Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 20
(2006)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 40]
| |||||||||
Wim Hofman in beeld
| |||||||||
Kisten en merkwaardige wezens‘Zo vond Koning Wikkepokluk de Merkwaardige tenslotte toch een rijk. En als niemand de kist geopend heeft, dan zit hij daar nog.’ In veel van de boeken van Wim Hofman kom je een kist, doos, ton of koffer tegen, waar soms iemand in woont. Het lijkt wel of die iemand zich daar heel lekker en veilig in voelt. In 1974 kreeg de illustrator Hofman zijn eerste prijs - toen nog een aanmoedigingsprijs - het Gouden Penseel voor zijn tekeningen in Koning Wikkepokluk de merkwaardige zoekt een rijk (de auteur Hofman zou de jaren daarna nog dikwijls worden bekroond; in 1984 ontving hij een tweede Gouden Penseel). Dit zowel door hem geschreven als geïllustreerde boek heeft een intrigerend geschilderd donker omslag en zit vol met kleine pentekeningen van koningen en merkwaardige wezens, donker en doorwrocht tot stand gekomen, die een grote mate van bevreemding bezitten. Daarbij intrigerende beelden van een somber gearceerde verjaardagstaart of een verloren fietsstuur in het gras die de beschouwer bij blijven. En kisten. Altijd kisten. Had hij die ergens voor nodig? Geeft zo'n kist een gevoel van veiligheid of geborgenheid? Woonde hij eigenlijk misschien stiekem in een kist? In die tijd beschreef men hem in deUit: Koning Wikkepokluk de merkwaardige zoekt een rijk.
hoofdstedelijke kinderboekenincrowd als ‘een of andere schuwe priester uit Zeeland met een afkeer van de Randstad’. Inderdaad was de Wim Hofman uit die tijd verlegen, introvert, maar daarnaast ook vriendelijk, met een grote mate van eigenzinnige natuurlijkheid en een wars-zijn van modieuze neigingen. Helemaal zichzelf, ook in zijn werk. | |||||||||
[pagina 41]
| |||||||||
Stileringen van eigen ervaringenHofman is belezen en bereisd. Omdat hij slechts kort een tekencursus in Brussel volgde, kan men hem artistiek gezien autodidact noemen. Hofman: ‘Ik moest er altijd vervelende dingen tekenen. Vazen en zo. Ik vind dat je dingen die er al zijn, niet hoeft te tekenen. En richt me vrij eenzijdig tot de fantasie, de verbeelding.’Ga naar voetnoot1. Zijn eerste boeken Welwel de zeer grote tovenaar en Het eiland Lapje Loem, eveneens geheel van eigen hand, kunnen als duidelijke voorlopers van Koning Wikkepokluk beschouwd worden. Want ook hierin komen al naast de typische, wat Keltische sfeer, de vele woordgrapjes en de eindeloze opsommingen en elementen voor als: een fietsende koning, een eiland, een boot, de zee, vissen, ruïnes en figuren met wonderlijke namen. Die lijn wordt duidelijk voortgezet in Koning Wikkepokluk, het epos van een egocentrische, heerszuchtige koning en zijn drie onnozele onderdanen. Ze verlaten het beest waarin ze huisden en trekken de wereld in, op zoek naar een beter rijk. Op hun tocht beleven ze allerlei bizarre, sprookjesachtige en soms griezelige avonturen en vinden ten slotte hun bestemming, al is het niet wat zij en de lezer ervan verwacht hadden. Uit: Welwel, de zeer grote tovenaar.
