Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 19
(2005)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 77]
| |
Niet alleen op Jesleia
| |
[pagina 78]
| |
Guido voor het isolement te kiezen. Als Juliëtte naar hem op zoek gaat en de eilandvulkaan beklimt, ontdekken ze samen het geheim van Jesleia: camera's die al hun bewegingen hebben gevolgd. Als hoofdrolspeler van de real-lifesoap die ‘Jesleia’ blijkt te zijn geweest, bekijkt Juliëtte eenmaal thuis aangekomen in gestolen uurtjes haar belevenissen op video. In de nabeschouwing van het tvprogramma ziet ze haar ouders huilen. Ze hebben spijt. | |
Klassieke meestervertellersZoals de meeste recensenten heeft Judith Eiselin nooit expliciet een persoonlijk ‘programma’ geformuleerd. Wel geeft haar kritische praktijk natuurlijk inzicht in wat zij in (jeugd)literair opzicht waardevol vindt. In haar recensies van kinderboeken (en overigens ook jeugdtheater) duiken enkele constante criteria op. Hiernaast durf ik ook wel de stelling aan dat Eiselin met de keuze van door haar geïnterviewde jeugdauteurs ook een zelfportret schetst. Maar laten we eerst De ogen van Jesleia nog eens spreken. Op de onvermijdelijke onbewoondeilandvraag naar persoonlijke leesfavorieten lijkt Eiselin via de omweg van haar hoofdpersoon Juliëtte antwoord te geven (op pagina 42): (...) Meester van de Zwarte Molen (heel spannend), Sjakie en de chocoladefabriek (heel lekker) en De kinderen van Bolderburen (heel gezellig). Met deze jeugdliteraire trits neemt Juliëtte ‘een stelletje oude vrienden mee’. Onthoud de verklarende toevoegingen: ‘spannend’, ‘lekker’, ‘gezellig’. Het zijn kwalificaties die in meer of mindere mate ook van toepassing zijn op twee andere titels die de ikvertelster noemt. (Waarbij ik overigens ‘lekker’ in ruimere betekenis opvat dan alleen in de sfeer van zoete chocola, maar daarover zo dadelijk meer). Bij zowel De gebroeders Leeuwenhart (nog een keer Lindgren) als De kinderen van de grote fjeld (Laura Fitinghoff) merkt zij op dat het boek ‘stukgelezen’ is. Misschien zou je bij beide laatste titels nog kunnen aanvullen: ‘heel zielig’. Alle vijf zijn klassieke kinderboeken. En de toegevoegde kenmerken zijn waarschijnlijk ook klassieke succesfactoren in de jeugdliteratuur, die niets aan waarde hebben ingeboet. Daarop wijst althans een artikel van Eiselins hand waarin ze ter gelegenheid van de Kinderboekenweek 2003 de stand van zaken in de Nederlandse jeugdliteratuur opneemt. In ‘Ruim baan voor de Meesterverteller’ signaleert de critica de opkomst of misschien eerder herleving van een ‘nieuw’ genre, inderdaad: dat van de ‘Meesterverteller’.Ga naar voetnoot1. Sinds de jaren zeventig | |
[pagina 79]
| |
is de Nederlandse jeugdliteratuur in Europa toonaangevend geweest: hier werden gedurfd taboes doorbroken, hier experimenteerden jeugdauteurs met taal en vorm en deden zij nadrukkelijk een beroep op de verbeelding van hun jonge lezers zonder een boodschap voor te kauwen. Maar hier groeide zo ook een scherpe scheiding tussen jeugdschrijvers die hun taalkunst voorop stelden en collega's die vooral op de behoeftes van kindlezers gericht waren, ‘om zo te zeggen, “elitair-literairdoeners” en de “populisten”.’ Uit toon en voorbeelden spreekt dat Eiselin de toegenomen aandacht voor het ambachtelijke vertellen van harte toejuicht. Wat maakt iemand een ‘Meesterverteller’? Een paar citaten: ‘Een Meesterverteller vertelt een verhaal dat zowel een pageturner is als een doordenkertje, dat spanning en diepgang combineert. (...) Meestervertellers maken boeken die zowel op een kinder- als een volwassenenpubliek mikken en behalve meeslepend en spannend, grensverleggend en blikverruimend zijn.’Ga naar voetnoot2. Liefst ‘doorspekt met de nodige humor én vol verstopte betekenislagen’. Lekkere leesboeken ten slotte, ‘waar je in wilt stappen, waar je deel van uit wilt maken’ en ‘die toegankelijkheid aan persoonlijkheid en kunstenaarschap paren.’ Juliëttes smaak blijkt klassiek én bij de tijd, want zij verkiest immers onder meer boeken van Dahl en Preussler, twee auteurs die Eiselin als voorbeelden van Meestervertellers noemt. In haar eigen kamer heeft Juliëtte trouwens ook Harry Potter op de boekenplank staan, een serie die er in Eiselins vertellersstuk ook goed van afkomt. Verwantschap lijkt de schrijfster in dit verband ook te voelen met Tonke Dragt (de fraaie fotocollages van Monique Bauman waarmee De ogen van Jesleia gelardeerd is, echoën de illustratiekunst van Dragt), Guus Kuijer en Floortje Zwigtman. Niet alleen nog drie namen uit het artikel, maar bovendien ook schrijvers over wie Eiselin in haar interviews met hen met waardering spreekt. Enerzijds meestervertellers wellicht; anderzijds meesters door wie de schrijfster zich heeft laten inspireren, bij wie ze dankbaar de kunst afkijkt? Het is wat flauw misschien, om het debuut van een jeugdauteur op dezelfde ‘meesterlijke’ gronden te beoordelen als een aantal monumenten uit de Europese jeugdliteratuur. Men zou bovendien kunnen tegenwerpen dat ik op deze manier teveel belang hecht aan een beschouwend artikel dat in de eerste plaats tegen een journalistiek-actuele achtergrond gelezen moet worden. In ‘Ruim baan | |
[pagina 80]
| |
voor de Meesterverteller’ komen echter
veel criteria samen die Eiselin verspreid in haar kritische werk inderdaad blijkt toe te passen. Tegelijk ligt een deel van de interne poëtica van haar jeugdroman nadrukkelijk in het verlengde van de externe poëticale uitspraken die zij als critica doet. Daarom zie ik voldoende aanknopingspunten om De ogen van Jesleia tegen Eiselins eigen kritische zoeklichten te houden. | |
ArgwaanEerste vraag die zich opdringt, is natuurlijk: is De ogen van Jesleia spannend, meeslepend? Wil je het boek in één ruk uitlezen? Het verhaal leest zeker heel prettig. Dat is vooral een kwestie van stijl. Eiselin schrijft vlot en heeft een verzorgde, moderne stijl. Ze gebruikt overwegend korte zinnen en weinig bijzinnen. De tegenwoordige tijd waarin Juliëtte haar verhaal optekent, past goed bij de gekozen dagboekachtige vorm en draagt bij aan de spanning. Heel af en toe vraag je je af of een meisje van elf bepaalde woorden actief zou gebruiken. Tegelijk is het niet zo moeilijk om je voor te stellen dat zo'n dochter van een vrij hysterische bekend-gezichtmoeder met diva-allures zich inderdaad een woord als ‘panisch’ heeft eigengemaakt. Over de wijze waarop de plot zich ontrolt, heb ik dubbele gevoelens. Om eerlijk te zijn: voordat ik aan het lezen begon, heb ik het boek globaal doorgebladerd omdat de illustraties mijn aandacht trokken. Daarbij viel mijn oog ook op een krantenartikel dat in een van de laatste hoofdstukken verslag doet van de afloop van het ‘tv-experiment’. De clou was me daarmee direct duidelijk. Maar zelfs bij brave en jonge lezers die gewoon keurig vooraan beginnen, kan al snel een lampje gaan branden. Voor zover zij niet zelf het gegeven van een onbewoond, paradijselijk eiland associëren met Robinson Crusoe, zullen ze wel snel een link leggen met het real-life adventureprogramma op tv Expeditie Robinson. Logo en afkorting van ‘SBT5’ verwijzen in ieder geval direct naar hun bekende commerciële zenders. En als het gaat om geldelijke belangen van sponsors en in de reclame, dan is de moderne jeugd, zelfs al die van boven- | |
