Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 20
(2006)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 148]
| |
‘Laten we onze ogen dichtdoen.
| |
[pagina 149]
| |
vervolging. De hoofdpersoon heet Rachel,
omdat Vos het te pijnlijk vindt om steeds met haar eigen naam geconfronteerd te worden. Ze benadrukt in haar inleiding van dit boek dat er nog steeds kinderen onderdrukt worden en dat zij het daarom belangrijk vindt om over haar ervaringen te spreken en te schrijven. Wie niet weg is wordt gezien is opgebouwd uit korte verhaaltjes die soms vooraf worden gegaan door een krantenartikel. Vos verwoordde haar herinneringen aan de oorlogsjaren zoals ze in haar opkwamen en heeft ze daarna chronologisch geordend. De verhaaltjes vertellen hoe het is, wanneer je bijvoorbeeld niet meer buiten kan spelen en altijd een ster moet dragen. De korte verhaaltjes zijn door hun alledaagsheid en de combinatie met de krantenartikelen indrukwekkend. Zij maken de jonge lezers bewust van het feit dat dingen die zij als normaal ervaren zomaar ‘afgepakt’ kunnen worden. Vos' tweede boek, Anna is er nog (1986) speelt na de oorlog. Hoofdpersoon is Anna Markus, die in de oorlog zonder haar ouders ondergedoken gezeten heeft en net als Vos het moeilijk heeft met het verwerken van het oorlogstrauma. Anna vindt steun bij een buurvrouw, mevrouw Neumann, die in de oorlog haar man en dochtertje verloor. Doordat mevrouw Neumann haar ervaringen aan Anna vertelt, durft Anna ook meer over haar eigen onderduiktijd te praten. Een van de traumatische gebeurtenissen uit de oorlog was voor Vos het verlies van haar vriendinnetje Marga. In Anna is er nog heeft Anna ook haar vriendinnetje Marga verloren. Marga is een terugkerend personage in de verhalen en gedichten van Ida Vos. Zo is in Vijfendertig tranen een gedicht voor Marga te vinden. In Dansen op de brug van Avignon (1989) beschrijft de auteur niet haar eigen oorlogservaringen, maar vertelt zij het verhaal van een oom en zijn nichtje Rosa die na de oorlog niet in staat zijn zelf te vertellen wat zij hebben meegemaakt. Rosa was in de oorlog ongeveer net zo oud als Vos in die tijd. Rosa droomt de hele dag en probeert zo de werkelijkheid van de oorlog te vergeten. Door het steeds groter wordende contrast tussen de werkelijkheid en Rosa's dromen wordt het verhaal steeds intenser. De lezer wordt langzaam meegesleurd in de overtuiging dat je deze oorlog zonder dromen niet kan overleven. Doordat het ‘gewone’ leven van voor de oorlog naast de werkelijkheid van | |
[pagina 150]
| |
dat moment wordt gezet, komt Rosa's situatie des te schrijnender naar voren. Rosa kan erg goed viool spelen en in de oorlog krijgt zij les van een joodse violist met wie zij een bijzonder contact heeft. Wanneer hij wordt opgepakt, trekt Rosa zich helemaal terug in haar eigen droomwereld. Vlak voordat de familie op het punt staat naar Avignon te vertrekken, worden zij uit hun huis gehaald. Wanneer iedereen wordt afgevoerd, houdt een agent Rosa tegen. Hij heeft haar viool gezien en ze lijkt op zijn dochter die ook viool speelt. Ze moet voor hem spelen en dan laat hij haar ontsnappen. Buiten komt ze haar oom tegen met wie zij weet te vluchten. Nadat Vos in haar twee vorige boeken haar eigen verhaal heeft verteld, blijkt zij nu ook in staat te zijn de verhalen van anderen te vertellen. Ze verbindt dit verhaal echter wel aan haar eigen oorlogservaring door het gebruik van een aantal autobiografische elementen, zoals plaatsen en personen. Van de zes boeken die Vos heeft geschreven, is dit het boek dat de meeste indruk achterlaat, wat wellicht wordt veroorzaakt door het contrast dat de dromen creëren, maar ook doordat het verhaal geen goede afloop kent. In de andere boeken van Vos overleeft het gezin de oorlog, maar hier is dat niet het geval. In Witte zwanen zwarte zwanen uit 1993 en De sleutel is gebroken uit 1996 beschrijft Vos het verhaal van de zusjes Eva en Lisa. In Witte zwanen zwarte zwanen vertelt zij over de eerste jaren van de oorlog. Aan het begin van De sleutel is gebroken moeten de zusjes en hun ouders onderduiken. Het verhaal dat Vos in deze twee boeken vertelt, is vergelijkbaar met het verhaal in Wie niet weg is wordt gezien. Net als Rachel en Esther duiken Eva en Lisa onder en worden ze gescheiden van hun ouders. Bepaalde aspecten van Wie niet weg is wordt gezien worden in Witte zwanen zwarte zwanen en De sleutel is gebroken verder uitgewerkt. Zo vertelt zij in De sleutel is gebroken meer over een aantal onderduikadressen waar de meisjes wonen. Het eerste boek van Vos is ook geschreven als dank aan haar onderduikouders in Venhuizen. In de boeken over Eva en Lisa krijgt de lezer een duidelijker beeld hoe het is om steeds te moeten verhuizen. Ook laat Vos zien dat niet alle onderduikouders het beste met hun onderduikers voor hadden. De zusjes komen terecht bij een echtpaar dat hen | |
[pagina 151]
| |
