Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 19
(2005)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 74]
| ||||||||||||||||||
Hoe een kaketoe een papegaai wordt
| ||||||||||||||||||
[pagina 75]
| ||||||||||||||||||
VertaalstrategieënBij de brontekstanalyses van de vertaalde gedichten uit Ziezo (1987) hebben we de volgende theorieën betrokken: de functionele vertaalbenadering, de sociolinguïstiek, de ontwikkelingspsychologie,de receptietheorie, de kinderpoëzietheorie en de polysysteemtheorie.Ga naar voetnoot1. In de functionele vertaalbenadering, zoals ontwikkeld door Reiss (zie Nord, 1991, blz. 4), is het doel van vertalingen nadrukkelijk een categorie in het vertaalkritiekmodel. Dat is met name van belang als de functie van doeltekst en brontekst verschilt. De functie van de doeltekst is bepalend voor vertaalmethodes en -strategieën. Op basis van de diverse theorieën en de brontekstanalyses kunnen we de volgende vertaalstrategieën - ofwel manieren om unieke vertaalproblemen te overbruggen - onderscheiden: | ||||||||||||||||||
VerinheemsingCultuurspecifieke lexicale concepten in de brontekst worden vertaald om de doeltekstgebruiker hetzelfde effect te laten beleven als de brontekstgebruiker (Baker, 1992, blz. 31. Dit wordt beschouwd als verinheemsing. Omdat verinheemsing de doeltekstlezer nader bij de tekst brengt, is dit een belangrijke functionele vertaalbenaderingstrategie. Deze wordt vooral gebruikt bij de vertaling van eigennamen, plaatsnamen en vaste uitdrukkingen. Een voorbeeld van verinheemsing is te vinden in de vertaling van Schmidts ‘Pimmetje Dimmetje Dee’:
Ga je de wijde wereld in,
Pimmetje Dimmetje Dee?
Breng dan voor de koningin
een kaketoetje mee.
Als je gaat naar Zevenaar
| ||||||||||||||||||
[pagina 76]
| ||||||||||||||||||
Gaan jy die wye wêreld in -
klein Flippie de Floppie du Preez?
Kom, bring dan vir jou oumatjie
'n papegaaitjie mee.
Maar - gaan jy strakkies na De Aar
De oorspronkelijke titel ‘Pimmetje Dimmetje Dee’ wordt in het Afrikaans vertaald met ‘Flippie Floppie du Preez’. Afrikaanse kinderen zijn niet zo vertrouwd met een koningin, daarom wordt dit vertaald met ‘oumatjie’. Om dezelfde reden wordt ‘kaketoetje’, een onbekend woord voor de doeltekstlezer, verinheemst tot ‘papegaaitjie’ en krijgt de Nederlandse plaats Zevenaar een Afrikaans equivalent. | ||||||||||||||||||
Behoud van een ritmisch patroonEen streng regelmatig ritmisch patroon heeft talig en inhoudelijk poëtische functies. Wegens de muzikale kwaliteit en beknopte inhoud van poëzie moet bovengenoemd element behouden blijven, zelfs ten koste van woordelijke overdracht (De Kock, 2004, blz. 9). Een voorbeeld uit ‘De Sprookjesschrijver’/‘Die sprokiesskrywer’:
Hij schrijft over heksen en elfen en feeën van kwart over zessen tot 's middags bij tweeën.
Van twintig oor ses en smiddags tot twee skryf hy van hekse en elwe en feë.
De tijd in de twee gedichten verschilt, maar dat heeft nauwelijks invloed op de betekenis. Wel blijft door deze aanpassing het oorspronkelijke ritme behouden. Deze strategie komt in vrijwel alle gedichtvertalingen voor, omdat het taalritme zelfs bij nauw verwante talen als het Afrikaans en Nederlands, nooit identiek is. | ||||||||||||||||||
Behoud of schepping van alliteratie en assonantieHet gebruik van alliteratie, assonantie en rijmen verschaft aan poëzie haar eigen klankmatig karakter, maar draagt ook bij tot de inhoud en stemming van het gedicht. Het vertaalde gebruik van alliteratie en assonantie moet dezelfde klankmatigheid, betekenis en stemming scheppen als in de brontekst (De Kock, 2004, blz. 9-10). Een voorbeeld uit ‘De zeemeerminnen’/‘Die Seemeerminne’:
In een aardige villa in Zandvoort aan Zee
daar woonden meneer en mevrouw Van der Lee
| ||||||||||||||||||
[pagina 77]
| ||||||||||||||||||
In 'n sonnige huisie reg digby die see
woon 'n meneer en mevrou Van der Lee
De feitelijke gegevens zijn wel veranderd, maar de klankmatigheid en semantische essentie blijven behouden. De oorspronkelijke alliteratie- en assonantieklanken zijn behouden (als aanvaard wordt dat een [z]-klank in het Nederlands dikwijls als een [s]-klank in het Afrikaans functioneert) alhoewel de frequentie in het voorkomen verschilt. | ||||||||||||||||||
Behoud van rijmpatronenEen voorbeeld van tekstveranderingen omwille van het behoud van rijmpatronen is te vinden in ‘Stekelvarkentjes wiegelied’/‘Ystervarkie-wiegelied’:
Suja, suja Prikkeltje, daar buiten schijnt de maan,
je bent een stekelvarkentje, maar trek het je niet aan
je bent een stekelvarkentje, dat je al begrepen.
