport van het Christelijk Pedagogisch Studiecentrum (CPS) over de kwaliteit van het leesbevorderingsaanbod van bibliotheken, veel nieuwe leesactiviteiten en nieuw enthousiasme voor het lezen op school, thuis en in de bibliotheek. Projectleider Gerard Meijer zal in grote lijnen vertellen hoe het project tot stand kwam en wat de resultaten zijn. Hij geeft een demonstratie van twee digitale leesbevorderingsproducten die binnen het project ontwikkeld zijn: leesvirus.nl en leestipmachine.nl.
| |
Piet Mooren
Piet Mooren werkt aan de faculteit Communicatie en Cultuur in Tilburg. Hij stond aan de wieg van de Tilburgse symposia en van de E. du Perronprijs. Zijn proef- | |
| |
schrift gaat over cultuurspreiding en leesbevordering bij kinderen die in aanraking komen met prentenboeken.
| |
In naam van E. du Perron. Geschiedenis van een prijs
In 1986 werd voor het eerst de E. du Perronprijs uitgereikt. Dat gebeurde tijdens het eerste lustrum van de Tilburgse Letterenfaculteit. Die prijs werd in het leven geroepen als eerbetoon aan personen die zich ‘middels een actieve bijdrage aan de cultuur verdienstelijk hebben gemaakt voor de bevordering van wederzijds begrip en een goede verstandhouding tussen de in Nederland woonachtige bevolkingsgroepen’.
Anno 2006 laat het veelkleurig palet van laureaten uit Turkse, Surinaamse, joodse, Marokkaanse, Indische, Iraanse en Nederlandse kring zien welke verborgen rijkdom er in de multiculturele doelstelling van de prijs lag opgesloten. Toch is de tijdgeest intussen te kennen gaan geven dat de doelstelling van de prijs je reinste luchtfietserij is.
Waren de laureaten dan niet op goede gronden voor deze prijs in aanmerking gekomen? Deugt de tijdgeest niet? Of had je in naam van E. du Perron ook niks anders dan laureaten met kritiek op de tijdgeest mogen verwachten?
| |
Kees Snoek
Kees Snoek studeerde Nederlandse Taal- en Letterkunde aan de Universiteit Leiden, waar hij in 1990 promoveerde op De Indische jaren van E. du Perron. Vanaf 1977 heeft hij Nederlandse taal, literatuur en geschiedenis gedoceerd aan universiteiten in Amerika, Indonesië, Nieuw-Zeeland, Duitsland en Frankrijk (Straatsburg en Parijs). Sinds september 2006 is hij gewoon hoogleraar Nederlandse letterkunde en cultuurgeschiedenis aan de Sorbonne.
Snoek schreef het studieboek Nederland leren kennen en bestudeerde de receptie van Multatuli in Indonesië (Adinda! Duizend vuurvliegjes tooien je loshangend haar, 1991). In Nederlandse en Vlaamse tijdschriften verschijnen geregeld bijdragen van zijn hand over Indische letteren, de Nederlandse samenleving en de schrijver E. du Perron en diens tijdgenoten. In 2003 verscheen zijn monografie Manhafte heren en rijke erfdochters. Het voorgeslacht van E. du Perron op Java, in 2005 gevolgd door zijn grote biografie E. du Perron. Het leven van een smalle mens.
| |
E. du Perron, Indische jongen, Europees intellectueel
In deze lezing laat Kees Snoek zien hoe Eddy du Perron (1899-1940) werd gevormd door zijn jeugd in Nederlands-Indië. Zijn afkomst uit het Indische patriciaat en zijn koloniale omgeving dwongen de sensitieve jongeling tot een weer- | |
| |
bare houding. Tegelijkertijd leerde hij al vroeg de kleurrijke werkelijkheid kennen van een multi-etnische samenleving.
In 1921 naar Europa geëmigreerd, werkte hij in de freewheelende jaren twintig aan zijn literaire loopbaan. Aan het begin van de jaren dertig was zijn naam in Nederland gevestigd. Toch bleef de reislustige Indische jongen, wonend in België en Frankrijk, altijd een buitenstaander, ‘een lastige vreemdeling’.
Mede onder invloed van vrienden als André Malraux, ontwikkelde hij zich tot een progressief intellectueel, politiek ongebonden maar fel antifascist. In 1936 ging Du Perron terug naar Indië, waar hij tijdens zijn verblijf van bijna drie jaar volop de kans kreeg zich kritisch te bezinnen op zijn Indische wortels. Hij polemiseerde tegen de verharde koloniale mentaliteit en sloot vriendschap met enkele westers gevormde Indonesische intellectuelen. Hij besefte dat de toekomst was aan een onafhankelijk Indonesië en koos er uiteindelijk voor uit zijn land van herkomst ‘op te sjezen’. De Indische jongen was in veel opzichten een vreemde geworden in eigen land. Zijn gevoel voor menselijke waardigheid dwong hem tot een terugkeer naar Europa, waar hij achttien jaar tevoren als een soort allochtoon voet aan wal had gezet. Al ging het niet altijd van harte, de politieke naïeveling van de jaren twintig was een geëngageerd intellectueel geworden en een man van formaat.
Terug in Europa, vestigde hij zich in september 1939 voor het eerst van zijn leven in Nederland. Hij werkte hard aan zijn publicaties over zijn grote voorbeeld Multatuli en aan zijn romanreeks ‘De Onzekeren’, maar op 14 mei 1940 werd een hartaanval hem fataal.
| |
Pieter Steinz
Pieter Steinz, chef van de bijlage Boeken van NRC Handelsblad, studeerde oude geschiedenis en Engelse Taal- en Letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam, waar hij van 1988-1990 ook klassieke cultuur doceerde. Van 1989 tot 2005 was hij kunstredacteur. Behalve over literatuur en film schreef hij over popmuziek en oude geschiedenis. In boekvorm verscheen van zijn hand: Mijnheer Van Dale Wacht Op Antwoord en andere schoolse rijtjes en ezelsbruggetjes (Prometheus, 1991, achtste herziene druk 2006), Zwanenzangen (samen met Bernard Hulsman), Elk boek wil muziek zijn (samen met Peter de Bruijn), Lezen &cetera - Gids voor de wereldliteratuur (Prometheus, 2003) en Lezen op locatie - Atlas van de wereldliteratuur (2004). De laatste drie boeken komen voort uit zijn wekelijkse serie over literatuur in de zaterdagbijlage van NRC Handelsblad. Binnenkort verschijnt van zijn hand De literaire X-factor - 200 jaar wereldliteratuur in 50 boekwebben en 50 tijdbalken. |
|