Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 20
(2006)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 133]
| |
Grootmoeder van het kinderboek
| |
[pagina 134]
| |
Willem Wilmink, Guus Kuijer, Imme Dros, Toon Tellegen, Ted van Lieshout, Wim Hofman en Joke van Leeuwen - schatplichtig zijn? Wat dat betreft is de confrontatie met de ondertitel van de biografie meteen een nogal ontnuchterende. Holtrop blijkt zich geconcentreerd te hebben op Leven en wereld. Is dat niet een beetje dubbelop? Had wereld niet vervangen moeten worden door werk? Wordt, zoals dat bij een schrijversbiografie te doen gebruikelijk is, de kern van een leven niet juist zichtbaar (gemaakt) in het literaire werk? En weerspiegelt dat werk niet de essenties van de persoonlijkheid van de auteur? Maar als het, zo op het eerste gezicht, blijkbaar niet zozeer om het werk gaat, waarom draagt de biografie dan wel als titel de schrijversnaam van Sjoukje Bokma de Boer? Het mag duidelijk zijn: nog voor ik het, overigens vorstelijk en met veel illustraties uitgegeven boek heb opengeslagen, heeft de scepsis al toegeslagen. Is dit wederom een biografie die populistisch gebruik maakt van een alom bekende auteursnaam, maar waarin het werk, zo niet afwezig dan toch schromelijk verwaarloosd wordt, zoals dat gebeurd is in Anna van Annejet van der Zijl, - een biografie zonder boeken over het leven van Annie M.G. Schmidt?Ga naar voetnoot2. Laat ik met mijn conclusie maar niet wachten tot aan het eind van dit artikel mijn bevindingen zijn afgerond en meteen uitpakken: Holtrop heeft een bewonderenswaardige biografie geschreven, waarin bovenstaande twijfel weliswaar zeker niet voor de volle honderd procent gelogenstraft, maar wel voor een deel ontzenuwd wordt. Dat gebeurt in een vuistdik boek dat van begin tot eind boeit, en waarin leven, wereld en, jawel, ook werk, voor zover te achterhalen uit diverse bronnen, tot een vakkundige eenheid zijn gesmeed op een manier die in ieder geval binnen de secundaire jeugdliteratuur uniek mag worden genoemd. Dat er aan het eind niettemin kritiek, vragen en wensen resteren, is voor een deel eigen aan de beschrijving van een levensverhaal dat nooit, en gelukkig maar, helemaal tot in alle finesses kan worden blootgelegd, en voor | |
[pagina 135]
| |
een ander deel het gevolg van inhoudelijke lacunes op het gebied van de literaire analyse. Maar wat door de biografe naar boven is gehaald is alleszins de moeite waard en krijgt bovendien extra meerwaarde omdat het wordt gepresenteerd in een meeslepende stijl, zorgvuldig, nauwgezet, helder en vooral ook merkbaar betrokken, waarbij de biografie als verslag van een historisch onderzoek soms bij vlagen het karakter krijgt van een spannende (detective)roman. | |
OnkenbaarheidNynke van Hichtum is door twee zaken bij een groter, inmiddels wat ouder publiek bekend geworden: de roman Afkes Tiental (1903), nog altijd een van de grootste en meest gelezen klassiekers uit de geschiedenis van onze jeugdliteratuur, en het feit dat ze de eerste vrouw was van SDAP-politicus Pieter Jelle Troelstra, met wie ze van 1888 tot de pijnlijke scheiding in 1907 getrouwd was (een problematisch huwelijk waarop Pieter Verhoef in 2001 zijn film Nynke baseerde). Twee gebeurtenissen die dan ook centraal staan in het boek, waaraan Holtrop - oud-redacteur van Vrij Nederland, als zodanig nauw betrokken bij de kinderkrant De Blauw Geruite Kiel en jarenlang recensente van jeugdliteratuur - bijna twee decennia, met onderbrekingen, heeft gewerktGa naar voetnoot3.. Haar belangstelling voor Van Hichtum werd gewekt door een artikel dat ze in 1986 voor genoemd weekblad schreefGa naar voetnoot4., waarna ze zich verdiepte in de psychologische, sociaal-politieke en literaire achtergrond van de predikantendochter uit het Friese dorpje Nes, vlakbij de Waddenzee, die door leven en werk uitgroeide tot een nationale bekendheid. ‘Ik heb de illusie,’ schrijft de biografe in haar voorwoord, ‘dat ik de persoon van Sjoukje Troelstra redelijk dicht ben genaderd, maar moet daar meteen aan toevoegen dat het wezen van deze vrouw me raadselachtig is gebleven. Ze was een vrouw die zich letterlijk en figuurlijk niet liet kennen.’ Een van de reden daarvan is dat er weinig materiaal rechtstreeks via Sjoukje zelf is overgeleverd (archiefstukken als dagboeken, aantekeningen en brieven), zodat ze veelal via andere bronnen haar onderwerp moest benaderen, - bijvoorbeeld getuigenissen en brieven van anderen, zoals de op schrift gestelde herinneringen van haar zoon Jelle (Mijn vader Pieter Jelle uit 1952) en de memoires van Troelstra zelf: de befaamde Gedenkschriften, die tussen 1927 en 1931 in vier delen verschenen. Een andere, en wat mij betreft belangrijker reden die explicieter aan de orde had mogen komen, heeft te maken met het al genoemde gemis van het woord | |
[pagina 136]
| |
werk in de ondertitel van het boek, en raakt aan de kern van elke schrijversbiografie. Namelijk: het beeld van de persoonlijkheid van de auteur die in dat werk naar voren komt en op basis waarvan de biograaf een hypothese formuleert, om daarna op zoek te gaan naar de ultieme motivaties en drijfveren van de auteur. Holtrop heeft het wat dit betreft bepaald niet gemakkelijk gehad omdat Sjoukje Bokma de Boer zich als Nynke van Hichtum niet zozeer als origineel en authentiek schrijfster heeft geopenbaard - met oorspronkelijke werken waarin haar unieke persoonlijkheid zich in gestileerde vorm laat kennen -, maar als auteur die zich vooral als dienstbaar intermediair opstelde, als vertelster en overdraagster van geadapteerde sprookjes en volksvertellingen, met daarvan afgeleide taken als samenstellen, vertalen, bewerken, toelichten, onderzoeken en kritiseren. Zelfs de werken waardoor ze bij een breed publiek ook nu nog in de herinnering voortleeft en die als haar meest persoonlijke boeken kunnen worden gezien, het al genoemde Afkes Tiental, met daarnaast Jelle van Sipke-Froukjes (1932) en Schimmels voor de koets (1936), en waarin ze inhoudelijk, stilistisch en vooral ook wat taal, toon en sfeer betreft het dichtst bij zichzelf is gebleven, zijn gebaseerd op verhalen en personages uit haar directe omgeving. Zo is Afkes Tiental sterk beïnvloed door de verhalen van dienstbode Hiltje Feenstra, die werkte bij het gezin Bokma de Boer, en gaat Schimmels voor de koets terug op het leven van een arme arbeiderszoon die Sjoukje van vroeger uit Nes kende. In deze boeken komen weliswaar haar persoonlijke ideeën, gevoelens en obsessies zeker aan bod, maar sterk gefilterd en gekleurd in de vorm van door de volkse verteltraditie gestileerde ‘ware’ verhalen en personages. Met andere woorden, het ontbreken van dagboeken, brieven, gecombineerd met het feit dat in het oeuvre van Van Hichtum de, om het zo maar eens te zeggen, persoonlijke mythologie van Sjoukje Toelstra-Bokma de Boer, weliswaar niet geheel afwezig, maar toch op grote afstand blijft en zich slechts moeizaam laat ontdekken, is in belangrijke mate de oorzaak van de door Holtrop al meteen bij aanvang van het boek gememoreerde onkenbaarheid van haar onderwerp. Dat betekent dat deze biografie psychologisch gezien terughoudend is te noemen. Er is weinig onderzoeksmateriaal dat van zelfanalyse getuigt, waardoor - daar wordt ook bij herhaling door Holtrop op gewezen - de persoonlijkheid van Sjoukje voor de buitenwereld, en dus ook voor de biografe, verborgen kanten toont. Dat vergroot de raadselachtigheid omdat de diepste innerlijkheid niet afdoende gepeild is kunnen worden, waardoor Sjoukje in essentie de ondoorgrondelijke vrouw is gebleven die ze, naar alle waarschijnlijkheid, in het echte leven ook was. Overigens hebben (cultuur)historici meestal, en dat is vaak wel terecht, niet veel op met psychologische of psychoanalytische verklaringsgronden (laat staan | |
[pagina 137]
| |
-modellen), waardoor het gevaar ontstaat dat
Nynke van Hichtum en Pieter Jelle Troelstra.
