heeft geplast en omdat ze weigert zich aan de normen van haar hardvochtige klasgenoten te houden. De tiende verdieping van een flat ruikt naar sigaretten, knoflook of poep, en op de elfde ruik je varkensworst of gewoon zure pis. En er loopt een notoire potloodventer rond.
De veertienjarige Steppo staat boven op de flat en kijkt op Hagalund neer. Hij zit er middenin. Zijn vader is een maand geleden overleden, zijn moeder is depressief en zoekt haar heil in de catalogus van het postorderbedrijf. Voorzichtigheid is geboden, dat voelt Steppo wel aan, want dertien verdiepingen is ‘verrekte hoog’. Had hij maar een droom, net als zijn klasgenoten. Dick, die gitarist wil worden en kwijlt bij een glimmende blauwe Fender Stratocaster. Terwijl die in de winkel op hem hangt te wachten, oefent Dick op de luchtgitaar. En Håkan, die volledig opgaat in zijn dierbare handboek voor militairen, Soldaat te velde. In de kantlijn kriebelt hij handige tips, voor later, als hij zelf huursoldaat is. Steppo heeft alleen nare nachtmerries en dromen over Tahsin - een meisje, zo wondermooi, zo beeldschoon. ‘Tahsins hersens zagen eruit als een warme zee met onvoorstelbare en oneindig mooie vissen met ingewikkelde patronen,’ laat Engström zijn hoofdpersoon fantaseren. Maar zij moet hem niet.
Engströms boek is een zeldzaamheid, in de eerste plaats dankzij de setting in de troosteloze achterstandswijk. Hij karakteriseert zijn randgroepjongeren op een manier die mijlenver afligt van het overheersende beeld in de hedendaagse jongerencultuur, gedomineerd door stoere gangsterrappers en opgewonden whores en bitches. Het leven in de getto is verschrikkelijk zwaar en heftig en heus niet lollig, maar kijk toch eens hoe stoer we ons houden - dat idee. Zwaar en heftig is het leven inderdaad in Hagalund, maar Engströms toon is het tegenovergestelde van de bravoure van de rappers. Zijn taal is zonder opsmuk, zijn beschrijvingen zijn tragikomisch en daarom vaak onbedaarlijk geestig. Zijn karakters zijn stuk voor stuk stumpers.
Want Engström schrijft, bovenal, met humor - en Bernadette Custers verdient een groot compliment voor de bewonderenswaardig soepele vertaling, die nog steeds bol staat van Engströms droogkomische humor. Het begin van het boek luidt, als ware het een motto: ‘Het zou een regenachtige herfst worden.’ Dat is een voorbeeld van hoe Engström de draak steekt met het sentiment. De druilerigheid van het leven nam hij tot onderwerp, maar hij behandelt het zonder dat het verhaal verzandt in ellende. Misschien wel het beste voorbeeld daarvan is het motief van de kristallen kroonluchter, die Steppo's moeder met het postorderbedrijf laat komen.
In de doos zaten honderden losse kristallen, gewikkeld in fijn zijdepapier. Een frame van messing, vijf cirkels die met dunne kettingen aan