De leeuwen hebben manen en de tijgers
hebben strepen
So ja, so ja, Prikkeltjie, daar buite skyn die maan
Jy is 'n ystervarkentjie, dit moet jy goed verstaan.
Jy is 'n ystervarkentjie, dit weet jy tog ten volle.
Die leeu spog met 'n maanhaar, en luiperd spog
met kolle
De vertaling wijkt af van een letterlijke vertaling van de brontekst om op die manier het oorspronkelijke paarrijm te behouden (De Kock, 2004, blz. 10). Daartoe waren zekere semantische veranderingen in de vertaling van regel 2 en 4 noodzakelijk. Rijmbehoud blijkt het meest problematische element te zijn in de vertaling. Semantische veranderingen moeten dikwijls noodgedwongen en doelbewust aangebracht worden om dit te realiseren. | ||||||||||||||||||
Behoud van humorEr is volop gebruik gemaakt van humor in de bestudeerde teksten. Wanneer humoristische momenten in vertaling verloren gaan, gaat daarmee een belangrijk element van het gedicht verloren. Om dit aspect te behouden zijn aanpassingen in de vertaalde weergave nodig (De Kock, 2004, blz. 10-11). In de vertaalde teksten worden hoofdzakelijk twee soorten humor aangetrof- | ||||||||||||||||||
[pagina 78]
| ||||||||||||||||||
fen: situatiehumor, die gelegen is op het structurele macrovlak van de tekst, en woordhumor, die gelegen is op het microvlak, zoals beeldspraak, gezegden en woordspelingen (Van Niekerk, 2001, blz. 54-58; Van Niekerk & Van der Westhuizen, 2004, blz. 3-25). Situatiehumor is gemakkelijker te vertalen, terwijl woordhumor zelden direct vertaald kan worden. De vertaler heeft de vrijheid om de tekst zo aan te passen dat de vertaling hetzelfde humoristisch effect teweegbrengt als de oorspronkelijke tekst. Daarbij moet de vertaler wel doorlopend voldoen aan de humoristische behoeftes van de doelgroep. In het gedicht ‘De oren van koning Maggelhaan’ gebruikt Schmidt beide soorten humor. De situatiehumor vloeit voort uit het uiterlijk van de koning (zijn oren) en de problematische, maar humoristische situaties die daar het gevolg van zijn. Deze humor draagt De Vos succesvol over in zijn ‘Koning Magellaan se ore’, onder meer door het gebruik van verinheemsing (‘reddingsboeie’, ‘seekoeie’ en ‘koets’ in plaats van respectievelijk ‘stoomturbines’, ‘vliegmachines’ en ‘vigilante’). De brontekst beeldt de groei van de oren van de koning uit in typografie en woordgebruik. Deze woordhumor ontbreekt in de vertaling van Philip de Vos. Woordhumor wordt niet zonder doel gebruikt en de vertaler zou moeten pogen hieraan recht te doen. Uit de analyse van deze kinderpoëzievertalingen mag afgeleid worden dat Philip de Vos vormoverdracht (de overdracht van poëzie als genre) als hoofddoel zag. Hij heeft moeite gedaan de oorspronkelijke stemming, rijm- en ritmepatronen en semantische kernen te behouden. Zijn vertalingen voldoen in hoofdlijnen aan de eisen van de functionele vertaalbenadering. | ||||||||||||||||||
‘Beugelsj’: de brontekstOp basis van de voorafgaande theoretische uitgangspunten en de bevindingen uit de analyse van de vertalingen door De Vos, analyseren we nu de brontekst ‘Beugelsj’, uit de bundel Ozo Heppie en andere versjes (2000) van Joke van Leeuwen. Als een kind een beugel nodig heeft, kan dit tot spraakproblemen leiden. Kinderen kunnen zich door een beugel bovendien onzeker voelen, bijvoorbeeld over zijn uiterlijk. In het gedicht van Joke van Leeuwen is een kind aan het woord dat met zekere zelfspot naar zichzelf kijkt en van de beugel eerder een winst dan verlies maakt (‘ik word sjo mooi’). Dat kan een krachtig effect hebben op het kind dat dit gedicht hoort of leest. De [sj]-klank in de plaats van de [s]-klank en de [sj]-klank in combinatie met andere medeklinkers (vooral de [sjt]-klank) gebruikt Van Leeuwen in dit gedicht | ||||||||||||||||||
[pagina 79]
| ||||||||||||||||||