de complexiteit van het leven geweld wordt aangedaan door een teveel aan algemene duiding. Psychologisch reductionisme in de vorm van projectie van gemeenplaatsen en abstracties is dan het gevolg, en bepaald funest voor het bijzondere individu dat het onderwerp vormt van de biografie. De bijna levenslange zwakke lichamelijke gezondheid van Sjoukje, gecombineerd met een, na de geboorte van het tweede kind zich openbarende, vrijwel permanente psychische labiliteit, hadden bij een minder voorzichtige biograaf makkelijk kunnen leiden tot het gestileerde schema van een ‘zenuwziek geval’ waaruit alle persoonlijkheid en mysterie zou zijn weg geanalyseerd. Wat dat betreft hebben de ‘open plekken’ die deze biografie vertoont een sympathiek karakter, tonen ze een begrijpelijke schroomvalligheid van de onderzoekster, en vergroten ze de interpretatieve ruimte voor de lezer om eigen ideeën, veronderstellingen en oordelen toe te laten. Juist dat laatste maakt de biografie bijzonder leesbaar en intensiveert de betrokkenheid. | |
Berntsjens fen 8 ta 88 jierOok literair is er, maar dat is slechts gedeeltelijk terecht, sprake van eenzelfde gedemptheid in overwegingen en conclusies. Nynke van Hichtum als unieke schrijverspersoonlijkheid ontleent haar identiteit inhoudelijk aan de verbondenheid met de idealen van de vroege socialistische beweging, en literair aan haar verwantschap met de traditionele orale volksvertelkunst. Nynke is toch vooral de gedreven conservator, onvermoeibaar stimulator en vooral vakbekwaam compilerend vertelster van het goede en het mooie. ‘Ze hield van verhalen, haar jeugd werd erdoor getekend. De mensen in haar omgeving en in het dorp vertelden elkaar verhalen, ouders aan kinderen, grootouders aan kleinkinderen, buren aan buren, kinderen onder elkaar. Ze werden op straat verteld, thuis bij de kachel, in de scheerwinkel op het dorp, en over de onderdeur doorverteld aan de buurrouw. Het platteland, het Friese platteland vooral, ruiste van de verhalen, overleveringen, spookverhalen, wondervertellingen, sprookjes. Er was geen kind dat die oude verhalen niet te horen kreeg. Ze werden duizenden keren verteld en doorverteld.’ Een kenmerkende passage uit het begin van de biografie als het gaat om de | |
[pagina 138]
| |
jeugd van Sjoukje en de cultuur waarin ze opgroeide. Holtrop verbindt, op een geïntegreerde wijze, persoonlijke geschiedenis en culturele invloeden met elkaar, en dat levert een ronduit prachtig jeugdportret op van een gevoelige, talentvolle jonge vrouw, die als schrijfster haar unieke karaktertrekken ontleende aan haar literaire geboortegrond. Zo is er aandacht voor, bijvoorbeeld, het braken van vlas, het volksgeloof in heksen en spoken, of de verhouding tussen ouders en kinderen, met een centrale rol voor de (groot)moeder - onderwerpen die expliciet zullen terugkomen in Afkes Tiental. Maar tevens wordt daarmee de basis gelegd voor wat later in het boek steeds duidelijker wordt, namelijk dat Sjoukje als Nynke van Hichtum haar hele leven lang iemand is geweest die, in onderwerpen, stijl, woordkeus, sfeer, ritme en vooral ook toon, op de eerste plaats een begenadigd vertelster is, die bij voortduring teruggreep op de literaire tradities van de actuele volkscultuur, en niet zozeer een begaafd schrijfster die zich baseerde op originele, persoonlijke fantasie. Hier ontstaat al het kenmerkende beeld van de vertellende grootmoeder, met de jeugd geschaard om haar rokken, die moeiteloos put uit de grote hoeveelheid sprookjes en volksverhalen en die, in haar eigen literaire adaptatie (‘in spreektaal en met veel omhaal van woorden’ zegt de biografe), doorgeeft aan een jongere generatie. Uiteraard is er uitvoerig aandacht voor haar debuut als ze zevenentwintig is (Teltjes yn skimerjoun, verfrieste bewerkingen van sprookjes) - met een positieve recensie van de jonge Troelstra in de Friese Courant -, de achtergrond van het pseudoniem Nynke van Hichtum, haar verbintenis met de Friese beweging, en natuurlijk het ontstaan en het succes van Afkes Tiental, compleet met