niet echt wil helpen, maar eigenlijk vooral de Duitsers wil saboteren. Vos vertelt in een interview dat ze het erg moeilijk vond om hierover te schrijven, maar dat zij ook over dit deel van haar onderduiktijd moést vertellen. Het laatste boek van Vos is bijna niet te vergelijken met haar eerder verschenen boeken. In De lachende engel uit 2000 heeft zij het biografisch aspect volledig losgelaten en blijft alleen het thema van de jodenvervolging gehandhaafd. Het boek is opgebouwd uit drie verhaallijnen die op het laatste moment bij elkaar komen. Vos is door de provincie Noord-Holland gevraagd een verhaal te schrijven dat zich afspeelt rondom een historische gebeurtenis in de provincie. Zij koos voor Alkmaar, waar in 1604 de joden volledige vrijheid kregen hun godsdienst uit te oefenen. Ze heeft zich voor dit boek moeten verdiepen in de geschiedenis van Alkmaar en de jodenvervolging in Spanje rond 1492. Ze speelt met de jaartallen en het lijkt alsof Vos meer bewust met een constructie bezig is en zo het verhaal schrijft en zich minder bezighoudt met de verwerking van haar trauma. Wel legt Vos af en toe een verband met een van haar vorige boeken. Zo heeft zij onder andere de onderduiknamen van Rachel en Esther uit Wie niet weg is wordt gezien in het boek verwerkt. De innerlijke noodzaak van waaruit Vos haar eerdere boeken schreef, lijkt hier te ontbreken. Het gevolg van het schrijven in opdracht? | |
Een nieuw geluidDe jeugdliteratuur van net na de oorlog stond haaks op het pessimisme dat in de volwassenenliteratuur de boventoon voerde (Reve, Hermans, Vestdijk). De jeugdboeken van net na de oorlog zijn vooral spannend, avontuurlijk en vaderlandslievend. Er is geen sprake van psychologische ontwikkeling of diepgang. Het zijn vooral eenvoudige heldenverhalen. In zijn artikel ‘Van stereotypering tot nuancering’, over de ontwikkeling van de oorlogsroman in de jeugdliteratuur, gebruikt Harry Bekkering K. Norels trilogie Engelandvaarders uit 1947 als belangrijkste voorbeeld. De hoofdpersoon ‘lijdt niet onder de oorlogsgebeurtenissen, hij is en blijft de onverschrokken held, die weet wat hij wil en kan.’Ga naar voetnoot2. Toen de afstand tot de oorlog groter werd, kwam er meer aandacht voor de psychologische ontwikkeling van de hoofdpersoon. Daarnaast verschijnen er jeugdboeken waarin ‘de stem van het kind’ centraal staat. Ida Vos was een van de eerste jeugdauteurs die haar eigen oorlogservaringen als uitgangspunt voor haar boek nam. De stem van het kind is dan ook in alle boeken van Vos sterk aanwezig. Vos vindt het belangrijk kinderen dingen over de oorlog te vertellen | |
[pagina 152]
| |
die niet in geschiedenisboeken staan. Zij wil bereiken dat kinderen de oorlog niet zien als iets geweldig avontuurlijks. In zijn artikel bespreekt Bekkering Dansen op de brug van Avignon. Volgens hem past dit boek maar deels in de door hem beschreven traditie van de ommekeer in psychologische richting. ‘Omdat dit boek, naast een verhaal vanuit het gezichtspunt van een kind, in eerste instantie een “document humain” is. Het is in mijn ogen het meest authentieke jeugdboek van de hier door mij besproken werken. Zo authentiek, dat je als lezer bijna vergeet op de meer literaire aspecten te letten, zo zeer grijpt het verhaal je naar de keel.’Ga naar voetnoot3. In de inleiding bij Wie niet weg is wordt gezien, schrijft Vos dat er nog steeds kinderen onderdrukt worden en dat dit haar motiveert over haar eigen verleden te praten en schrijven. Vos bezocht regelmatig scholen om met kinderen over haar boeken te praten. In deze gesprekken konden ook kinderen die uit hun land van herkomst gevlucht waren, hun verhaal vertellen. Soms gaf Vos de kinderen aan het begin van het gesprek een nieuwe naam. Dit deed zij om de kinderen een beetje te laten voelen hoe het is ineens een andere naam te moeten dragen. In Wie niet weg is wordt gezien heeft Vos aan het einde een namenlijst opgenomen, van de personages in het boek die de oorlog niet overleefden. Ook aan het einde van Witte zwanen zwarte zwanen en De sleutel is gebroken vertelt zij wie de oorlog wel en niet hebben overleefd. ‘Honderdduizend zegt niemand iets. Dat getal is niet te bevatten. Vijfentwintig met naam genoemde personen, mensen van wie ik hield en waar ik geen afscheid van heb kunnen nemen, maakt denk ik meer indruk. En dat is belangrijk.’Ga naar voetnoot4. Vos kreeg een Vlag en Wimpel voor Wie niet weg is wordt gezien en Dansen op de brug van Avignon. Voor dit laatste boek kreeg zij ook de Wizoprijs voor het beste joodse kinderboek. Na het verschijnen van Dansen op de brug van Avignon werd Vos in 1993 genomineerd voor de Duitse Staatsprijs voor Jeugdliteratuur. Haar boeken zijn vertaald in het Engels, Duits, Deens en Hebreeuws. Haar hele oeuvre is in 2000 in Duitsland bekroond met Das Rote Tuch. In 2003 werd zij benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau. Vos was een van de initiatiefnemers van het voorlezen van de namen van de 102.000 Nederlandse slachtoffers van de Holocaust. De namen werden voorgelezen bij de viering van de zestigjarige bevrijding van Kamp Westerbork. |
|