[pagina 81]
| |
bouw basisschool voor wie me De ogen van Jesleia het beste geschikt lijkt, geen onbeschreven blad meer, zou ik denken.Ga naar voetnoot3. Uitspraken van Juliëtte in de proloog (‘Dit verhaal (...) is anders dan wat jij tot nu toe hebt gezien. Als je zo laat op mocht blijven’) en van haar ouders dat ze in Nederland wel op de hoogte blijven, geven ook al veel weg. Ook in de hoofdstukken die op Jesleia spelen, wemelt het van de aanwijzingen. De argwaan die Guido koestert, wordt er bijna tot vervelens toe bij de lezer ingeramd. Zijn bedenkingen worden trouwens al snel behoorlijk concreet: ‘Ze zien ons steeds’. Eiselin beperkt zich zo niet tot spanning door suggestie. Tegenover de in zekere zin voorspelbare afloop van het avontuur staat dat de plot misschien niet het belangrijkste element van het verhaal is. Zelfs voor wie de tv-ontknoping kent of ziet aankomen, heeft Eiselin voldoende prikkels in de aanbieding om nieuwsgierig door te lezen. De vragen waarmee je verder leest, liggen dan op het psychologische en relationele vlak. Hoe gaat Juliëtte zich staande houden, eerst eenzaam op het eiland en vervolgens met 1, nee 2 andere kapers op de kust? | |
The Blue Lagoon meets The Truman ShowHet verrassingselement waaraan Eiselin in jeugdliteratuur veel waarde hecht, beperkt zich niet tot het niveau van de plot. Het heeft een andere zijde, waarvoor zij begrippen als ‘diepgang’, ‘grensverleggend’ en ‘blikverruimend’ gereserveerd had. Bevat De ogen van Jesleia inderdaad ‘verstopte betekenislagen’? Hierboven wijs ik al op de mogelijkheid van een psychologische interpretatie. Juliëtte is een nieuwsgierig en onbezorgd, om niet te zeggen bijna onbegrensd naïef meisje. In de loop van het Jesleia-avontuur vraag je je regelmatig af hoe ze zo enorm bleu kan nalaten om diverse aanwijzingen niet met elkaar te verbinden. Naakt als Broke Shields in The Blue Lagoon duikt ze ondanks de waarschuwingen van Guido het water in, terwijl het overal op het eiland ‘klikt’ en ‘zoemt’. Aan de andere kant maakt ze een ontwikkeling door en wordt wijzer. Bespiegelend van karakter als ze is, vraagt ze zich af in hoeverre ze aan de verwachtingen van haar moeder voldoet. Haar twijfel of ze wel een kind is van haar ouders, is voor elke puber herkenbaar. Gaandeweg hun verblijf op Jesleia komen Juliëtte en Guido tot inzicht: ‘Wie we waren doet er namelijk niet toe. Wie we willen worden, daar gaat het om’. | |
[pagina 82]
| |
Hier openbaart zich de literaire traditie waarin De ogen van Jesleia onmiskenbaar geschreven is. Het is een robinsonade. Waar het achttiende-eeuwse verhaal van Robinson Crusoe thema's als beschaving versus natuur en zelfredzaamheid behandelt, is in het kielzog van dit oerboek het genre ontstaan van de robinsonade: vertellingen over pubers of adolescenten die in een onbekende (buiten)wereld zichzelf moesten leren ontdekken en waarin hun psychologische ontwikkeling steeds meer centraal kwam te staan. Juliëtte leert om zichzelf te gaan ontdekken, in plaats van naar zichzelf te kijken met de ogen van anderen. Een proces van verlies (het krantenbericht citeert een tv-kijker die aan het Jesleia-programma verslaafd was om ‘dat