uitgeefhistorie, de toenmalige receptie en aandacht voor omslagen en illustraties, onder andere van Cornelis Jetses. Opvallend is dat ze al in haar voorwoord bij haar eerste boek aangaf dat ze zich richt tot jong en oud (‘berntsjens fen 8 ta 88 jier’), waarmee ze een van de eerste pleitbezorgsters is van jeugdboeken die ook voor volwassenen interessant zijn. Later zal ze zich ook theoretisch, onder andere in Die Neue Zeit in discussie met Karl Kautsky, gaan bemoeien met de bestaande opvattingen over jeugdliteratuur, en, in de traditie van de criticus Henrich Wolgast en de Duitse Jugendschriftenbewegung, van leer trekken tegen het moralistische, sensatione- | |
[pagina 139]
| |
le en slecht geschreven kinderboek. Haar pleidooi voor verantwoorde en goede literatuur voor de jeugd, daarin bijgestaan door onder andere Nellie van Kol aan wier kindertijdschrift Ons Blaadje ze lange tijd meewerkte, is nog altijd, ondanks de nu wat hoogdravend overkomende woordkeus, in essentie de moeite waard: Allereerst voele men het warme, liefdevolle hart van den auteur er in kloppen; Uitspraken waarin ze zich, met schrijvers als Jan Lighthart en Theo Thijssen - die ze beiden hogelijk waardeerde - laat kennen als een voorloopster van wat in onze tijd literatuur zonder leeftijd is gaan heten. Niet alleen wat de primaire, maar ook wat de secundaire literatuur betreft. Holtrop trekt haar pionierende invloed op dit gebied dan ook door: ‘Sommige van haar criteria spelen bij het beoordelen van kinderboeken nog steeds een rol: de aandacht voor het echte en natuurlijke, de nadruk op het belang van een goede stijl en mooie vorm, het pleidooi voor een boeiende inhoud, het belang van warmte en bezieling, de vaststelling dat een goed kinderboek ook boeiend is voor volwassenen en de eis om jeugdliteratuur serieus te nemen.’ Na de, voor Sjoukje pijnlijke scheiding (Troelstra trouwde zeer spoedig daarna met hun jongere huishoudster), ontwikkelde ze zich, ondanks haar zwakke gezondheid, als de schrijfster Nynke van Hichtum pas goed. Niet alleen door vele bewerkingen, vertalingen (van zulke grootheden als bijvoorbeeld A.A. Milne en Lewis Carroll) sprookjesverzamelingen en de succesvolle boeken Jelle van Sipke-Froukjes en Schimmels voor de koets, maar ook door haar recensies en artikelen in tijdschriften als De Vrouw, Het Kind, en School en Leven (van Jan Ligthart). Holtrop noemt haar terecht ‘de meest gerespecteerde kinderboekenrecensente van Nederland van de eerste helft van de twintigste eeuw’. Als een van de eerste leverde ze kritiek op aparte jongens- en meisjesboeken, pleitte voor inhoudelijke én literaire criteria bij de beoordeling, en verwees in haar artikelen naar de grote werken van de wereldliteratuur die schrijvers van kinderboeken kunnen inspireren. ‘Haar streven’, zo is de conclusie ‘om esthetiek en | |
[pagina 140]
| |
ethiek in kinderliteratuur vanuit een socialistische en tegelijk humanistische invalshoek te combineren was op dat moment in Nederland uniek.’ Dat beeld moge in het algemeen correct zijn, het zou aan nuance en vooral aan diepte hebben gewonnen als meer was ingegaan, niet zozeer in descriptieve maar vooral in analyserende zin, op enkele cruciale, culturele en literaire omstandigheden en bewegingen die voor Nynke van Hichtum van groot belang moeten zijn geweest en haar een leven lang hebben beïnvloed. Ik denk hierbij aan haar al gememoreerde belangwekkende theoretische artikelen in Die Neue Zeit, de Duitse discussie over goede en slechte kinderboeken en -tijdschriften naar aanleiding van Wolgast’ Das Elend unserer Jugendliteratur (1896), de Kunsterziehungsbewegung en de Nederlandse pendant daarvan, zoals vertolkt in de ideeën van J.W. Gerhard, over de relatie tussen kunst, opvoeding en kinderboek, de toegenomen aandacht voor kunstzinnige (kinderboek)illustraties, - en vooral ook Van Hichtums relatie met inhoud en vorm van het (volks)sprookje (waarover straks meer). Stuk voor stuk ingrijpende ontwikkelingen die voor de emancipatie van de jeugdliteratuur in het eerste deel van de twintigste eeuw van groot belang zijn geweest en deel uitmaakten van de literaire ‘Umwelt’ van Van Hichtum, maar die onvoldoende worden geanalyseerd en gesynthetiseerd. | |