| |||||||||
[pagina 42]
| |||||||||
Hofman: ‘Het boek staat in een sfeer van het-lukt-niet, alles zit tegen, zelfs het weer. Dit komt omdat die koning te veel verlangt; hij wil een eigen rijk om lekker autoritair in te kunnen regeren. Eigenlijk is het een naargeestig boek. Daarom is het omslag zwart. Want het eindigt in de kist, in de dood zou je kunnen zeggen. Het is ze in het leven niet gelukt, ze hebben niet gevonden wat ze zochten. Zo bewust heb ik het niet geschreven; pas na jaren kwam ik erachter wat dit alles voor betekenis heeft. Het lijkt me wel een moeilijk boek voor kinderen. Ze hoeven van mij nog niet alles te snappen - dat doen de meeste volwassenen ook niet. Als ze het maar fijn vinden en de sfeer maar overkomt. Dat is met opvoeden toch net zo, dat gaat ook niet bewust; het gaat om de sfeer in het gezin. Al dat bewuste lukt toch niet. (...) Dit boek is erg individualistische en eenzijdige kost, maar je schrijft het voor je zelf. Boeken zijn voor mij stileringen van eigen ervaringen.’Ga naar voetnoot2. | |||||||||
Van donker naar (schijn)luchtigheidDe bekroonde zwartwitpentekeningen passen volmaakt bij de wonderlijke geschreven wereld van Wim Hofman. Zij zijn niet alleen geestig en intrigerend, maar doen ook sterk vervreemdend aan. Dat laatste geldt vooral voor de kleinere tekeningen, waarin hij erin slaagt een volkomen alledaags voorwerp als een taart, een sleutel, of een fietsstuur zo te verbeelden, dat het afkomstig lijkt van een andere wereld. Het is duidelijk zichtbaar - en hij zegt het zelf ook - dat hij voor zijn tekeningen veel gekeken heeft naar de negentiende-eeuwse prentkunst. Vooral naar de eenheid tussen tekst en illustratie, die werk uit deze tijd vaak bezit. Zijn werk is puur en oorspronkelijk en de afwezigheid van modieuze stijlelementen is opvallend. Zijn illustraties uit de latere boeken zijn ook anders. Het dominerende donker en het element van vervreemding verdwijnt steeds meer. Er komt een (schijn)luchtigheid voor in de plaats, die in het vroege werk ontbreekt, maar waardoor ze toegankelijker worden voor een groter publiek. Hij gaat zich wat meer richten op jongere kinderen. Nog steeds komen er kisten in zijn boeken voor (Uk en Bur, 1987), maar ze zijn veel opener dan de eerdere, lichter van toon en stemming en haast niet meer gearceerd. Het lijkt of hij het deksel van zijn eigenzinnige wereldje in die houten kist bij het strand, dat eerst voor ons maar op een kiertje stond, door het schrijven van al die latere boeken nu wijd opengegooid heeft, zodat andere mensen er ook in kunnen stappen en kunnen genieten van wat daarin allemaal gebeurt. | |||||||||
[pagina 43]
| |||||||||
Uit: Uk en Bur.
| |||||||||
Sprookjes in Oost-Indische inktVeel van de illustraties en strooigoed-tekeningetjes van Hofman zijn gemaakt met pen en Oost-Indische inkt, een techniek waarin hij zich duidelijk zichtbaar thuisvoelt. En waarvan hij het materiaal - de inktflesjes en de (kroontjes)pennen met veel plezier regelmatig portretteert in zijn boeken. Over inkt schrijft hij: ‘Met inkt doe je onherroepelijke dingen. Opeens staat er iets. Op het papier, dat een wereld is, gaat iets gebeuren. Er groeit iets, of er gaat iets ten gronde, of het is meteen al goed. Wonderlijk en heel ingrijpend, het werken met inkt!’Ga naar voetnoot3. Hij laat een verhaal over het schrijven van een verhaal eindigen met: ‘En het meisje tekent tafels, lampen, spijkers, muizen.... en nog 1001 dingen meer. En dan maakt ze er een verhaal van. Op het eind komt de nacht en die maakt alles zwart als inkt.’Ga naar voetnoot4. Uit: De kleine Hofman.
De nacht die zwart als inkt is, daar gaat ook iets onheilspellends van uit, zoals sprookjes vaak eveneens iets dreigends bevatten. Hofman maakte een aantal sprookjes, maar niet alleen in boekvorm. Een aantal is als kinderprent verschenen of als kaarten. | |||||||||
[pagina 44]
| |||||||||
Met het verschijnen van de kinderprent Naar Luilekkerland (Moon Press, 1992) breekt een nieuwe fase aan in zijn illustratiewerk. De illustraties zijn gemaakt met scraperboard (schraapkarton) en Oost-Indische inkt. Ze geven de indruk van houtsneden. Dat was precies de bedoeling met de illustraties voor de kinderprent. Hij wilde het effect van een oude kinderprent met traditionele houtsneden bereiken met een eigentijdse, grafisch aandoende techniek. Dat is hem zeer goed gelukt.