dikwijls als nabootsing van de uitspraak van een kind met een beugel. De herhaling van die klank versterkt de zelfspot. Nog zo'n klankmatige aanpassing is het gebruik van de [f]-klank in plaats van de [r]-klank op plaatsen waar de [r]-klank bij een andere medeklinker staat. Alliteratie ondersteunt de spottende, humoristische stemming van het gedicht. De herhaling van de lange [o:]-klank verkrijgt een functie van beklemtoning. Eerst beklemtoont dit de negatieve aspecten van het dragen van een beugel; in de laatste regel van het gedicht beklemtoont deze [o:]-klank, met de herhaling van ‘sjo’, juist het proces van mooi worden. Verder bevat dit gedicht de assonantie van de korte [a]-klank. Deze klank wordt vaker herhaald, omdat dit een klank is die gemakkelijker op de tong valt voor een kind met een beugel, en draagt ook bij tot de lichtere trant van de tekst. Een [a]-klank is de eerste klank die een baby leert en de assonantie wordt een zinspeling op de gewenning van taal, alsof het kind weer moet leren praten, omdat haar spraak aan banden gelegd is door de beugel. De open spatie voor de laatste versregel, die de korte, beklemtoonde, gewijzigde tweede strofe van de eerste strofe scheidt, duidt het tijdsverloop van het groeiproces naar mooi worden aan en geeft aan die enkele regel nog een grotere trefkracht. Het ritmisch patroon in het gedicht is heel regelmatig met vier beklemtoonde klankgrepen in elke versregel. De eerste lettergreep van elke versregel wordt beklemtoond en in vijf versregels is het eerste woord van de versregel ‘en’ - een woord dat gewoonlijk niet beklemtoond wordt. In dit geval wordt de ‘en’ echter enumererend gebruikt om negatieve ervaringen, veroorzaakt door de beugel, op te noemen en te benadrukken met een beklemtoonde, inleidende ‘en’. De wending in de laatste versregel wordt ingeleid door een beklemtoond ‘maar’, want deze negatieve ervaringen zijn uiteindelijk de moeite waard: ‘ik word sjo mooi, sjo mooi!’ Het gebruik van verschillende voegwoorden is nog een middel om het contrast tussen de twee strofes te beklemtonen. Het humoristische effect van gewijzigde taal zal ook kinderen sterk aanspreken. Kinderen van deze leeftijd zijn verzot op humor en de wijziging van taalelementen zoals klankmanipulatie en woordspeling. | ||||||||||||||||||
‘Beugelsj’: de vertalingDe hierboven aangetoonde aspecten in de brontekst moeten in de vertaling overgedragen worden. Zo nodig moeten er vertaalstrategieën toegepast worden om karakter, stemming, inhoud en vorm van het gedicht te behouden. | ||||||||||||||||||
[pagina 80]
| ||||||||||||||||||
Beugelsj
O sjo'n mond vol apparaten
isj een sjware sjtvaf voor mij,
ik ga sjlisjen pvaten
en ik sjpuug er ook nog bij.
En mijn moed sjinkt in mijn sjchoenen,
want het isj sjo'n sjtom gevoel,
en wie sjal me sjo sjoenen,
met sjulk sjtaaldraad in mijn smoel.
Sjtangen die te sjtevig sjitten,
sjie ik als ik sjlaap gebitten,
sjchoon en stjerk en sjuperrecht.
En dan sjchveeuwen sjtemmen: Sjtakker,
wat een sjcheve rommelsjooi
en dan sjchvik ik sjwetend wakker.
Maar ik word sjo mooi, sjo mooi!
(Van Leeuwen, 2000, blz. 34)
Tveinsjpore (A)
O sjo 'n mond met 'n apparaat (B)
isj 'n sjware sjtvaf vir my,
ek gaan sjo sjissjend pvaat
en dan sjpoeg ek nog daarby.
En my moed sjink in my sjkoene,
want ek het sjo 'n sjtom gevoel,
en wie gee sjulkesj sjoene (C)
met tveinsjpore in sjmoel.
Sjtange wat te sjtewig sjit,
word as ek sjlaap wel 'n gebit (D)
sjkoon en sjterk en sjuperreg.
En dan sjkveeu daar sjtemme: Sjtakker (E)
jy sjukkel op die sjkewe weg (F)
en dan sjkvik ek sjwetend wakker.
Maar ek word sjo mooi, sjo mooi!
Omdat de talige veranderingen in dit gedicht een belangrijke betekenisgevende rol hebben, zijn ze in de vertaling behouden. Daartoe werden de volgende vertaalstrategieën gebruikt:
| ||||||||||||||||||
[pagina 81]
| ||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||
BesluitIn een functionele vertaalbenadering zijn vertaalstrategieën voor de vertaling van kinderpoëzie nodig om het genre goed over te dragen. Strategieën die aan die vereisten voldoen, zijn aangepast, ontwikkeld en toegepast in de analyses van de bestaande vertalingen door Philip de Vos van Annie M.G. Schmidtgedichten, alsook in de praktische toepassing van de vertaling van kindergedichten van Joke van Leeuwen. De huidige literaire tijdgeest, die de nadruk op de individuele lezer én de samenleving plaatst, is nu ideaal voor de voortzetting en toename van vertalingen van kinder- en jeugdboeken in het Nederlands en het Afrikaans. | ||||||||||||||||||
[pagina 82]
| ||||||||||||||||||
Literatuur
|
|