DubbelportretEr is door Holtrop veel naar boven gehaald tijdens haar speurwerk in allerlei archievenGa naar voetnoot5.. Dat geldt, zoals al gezegd, heel wat minder voor het persoonlijk leven van Sjoukje Troelstra en dat is voor een biograaf natuurlijk geen geringe handicap. Vandaar dan ook de regelmatige omwegen die zijn bewandeld, - even zovele pogingen om via andere ingangen en bronnen haar onderwerp zo dicht mogelijk te benaderen, zoals door middel van de (politieke) memoires van Pieter Jelle Troelstra die zijn vastgelegd in zijn vier delen Gedenkschrijften. In zekere zin is de biografie ‘bijna een dubbelportret’ geworden, een omstandigheid die niet alléen maar uit nood is geboren. Gaandeweg namelijk wordt de tragiek duidelijk die het huwelijk, na een korte gelukkige beginperiode, heeft gekenmerkt, en die door Holtrop omschreven wordt als een toestand ‘waarbij Pieter en Sjoukje elkaar in gijzeling hielden’. Na de moeilijke bevalling van het tweede kind wordt Sjoukjes in aanleg zwakke gezondheid tot een vrijwel permanente, ook psychische, labiliteit, terwijl Pieters politieke carrière eveneens een | |
[pagina 141]
| |
druk legt op de verhouding, waarin ze
Nynke van Hichtum.
elkaar weliswaar zoveel mogelijk steunen, maar niet in staat blijken wezenlijk tot elkaar door te dringen. ‘Een man die ervan overtuigd was dat hij aan zijn vrouw zijn inspiratie dankte en vanzelfsprekend voor haar moest zorgen nu zij ziek geworden was. En een vrouw die niet alleen ziekelijk was, maar vooral ook dapper wilde zijn, die tussen de ziekteaanvallen door haar man probeerde bij te staan bij zijn grootse werk om zo haar eigen leen zinvol en zichzelf onmisbaar te maken.’ Dat moest dus op den duur wel spaak lopen.Ga naar voetnoot6. Holtrop plaatst het leven van Sjoukje in het brede kader van de vaak turbulente politieke en culturele omstandigheden van die tijd en is daar - ondanks lacunes - wonderwel in geslaagd. De politieke activiteiten van Troelstra - denk onder andere aan de spoorwegstaking in 1903 - zorgden voor ingrijpende gevolgen voor het dagelijks gezinsleven en de huwelijkse verhoudingen, die niet zelden onder zware druk kwamen te staan. Zo is Afkes Tiental geschreven tijdens de maand juli in 1900 toen Troelstra, vanwege zijn hardnekkige betrokkenheid bij de zogenaamde Hogerhuiszaak die landelijk veel ophef veroorzaakte, een tijdlang in de gevangenis moest doorbrengen. Behalve de politieke context, i.c. de opkomst van de sociaal-democratie, wordt ook uitvoerig ingegaan, via gedetailleerde excursies, op de toenmalige vrouwenemancipatie (gelijkstelling van man en vrouw, de kiesrechtdiscussie, recht op arbeid), gezondheidszorg en psychiatrie (natuurgeneeskunde, vegetarisme en spiritisme) en reformbeweging en onderwijsvernieuwing. De Troelstra's volgden deze ontwikkelingen nauwgezet en namen er waar mogelijk deel aan, schrijvend en propagerend, maar ook door bijvoorbeeld veel te gaan kuren en hun kinderen naar een reformkostschool in het buitenland te sturen. Het zijn hoofdstukken waarin | |
[pagina 142]
| |
Sjoukje Troelstra naar de achtergrond is gedrongen, maar die indirect veel zinvolle informatie toevoegen aan het algemene beeld, en bovendien zeer onderhoudend geschreven zijn. Hoe interessant ook, het lijkt mij hierbij zinvol wel te bedenken dat het politieke karakter van de biografie dat door deze beschrijvingen ontstaat, dat wil zeggen de verhouding tussen persoonlijke ontwikkeling en maatschappelijke gebeurtenissen, tot stand komt door een compilatie van feiten over leven en denken van haar man, en niet (altijd) Sjoukjes politieke visie representeert. | |