Hand in hand in hand in hand
Gaan wij naar Luilekkerland.
Dik en zoet en blij
Komen wij uit de rijstebrij. Uit: Van Aap tot Zip. Scraperboard is een techniek waarbij er omgekeerd gewerkt wordt. Dat wil zeggen: eerst maakt de tekenaar een potloodschetsje op het speciale schraapkarton. Dit is karton met een glad, wit laagje. Over het schetsje wordt een laag Oost-Indische inkt aangebracht. Dit moet eerst even drogen, daarna schraapt de tekenaar met een mesje alles weg wat weer wit moet worden. Als resultaat is een houtsnedeachtige afbeelding te zien, met grote zwarte vlakken en een stevige, wat brokkelige lijnvoering. Toch was de techniek niet nieuw voor hem: als scholier paste hij deze al toe. Hij publiceerde in het tijdschrift voor missionarissen. Hofman: ‘De zusters vonden het wel mooi, die vignetjes in het blad. Ze waren verwant aan een Afrikaanse sfeer.’ Het leverde hem zelfs een prijs op van 75 gulden en een jaar lang werden de vignetjes geplaatst in het blad.Ga naar voetnoot5. In 1992 pakte hij deze techniek dus weer op voor de Luilekkerlandprent, gevolgd door o.a. de prenten De jongen die op reis ging om te leren griezelen (1993), De toren van Babel was formidabel (1996) en Engelen zingen als nooit tevoren (1998), illustraties van sprookjes in het kindertijdschrift MikMak (1993-1994) en het met de Gouden Griffel bekroonde boek Zwart als inkt (1997).Ga naar voetnoot6. Zijn voorbeeld | |||||||||
[pagina 45]
| |||||||||
kreeg navolging: ook andere illustratoren gingen in deze aantrekkelijke techniek werken: Annet Kossen, Margriet Heijmans, Gerda Dendooven en Joke van Leeuwen. Op dit moment is het animo een beetje gedaald, omdat de beste kwaliteit schraapkarton niet meer verkrijgbaar is. De Engelse fabriek is over de kop. Hofman kocht de laatste voorraad op, waarvan nu helaas het einde in zicht is. | |||||||||
LuilekkerlandNaar Luilekkerland is geïnspireerd op achttiende- en negentiende-eeuwse kinderprenten over hetzelfde sprookjesachtige thema, dat een middeleeuwse (en gedeeltelijk nog oudere) herkomst heeft. Een kinder- of centsprent is een vel papier van ongeveer A3-formaat met daarop afgedrukt een aantal afbeeldingen met twee of meer regels (rijm)tekst er onder. Ze zijn de afgelopen vier eeuwen (tot halverwege de vorige eeuw) bij honderdduizenden gemaakt. Hofman liet zijn Luilekkerlandprent bestaan uit vijf rijen van vier afbeeldingen naast elkaar. Zijn prent begint als volgt:
Hand in hand in hand in hand
Gaan wij naar Luilekkerland.
Op de bijbehorende afbeelding wordt dat overtuigend in beeld gebracht. Drie rijen met zwarte, elkaar vasthoudende wezentjes vullen bijna geheel het vierkante kadertje. Hij gebruikte enkele oude motieven uit het Luilekkerlandverhaal opnieuw: de rijstebrijberg waar iedereen zich doorheen moet eten om in Luilekkerland aan te komen, het snoephuisje, de drankrivier, de verjongingsbron is een verdunningsbad geworden. Luilekkerland is van oudsher het land waar drinken en eten in overvloed verkrijgbaar zijn. Je hoefde er nooit te werken en je kon weer jong worden in de verjongingsbron.
Dit huis staat daar om op te eten
In de deur is al gebeten. Uit: Van Aap tot Zip.