pure, kinderlijke, spontane’) en winst (zelfinzicht). Ze doet de eerste stappen op weg naar het zich losmaken van haar ouders: ‘Eenmaal op reis ben je voor thuis onzichtbaar’. En zo belanden we bij een derde verhaallaag, die deels met de vorige overlapt maar tegelijk een ruimere draagwijdte heeft. Het thema van schijn en wezen overstijgt de individuele psychologie en heeft zelfs een cultureel-maatschappelijke lading. Hun Truman Show houdt niet op wanneer de twee hoofdrolspelers op de rand van de vulkaan op een paar zoemende camera's stuiten. Thuis in Nederland weten ze zich opnieuw omringd door de schijnwereld van tv, reclame en hypocrisie. In hoeverre zijn de tranen waarmee de ouders van Juliëtte spijt betuigen, echt? De camera's draaien immers. Tot slot is De ogen van Jesleia ook de wordingsgeschiedenis van een (jonge) schrijfster. De slotalinea's van het boek beginnen niet voor niets als volgt: ‘Ik ben over Jesleia gaan schrijven. Als je schrijft ben je de baas, over alles. Het verhaal dat ik vertel is mijn verhaal. Het ware verhaal.’ Dat Juliëtte wel eens voor het schrijverschap in de wieg gelegd zou kunnen zijn, verbaast niet. Met plezier hebben we haar dagboek gelezen. En op een aantal plekken in het verhaal heeft ze een bijzondere opmerkingsgave tentoongespreid, met oog voor veelzeggende details. Vergelijk bijvoorbeeld de introductie van haar leerkracht: ‘Mijn meester heet Cees, maar je zegt Kees. Hij heeft rood haar en inderdaad een behoorlijk dikke buik. Zijn tandvlees puilt tussen zijn tanden door. Hij slikt vaak, alsof hij steeds aan lekker eten denkt. Hij is helemaal een vochtig persoon, of hoe zeg je dat netjes. Je kunt het ruiken als hij door de gangen heeft gelopen. Aardig is hij wel. Hij houdt van voorlezen.’ Een enkele keer is Eiselin uitgeschoten en heeft de beeldspraak een te volwassen karakter. Dat verstoort dan het toch al wat wankele evenwicht tussen Juliëttes naïveteit en voorlijkheid: ‘De zee lijkt aan de lucht te hangen, een groen-blauw-gouden toverlaken, met onzichtbare wasknijpers vastgemaakt. Bij elk briesje verschiet het laken van kleur’. | |
[pagina 83]
| |
Een boek om in te stappen?De ogen van Jesleia is een ‘lekker leesboek’, zeker. Het verhaal bevat voldoende spanning en combineert verschillende genres. Het prikkelt de jonge lezer. Op concreet microniveau kan deze fijn het geheimschrift waarin Guido en Juliëtte communiceren, ontcijferen. Daarnaast doet de roman een beroep op de lezer om verder te kijken dan alleen het avontuur. Sjoerd Kuyper (zie intro) zag ‘de kinderboekenwereld als een lekker tropisch eiland ver van de kille calvinistische rompslomp op het vasteland’. Eiselins verhaal maakt duidelijk dat schijn en werkelijkheid, tropische warmte en onaangename kou overal te vinden zijn. Of De ogen van Jesleia nou ook een boek geworden is ‘waar je als lezer in wilt stappen’? Ja, je gaat - tegen beter weten in - mee naar Jesleia. En nee, je blijft nog teveel buitenstaander, in ieder geval als volwassen lezer maar misschien ook als ervaren jonge lezer die enigszins van de wereld is. Het nep- want tv-karakter van de expeditie is te weinig verrassend (toch iets teveel op de huid van de tv-actualiteit geschreven?), de spanning mag nog iets meer onderhuids gesuggereerd en gedoseerd. Nog geen meestervertelling dus. Wel een heel verdienstelijk debuut. Juliëtte heeft haar schrijftalent niet van een vreemde. En Judith Eiselin lijkt ook een leerling die veel in huis heeft en met een eigen stem. |
|