Realistisch of romantischNynke van Hichtum laat een chronologische sociale en literaire geschiedenis zien van een ongewone vrouw, die de lezer moeiteloos tot het einde blijft intrigeren. De biografe is spaarzaam met het poneren van eigen meningen en zoekt het eerder in gemotiveerde overwegingen, subtiele bedenkingen, terechte aarzelingen en ondubbelzinnige vragen - een houding die, zeker in een dissertatie, begrijpelijk is, maar je zou af en toe wat gedurfder uitspraken willen, bijvoorbeeld over wat op meerdere plaatsen genoemd worden de onverenigbare kanten en tegenstellingen van Sjoukjes persoonlijkheid, - en met name ook over haar literaire karakter. Holtrop positioneert Nynke van Hichtum vooral als een realistisch schrijfster, die zich in haar werk - met name de meest ‘eigen’ boeken als Afkes Tiental, Jelle van Sipke-Froukjes en Schimmels voor de koets, maar toch ook in haar vele bewerkte verhalen - baseerde op de werkelijkheid van het dagelijkse (arbeiders)leven, zoals ze dat uit eigen Friese plattelandservaring kende en ontleende aan op waarheid gebaseerde verhalen van bekenden. Dat mag waar zijn, maar dat wil nog niet zeggen dat de kern van Van Hichtums persoonlijke en literaire identiteit realistisch te noemen is. Die op waarheid berustende verhalen, over armoede, arbeidsomstandigheden, gezinsverhoudingen, de (groot)moederrol, werden aangepast en vervormd, zodat gebeurtenissen en dragende personages eigen accenten kregen. Wat sfeer, toon en mentaliteit betreft is er zeker sprake van een eigen, karakteristieke invulling en interpretatie. Deze ingrepen, want dat zijn het wel degelijk, zijn subtiel maar onmiskenbaar en kenmerkend voor de inhoudelijke en literair-adaptieve werkwijze van de schrijverspersoonlijkheid Nynke van Hichtum. Elementen hiervan zijn, op het thematische vlak, bijvoorbeeld: het ontbreken of afzwakken van schrijnende armoede (van het bestaan waarvan Sjoukje zeker via derden op de hoogte moet zijn geweest) met als resultaat een soort geïdealiseerde, ‘innerlijk-rijke’ armoede (geplaatst soms tegenover de ‘uiterlijk-arme’ rijkdom), de herhaalde nadruk op na te streven waarden als solidariteit, liefde, optimisme en vooruitgangsgeloof, | |
[pagina 143]
| |
de met deze deugden gestileerde karakters waarbij vooral de uitstralende warmte van de centrale, samenbindende moederrol opvalt, en niet te vergeten het onveranderd positieve einde. Holtrop over Afkes Tiental: ‘Haar boek gaat over moederliefde, onderlinge solidariteit en optimisme als levenshouding: het gezin Feenstra vormde de basis van het boek en diende als illustratie van Sjoukjes opvattingen. Om die te verhelderen legde ze accenten, haalde ze het ene personage naar voren en zette ze een ander op de achtergrond. Dat was een manier van werken die haar lag. Ze was een schrijfster die de werkelijkheid versierde en stileerde en op die manier een nieuwe werkelijkheid schiep.’ Wat de stilistische aspecten betreft ontleende ze, door middel van een soort eigen literair versmeltingsproces, allerlei taalvondsten, vormelementen, kleurpatronen en structuurelementen tot een eigen, herkenbare toon en sfeer, waarin de afkomst en achtergrond van het (volks)sprookje - inclusief de sturende inhouden zoals de verhouding tussen goed en kwaad en het positieve einde - aanwijsbaar bleef. Deze werkwijze lijkt mij wezenlijk romantiserend te noemen - de werkelijkheid wordt in romantische zin, dus vooral wat betreft elementaire begrippen als gevoel, vrijheid en verbeelding, geïnterpreteerd, vervormd en bijgekleurd. Precies zoals dat bijvoorbeeld in de Duitse romantiek met betrekking tot de literaire geboorte van de (volks)sprookjes gebeurde, - een ontwikkeling die waarschijnlijk een veel grotere invloed op de schrijfster Nynke van Hichtum heeft gehad dan in de biografie aan de orde komt. Een verdere verkenning van Van Hichtums inhoudelijke en literaire ontwikkeling, gerelateerd aan structuur, inhoud en stijl van het internationale (volks)sprookje had hier waarschijnlijk | |
[pagina 144]
| |