Rien en Olivier staan hier
Te kijken naar een drankrivier. Uit: Van Aap tot Zip.
Even zitten in het bad
Ben je weer zo dun als wat. Uit: Van Aap tot Zip. | |||||||||
[pagina 46]
| |||||||||
Verder toont de prent een stortvloed aan vrolijke, bizarre fantasieën, van ‘ontbijt op een tapijt’, rondvliegende koeken, flessen om letterlijk je dorst in te lessen, regen van dropjes, tot een toetje als zomerhoedje.
Loetje draagt als zomerhoedje
Een lekker zoet en luchtig toetje. Uit: Van Aap tot Zip. De illustraties zijn met veel humor en plezier gemaakt. Bijvoorbeeld een kogelrond mannetje met een kraan aan zijn buik, die een kruik leeggiet in zijn wijd opengesperde mond. (‘Karel staat hier met zijn kruikje/ Vult daarmee steeds zijn buikje.) Of drie feestende figuren, met enorme neuzen van penen. Zijn prent eindigt met ‘Klaas Vaak, hij komt niet vaak. Maar als hij komt, dan is het raak.’ Er boven staat een vredig tafereeltje afgebeeld, met een slapend figuur in een bed en door het raam zijn de maan en Klaas Vaak met puntmuts. Eind goed, al goed. De combinatie van de plaatjes met schijnbaar onbeholpen, puntige regels rijmtekst is onweerstaanbaar geestig. Hofman toont zich een ware meester op het kleine vlak. Er is zoveel te zien op de twintig vierkante plaatjes, die allemaal verschillend van compositie en perspectief zijn. Het oude verhaal is door hem weer nieuw leven ingeblazen. En ze prikkelen nog steeds, deze utopische fantasieën, ondanks dat wij in de westerse wereld zelf in een soort Luilekkerland wonen. | |||||||||
GriezelenHofman maakte nog meer kinderprenten: een sprookje en twee bijbelprenten.Ga naar voetnoot7. De sprookjesprent De jongen die op reis ging om te leren griezelen ziet er wat | |||||||||
[pagina 47]
| |||||||||
illustratiever uit dan de Luilekkerlandprent. De scènes zijn iets gedetailleerder in beeld gebracht. En er is een verhaallijn zichtbaar, terwijl Naar Luilekkerland meer uit losse taferelen bestaat. Bij het eerste plaatje is het al raak:
Diep in de nacht over het kerkhof gaan?
Zegt de jongen: wat is daar nu aan?
Een spookachtig nachtelijk tafereel, met een angstig en een vrolijk gezicht op de voorgrond. Dat vrolijke gezicht is natuurlijk van de jongen die niet wist wat griezelen was. Dan volgen nog negentien andere plaatjes met regels rijmtekst eronder. Hofman brengt het sprookje vrij letterlijk in beeld, maar zet het vanzelfsprekend ook naar eigen hand. (‘De jongen danst de cha-cha-cha/ met de Dood van Pierlala.’) In het sprookje wordt alles in het extreme getrokken, wat een aantal lugubere scènes oplevert. Maar aangezien de hoofdpersoon niets griezelig genoeg vindt, wordt griezelig omgekeerd in grappig. Met dit soort humor kan hij goed uit de voeten.
Dat is de koster die in een wit laken
De arme jongen bang wil maken.