meer uitsluitsel en de contouren van haar literaire persoonlijkheid meer scherpte kunnen geven.Ga naar voetnoot7. Daar komen nog andere complementaire zaken bij. Holtrop noemt Sjoukje, met haar gebrek aan werkelijkheidszin en behoefte tegenstellingen te camoufleren, in politiek-maatschappelijk opzicht vooral een ‘gevoelssocialiste’, iemand die meer ophad met de ideeën van haar vriendin Nellie van Kol, dan met het hardere actiesocialisme van Troelstra. In die zin is ze, met haar voorkeur voor het culturele en humanistisch aspect van het socialisme zoals dat werd gepropageerd en in praktijk gebracht door de AJC, misschien te beschouwen als een voorloopster van wat later het personalistisch, christelijk geïnspireerde socialisme (van o.a. Willem Banning) zou worden genoemd. Ook het feit dat herhaaldelijk wordt vermeld dat Sjoukjes leven vol tegenstrijdigheden zat, die ze vaak op een idealistische manier probeerde op te lossen, wijst op een levensinstelling die eerder romantisch dan realistisch is te noemen. Holtrop: ‘Haar leven bestond uit tegenstellingen. Met haar idealen en de dromen uit haar jeugd leefde ze in hoger sferen, maar de harde werkelijkheid van een armoedig en controversieel bestaan dwong haar met beide benen op de grond.’ En: ‘Sjoukje verstond de kunst tegenover de buitenwereld haar problemen te verbergen achter mooie woorden en verheven zinnen’, voortkomend uit hooggestemde, romantisch gekleurde idealen over bijvoorbeeld moederschap, socialisme en huwelijk die ook in haar boeken zijn terug te vinden. In dit gebrek aan duidelijkheid van de biografe wreekt zich wat Jan Fontijn, in zijn bundel biografische essays Broeders in bedrog de twee tegengestelde kanten van de biografie noemt: ‘In beschouwingen over het genre van de biografie worden altijd maar weer de polen genoemd waartussen de biografie zich beweegt: de literatuur en de wetenschap. De literatuur is nodig om de biografie tot verhaal te maken, om door middel van de verbeelding samenhang te brengen in de feiten en de nuances van de persoonlijkheid tot hun recht te laten komen. Wetenschap, objectiviteit is nodig om de feitelijke waarheid recht te doen.’Ga naar voetnoot8. Wat mij betreft had Holtrop, zonder de wetenschap geweld aan te doen, de literatuur, dat wil zeggen haar eigen visie en interpretatieve verbeelding, meer | |
[pagina 145]
| |
mogen laten spreken om de resultaten van haar
onderzoek een duidelijker richting te geven. Hier is dan ook aan de orde dat een biografie altijd ook aspecten van de persoonlijkheid van de biograaf laat zien. Holtrop als de vooral registrerend, samenvattend en voorzichtig concluderend cultuurhistorica, niet zozeer als de interpretatieve psychologe of analyserende letterkundige. En dat bepaalt het beeld dat de lezer krijgt van zowel Sjoukje als NynkeGa naar voetnoot9.. | |
Integrale biografieIs het zo dat na lezing van de biografie Nynke van Hichtum definitief aanspraak kan maken op de onderscheiding grootmoeder van onze jeugdliteratuur? Wat die vraag betreft heb ik mijn reserves. Niet zozeer omdat die titel onterecht zou zijn, integendeel, na lezing van Holtrops werk ben ik er alleen maar meer van overtuigd dat die verdiend is. De biografie biedt daarvoor ook de nodige (nieuwe) ondersteunende feiten, maar verwerkt die echter onvoldoende in een begeleidende literaire argumentatie en biedt (dus) ook (in het magere slothoofdstuk bijvoorbeeld) te weinig verdiepend inzicht. Wel nieuwe bouwstenen, geen onontkoombaar bewijs. Van Hichtum was niet de enige die in haar tijd op de bres stond voor een beweging die pleitte voor inhoudelijke en literaire kwaliteit. Maar ze was, met haar succesvolle boeken, wel de invloedrijkste auteur op de ‘literaire werkvloer’, terwijl ze daarnaast op het secundaire vlak als geen ander de discussie stimuleerde. Haar literaire grootmoederlijke persoonlijkheid ontleent ze aan de combinatie van deze twee activiteiten, en vooral aan haar kwaliteiten als vertellend schrijfster waarin ze de verbinding legde tussen het realisme van de volkscultuur en de romantiek van de literaire adaptatie. Die activiteiten, met medestanders als Nellie van Kol, Mathilde Wibaut-Berdenis van Berlekom, Ida Heijermans, J.W. Gerhard, Theo Thijssen, Jan Ligthart, zoveel jaren lang, vormen de humuslaag waarop, na de Tweede Wereldoorlog een nieuwe ontwikkeling de kans krijgt wortel te schieten, en waarvan de doorbraak van de authenticiteit van Annie M.G. Schmidt en het pionierschap van het literaire tijdschrift Kris Kras de twee belangrijkste bloeiwijzen vormen. In de recente geschiedenis van de vaderland- | |