Niet met de jongen, maar met de koster loopt het niet goed af, wat Hofman illustreert met een zwarte zigzagtrap en het ‘spook’ dat daar vanaf valt. Op het volgende plaatje springt de jongen vrolijk over een gapend ravijn, waar nog net een opengesperde krokodillenbek te zien is. Of de jongen nu op een galgenveldje terechtkomt, in een spookkasteel met monsterlijke zwarte katten, een wandelend bed en halve mensen door de schoorsteen naar beneden ziet komen, het maakt hem allemaal niets uit. Hij brengt het overtuigend in beeld. Ieder plaatje is geheel anders van compositie en sfeer. Het spookkasteel bestaat uit drie torens en een kronkelweg ernaar toe, waar twee figuurtjes op te zien zijn. Op de achtergrond zijn contouren en wat wolkjes en vleermuizen aangebracht met gearceerde vlakken. Dit zijn duidelijke verwijzingen naar de houtsnede. En dit alles binnen een kader van ongeveer zeven bij zeven centimeter (origineel formaat iets groter, ongeveer negen bij negen centimeter). Of een bed met een angstig gezicht en spichtige voetjes, waar de jongen lachend in ligt. Een scheve planken vloer en een raam waar een maantje door te zien is, maken het helemaal tot een typisch Hofman-plaatje. Van de halve stukken mens door de schoorsteen zijn een onderlijf met gekrulde puntvoeten en een omgekeerd hoofd en dunne handen zichtbaar. Een spookachtige man is een gebogen sliert met een puntmuts. Als dan de jongen na al zijn doorstane griezelproeven de | |||||||||
[pagina 48]
| |||||||||
schatten van het kasteel heeft gevonden, mag hij trouwen met de dochter van de koning. Hofman vond er een geweldig, eigentijds rijmwoord bij.
De jongen en de dochter van de koning
Gaan wonen in een doorzonwoning.
De doorzonwoning werd natuurlijk een scheefgezakt Hofman-huisje, maar wel met een groot doorzonraam.
De jongen en de dochter van de koning
Gaan wonen in een doorzonwoning. Uit: Van Aap tot Zip. | |||||||||
BijbelprentenBij de volgende prent kwam het plezier in het maken van korte rijmteksten hem goed van pas. In opdracht van het Rembrandthuis in Amsterdam maakte Hofman in 1996 een bijbelprent over het Oude Testament, later gevolgd door een prent over het Nieuwe Testament. Op dat moment was hij aan het verhuizen. Tijdens het inpakken en sjouwen maakte hij de teksten in zijn hoofd en schreef ze later op. Een paar is zelfs telefonisch doorgegeven. De korte teksten gingen bijna een eigen leven leiden. Alleen al de titel (en rijmtekst bij een van de illustraties) is een vondst: De toren van Babel was formidabel. Of de tekst:
O Absalom, o Absalom,
Wist je dan geen kapsalon?
Naderhand maakte hij de illustraties. Er is nogal wat moord en doodslag op te zien, met grote zwarte vlakken en rode accenten. De twee bijbelprenten zijn in | |||||||||
[pagina 49]
| |||||||||
zwart-rood uitgevoerd. Dit zijn samen met wit de drie karakteristieke kleuren in zijn werk, als je zwart en wit tenminste meetelt als kleur. Zwart is de kleur van de dood en de duisternis, rood de kleur van het bloed en het leven en wit de kleur van de ongereptheid, de onschuld. Op deze kleuren is zijn versie van Sneeuwwitje, die de onheilspellende titel Zwart als inkt meekreeg, gebaseerd. De bijbelprenten waren voor bijbelkenner Hofman een groot genoegen om te maken. Hij haalde er, net als hij bij het Luilekkerlandverhaal en het sprookje deed, een aantal voor hem interessante en karakteristieke passages uit: Kaïn en Abel, de ark van Noach, de woeste Simson, Jona in de bek van een monster. In combinatie met de rijmteksten worden de niet mis te verstane illustraties iets gerelativeerd. Het effect is vergelijkbaar met het griezelsprookje. Voor de goede verstaander is de prent ‘gesneden koek’, voor de minder bijbelvaste beschouwer bevat de prent genoeg aanleidingen om de bijbel nog eens ter hand te nemen. Dat geldt ook voor de prent over het Nieuwe Testament: Engelen zingen als nooit tevoren (1998). De eerste prent verscheen bij de tentoonstelling Aartsvaders, Engelen en Profeten. Het Oude Testament in prent.
Licht en donker gaan uit elkaar,
De zon komt hier, de maan moet daar.
Adam en Eva bij de boom
Ontwaken uit een diepe droom.
De haat van Kaïn was zo groot:
Hij sloeg de arme Abel dood.
Noachs ark dreef dagen rond,
Daarna liep hij aan de grond. Uit: Van Aap tot Zip. | |||||||||
[pagina 50]
| |||||||||
Klein DuimpjeOndertussen was Hofman ook bezig met zijn bewerkingen van sprookjes. Van Klein Duimpje maakte hij een eigenzinnige en uitgesproken versie, secuur vormgegeven in een zwart boekje. Op het zwart-witte omslag is een soort landkaart te zien, waarop Klein Duimpje in rood te herkennen is. Ook de titel is in rood, in kleiner corps dan de naam van de auteur. Het sprookje is heel bijzonder van taal. Hofman schildert in woorden: Wolken kwamen samen Het beeldende, expressieve taalgebruik geeft het sprookje een grote dramatische lading. De illustraties in scraperboard zijn minstens zo dramatisch. Hier is geen plaats voor de (schijnbare) vrolijkheid en vermakelijkheid uit de prenten. De zwarte illustraties beelden vooral een voelbare dreiging uit. Deze vindt zijn climax in een zwarte bladzij, met alleen een wit maantje. Op de volgende zwarte bladzij staat de angstaanjagende tekst in wit. De reus vermoordt zijn eigen kinderen. Wie hoorde het niet? Het sprookje eindigt desondanks hoopvol met de ontsnapping van de kinderen uit het gewelddadige reuzenhuis. Eén van de laatste illustraties laat de enorme zevenmijlslaarzen zien, met daarin de zeven kinderen, op weg naar hun vrijheid. En ze gingen nooit meer terug, Uit: Klein Duimpje.
| |||||||||
[pagina 51]
| |||||||||
Deze apotheose vond Hofman eveneens terug in drie andere sprookjes: Roodkapje, Hans en Grietje en Sneeuwwitje. Voor het tijdschrift MikMak maakte hij deze vier sprookjes in vier taferelen, op de manier van een kinderprent. De rijmtekst plaatste hij echter niet onder de afbeeldingen in kaders, maar los ernaast. Hofman laat zien dat de sprookjes uit vier beslissende scènes bestaan.
Moeder zegt: ik ben wat moe
Breng jij dit maar naar oma toe. Blijf op het pad en loop flink door, Luister niet naar wolven, hoor!
Een stem roept: kom maar binnen, gauw!
Aan de deur hangt wel een touw. Roodkapje trekt, de deur gaat open... De wolf is in het bed gekropen.
In het bed ligt, tot haar verdriet
De wolf. En oma? Oma ziet ze niet. Zijn muil is wijd en groot en daar Gaat Roodkapje, met huid en haar...
De jager snijdt de wolf open.
Roodkapje komt eruit gelopen. De buik gaat dicht, komt vol met keien. De wolf zal straks de put inglijden. Uit: Van Aap tot Zip. Zoals Klein Duimpje er met de Zevenmijlslaarzen vandoor gaat, zo wordt Roodkapje uit de buik van de wolf bevrijd, Hans door Grietje uit de oven van de heks gered en Sneeuwwitje door de prins opnieuw tot leven gewekt. De illustraties zijn gemaakt in de sfeer van de kinderprenten, waardoor ze luchtiger van | |||||||||
[pagina 52]
| |||||||||
aard zijn dan de illustraties in het boekje Klein Duimpje. Het ‘optimistische’ einde van Sneeuwwitje wordt echter met Zwart als inkt grondig herzien. | |||||||||
Zwart als inktZwart als inkt is het verhaal van Sneeuwwitje en de zeven dwergen (Querido, 1997), maar naast het zwart daarin, is rood de kleur die op een stille manier kracht en raffinement aan het boek geeft. Met zwart en rood wordt in dit boek een subtiel spel gespeeld. Na de rode schutbladen verrast de titelpagina waar de titel ‘Zwart als inkt’ in rood (!) is gedrukt. Behalve de rode beginkapitalen zitten overal doordachte kleurtoetsen rood: een vuurrode jurk, een lipstickrode kus, de beroemde rode bloeddruppels in de sneeuw, het staartstuk van de nachtvlinder, de rode appel, het vuur in de kachel, het rode hart en ten slotte de roodgloeiende schoenen waarmee haar stiefmoeder door moest dansen tot ze dood was. De zwarte - soms bijna abstracte - illustraties, zijn van het bekende Hofmankaliber, maar het lijkt wel of ze in dit boek de tekst nog meer versterken dan in andere uitgaven van zijn hand. Door de heel terughoudende, en uiterst esthetische typografie van Barbara van Dongen Torman (bandomslag: Brigitte Slangen) spelen ze samen met de enkele rode kleurtoetsen namelijk een heel chique grafisch spel met de tekst. | |||||||||