[pagina 146]
| |
se jeugdliteratuur stralen zij een moederlijke vruchtbaarheid uit - gekenmerkt door inhoudelijke dwarsheid, verbeelding, fantasie, speelsheid en vormtechnische diversiteit en vernuft - die in de jaren zeventig voor een nieuwe doorbraak zorgt: eerst een pedagogische emancipatie, de opruiming van de (vooroorlogse) inhoudelijke vooroordelen, en gelijktijdig of meteen daarna een literaire ‘coming of age’, het kinderboek als literatuur zonder leeftijd. Nynke van Hichtum staat, dat wordt steeds duidelijker, aan de bron daarvan, maar Holtrop biedt in haar biografie daarvoor te weinig overtuigende argumenten. Van Hichtums invloed op de latere jeugdliteratuur wordt wel genoemd, overigens alleen op het gebied van de literaire kritiek, maar wordt onvoldoende geproblematiseerd en onderzocht. Op de voorlaatste dag van 2005 schreef Kees Fens, in een rubriek waarin de Volkskrant-recensenten hun beste boeken kozen; ‘Onder de dit jaar verschenen Nederlandse biografieën is die over de socialiste en kinderboekenschrijfster Nynke van Hichtum verreweg de beste. Met name de eerste helft van het omvangrijke boek is uitstekend, want levensbeschrijving en een stuk uitmuntende sociale geschiedenis tegelijk. (...) Een goed beeld geeft het boek over de ontwikkeling van het Nederlandse kinderboek.’Ga naar voetnoot10. Ik heb al die andere biografieën niet allemaal gelezen, maar ben het ook zonder dat graag met zijn oordeel eens, en dat is inclusief de bovenstaande kritiek. Want ondanks aanwijsbare lacunes is Nynke van Hichtum toch een belangwekkend, stimulerend en uiterst leesbaar boek. Jammer is daarom dat in het boek gekozen is voor een helaas steeds meer voorkomende, modieuze annotatie, waarbij in de tekst geen nootnummering meer is opgenomen. De noten zelf staan achter in het boek en zijn te herkennen aan de paginering en de eerste woorden. Dat betekent dat de lezer zelf op zoek moet gaan of, en zo ja waar precies, er sprake is van aanvullende documentatie, hetgeen aanleiding is tot nodeloos en vaak tevergeefs geblader. Dat de irritatie daardoor soms hoog kan oplopen ligt natuurlijk voor de hand, en dat staat in geen verhouding tot de in het Voorwoord vermeende verhoging van de ‘leesbaarheid van het verhaal’. Dat is grote flauwekul. Wie geen noten wil raadplegen leest probleemloos over de cijfertjes heen, en wie ze wel wil gebruiken weet tenminste waar precies de documentatie te vinden is. Bovendien: van een als dissertatie uitgegeven biografie mag je verwachten dat de lezer geïnteresseerd is in nadere achtergrondgegevens over inhoud of werkwijze van de biograaf. Het is te hopen dat dit soort nootloze teksten gauw weer tot het verleden gaan behoren. | |
[pagina 147]
| |
Maar dat is slechts een opmerking terzijde. Veel belangrijker is natuurlijk dat Nynke van Hichtum de eerste echt integrale biografie binnen de secundaire jeugdliteratuur is. Dat wil zeggen dat het levensverhaal vanuit verschillende kanten (psychologisch, sociaal-cultureel, literair) is benaderd en niet is gesegmenteerd in deelbiografieën, zoals dat helaas gebeurd is met de nalatenschap van Annie M.G. Schmidt (en waarvoor te vrezen valt bij de erfenis van de ons onlangs ontvallen Willem Wilmink). In die zin is wat er verder tot nu toe op biografisch gebied is gepresteerd binnen de jeugdliteratuur (veel ongezeefde feiten en weinig analytische visie in wat eerder monografieën genoemd kunnen worden over An Rutgers van der Loeff, W.G. van de Hulst en Max Velthuijs) niet geweldig. Holtrop heeft er nu voor gezorgd dat het Nederlandse kinderboek verrijkt is met een integrale en vooral ook knap geschreven biografie van een van haar founding mothers. Waarmee ze, net als haar onderwerp, een niet te onderschatten bijdrage heeft geleverd aan de emancipatie van (de studie van) de jeugdliteratuur.Ga naar voetnoot11. |
|