Illustraties voor anderenEen heel enkele keer leent Hofman zichzelf als illustrator uit aan een andere auteur. Dan geeft hij zijn volstrekt individuele beelden aan teksten van anderen die hem echt liggen. Zo maakte hij kleine, stille, geheimzinnige zwarte vignetten van fantasiedieren bij de inmiddels klassieke nonsenspoëzie in Alle gorgelrijmen van C. Buddingh' (De Bezige Bij, 2003) in scraperboard. En bij de gedichten van Johanna Kruit (De maan begon te schijnen, Leopold 2002) ontstond er op sommige plekken in het boek bijna een symbiose tussen haar tekst en zijn pentekeningen. Wie naar de pagina (19) van haar gedicht ‘Zwart sprookje’ kijkt, voelt de verwantschap tussen haar wereld en de zijne: ‘Het huis stond in schemer verpakt. Met lichtjes voor de ramen. Er waren dieren die kwamen. bepakt en bezakt.’ Maak daar maar eens een illustratie bij. Hofman deed het. Hij bouwde in zwart een simpel Hofman-huis met een kachelpijpschoorsteen waar rook uitkomt en allerlei merkwaardige kriebelkrabbeldieren die uit de voordeur stromen. En ‘Het huis stond in de schemer verpakt. Zag dieren en kind verdwijnen. De maan begon te schijnen. Het bos werd omgehakt.’ Een donker en zwart gedicht dat zwarte beelden kreeg. Typische Hofman-beelden, waarmee het naadloos versmolt en waarvan de wortels hiervoor zichtbaar liggen in zijn eigen zwarte sprookje Zwart als inkt. | |||||||||
[pagina 53]
| |||||||||
Schilderachtige omslagenZijn omslagen zijn altijd schilderachtig, geheimzinnig en krachtig. Daarin toont hij zich van het begin af aan een schilder die geen enkele concessie doet aan het medium boek of de commerciële functie van het omslag. In 1973 maakte Hofman voor Koning Wikkepokluk een zwart omslag! Een verrukkelijk intrigerend donker en volwassen ogend omslag voor zijn kinderboek dat met een Gouden Penseel werd bekroond. Maar les één in kinderboekenland is toch wel, dat zo'n omslag eigenlijk niet kan. Want een boekomslag moet immers goed communiceren en mensen, potentiële kopers en lezers naar het boek tóe lokken. En dat deed dit omslag - hoe kunstzinnig ook - beslist niet. Práten moesten de boekverkopers over het boek, praten en voorlezen moesten de bibliothecarissen en juffen en meesters. En dan, ja, dan pas gingen ouders en grootouders en kinderen dit boek bekijken, lenen, kopen en lezen (ik weet het nog goed, want heb een week lang in de Kinderboekenweek in een stand in de Bijenkorf dit bekroonde boek eindeloos staan aanprijzen/verkopen! T.V.-L.). Hoewel zijn omslagen in de loop der jaren steeds lichter van toon en toegankelijker worden en hij van gouache uiteindelijk steeds vaker overgaat op acrylverf, blijven ze toch in hun totaliteit steeds een consistent beeld van de schílder Hofman geven. Want schilderachtig blijft hun structuur en altijd is het kleurpalet uitgewogen. En hoewel de gebruikte techniek natuurlijk anders is, blijft de vormentaal van de buitenkant gelijk aan de illustraties in het binnenwerk. Dus past de jas eromheen precies. Voor de heruitgave in 2006 bij Querido van Het vlot en Wim maakte hij onlangs nieuwe (vrij zonnige) omslagen, opdat deze boeken visueel beter zouden aansluiten bij de nieuwe bundel Van Aap tot Zip en zo als een soort van harmonieus ‘Hofman-pakket’ weer een tweede leven kunnen gaan leiden. |
|