| |
| |
| |
Vlaamse uitgeverijen in beweging
Annemie Leysen
De oprichting, zo'n tien jaar geleden, van een Antwerps kantoor van Uitgeverij Querido zorgde voor nogal wat commotie binnen het Vlaamse jeugdboekenwereldje. In deze bijdrage praat Annemie Leysen met Nelleke Berns, redactrice van het Vlaamse Querido-fonds, en inventariseerde ervaringen van Vlaamse auteurs met Querido. In een uitvoerig overzicht van de Vlaamse uitgeverswereld plaatst zij vervolgens Querido binnen het Vlaamse kinderboekenlandschap.
Tussen Vlaanderen en Nederland komt de laatste jaren, weliswaar stapvoets, een jeugdliterair verkeer op gang. Auteurs en illustratoren willen in beide richtingen al eens scheep gaan met een uitgever van over de grens en ook de Taalunie, de Fondsen voor de Letteren en de beide Stichtingen Lezen zorgen voor toenadering. Het opmerkelijkste en drukste grensverkeer deed zich ongetwijfeld voor bij uitgeverij Querido. Daar werd het wel eens filerijden.
Toen Nelleke Berns in 1996 van Uitgeverij Houtekiet naar een nieuw Queridokantoor in Antwerpen verhuisde en daar redactrice werd, zorgde dat voor nogal wat commotie binnen het Vlaamse jeugdboekenwereldje. Na Bart Moeyaert, de eerste ‘overloper’ met zijn prachtige boek Blote handen, kwamen steeds meer Vlaamse auteurs en illustratoren bij Querido aankloppen. Vaak met succes. Die hele ‘volksverhuizing’ was een doorn in het oog van Vlaamse uitgeverijen, die hun gekoesterde talenten met de noorderzon zagen verdwijnen. Tegelijk liet een en ander, merkwaardig genoeg, een voorzichtige nieuwe wind waaien: sommige Vlaamse uitgevers werden zich bewust van het belang van een kritische eindredactie en durfden al wat vaker kiezen voor een meer literaire uitgave.
De tijd heeft intussen niet stilgestaan. Nu, zo'n negen jaar later, gaat Nelleke Berns met pensioen. Belle Kuijken, jarenlang één van de vaste recensenten bij de krant De Morgen en door haar betrokkenheid bij diverse literaire en culturele organisaties overigens zeer vertrouwd met de jeugdcultuur, neemt het vaandel van haar over en wordt verantwoordelijk voor de Vlaamse auteurs. Inmiddels is de lijst van Vlaamse Querido-auteurs behoorlijk aangegroeid en in het landschap van Vlaamse uitgevers van kinder- en jeugdboeken hebben zich hier en daar opmerkelijke aardverschuivingen voorgedaan.
In deze bijdrage vooraf een gesprek met Nelleke Berns over haar Queridoepisode en een beknopte inventarisatie van de ervaringen van Vlaamse auteurs
| |
| |
met Querido. In een uitvoerig overzicht van de Vlaamse uitgeverswereld vervolgens, een situering van Querido binnen het Vlaamse kinderboekenlandschap.
| |
Querido in het Vlaamse landschap
Tussen de grote en kleinere Vlaamse uitgevers staat Querido steeds manifester als een onaantastbare rots in de branding. Ook in Vlaanderen gaan Queridoauteurs steevast met de grootste prijzenpot aan de haal. Tot spijt van wie het benijdt. Hoe dat allemaal gekomen is, vroeg ik aan Nelleke Berns.
‘Toen Jacques Dohmen van Querido me in 1996 voorstelde om als redactrice in het Vlaamse kantoor aan de slag te gaan, was ik niet meteen enthousiast. Ik had eerder al een verhuizing meegemaakt, van Manteau naar Houtekiet, en het duurde toen wel even voor ik weer een “fonds” had uitgebouwd. Dat wilde ik geen tweede keer beleven. Tenslotte ben ik dan toch overgestapt, vooral om mijn auteurs een kans te geven in Nederland. Ik had ook nog het voordeel dat ik me als Nederlandse Vlaming - want zo voel ik me nu eenmaal na veertig jaar in Vlaanderen - nogal makkelijk tussen noord en zuid kon bewegen. Ook Jacques voelde zich hier overigens thuis. Hij had voeling met wat in de Vlaamse kinderboekenwereld gebeurde. Ik bracht bij mijn overstap van Houtekiet meteen al een paar Vlaamse auteurs mee. Anne Provoost, bijvoorbeeld. Die debuteerde bij Houtekiet met Mijn tante is een grindewal. Daarna kwam Vallen. En André Sollie natuurlijk en Bea de Koster. Jan Simoen had op dat moment net een eerste manuscript klaar. Met mij gaat alles goed kwam bij Querido uit. Dat boek wordt trouwens nog altijd druk verkocht. Willy van Doorselaer was ook zo'n opvallende literaire ontdekking uit mijn Houtekiet periode. Hij schreef nog één boek voor Querido, De wraak van de marmerkweker, ook weer heel bijzonder. Jammer dat er voorlopig niets nieuws van hem komt.’
In haar Antwerpse kantoor is Nelleke Berns verantwoordelijk voor de eerste ruwe selectie van alle (uit noord én zuid, dus) ingezonden manuscripten. Wat ze overhoudt, wordt dan door de hele redactieploeg, met name Jacques Dohmen, Bärbel Dorweiler, Dik Zweekhorst en Nelleke Berns, grondig gelezen, gewikt en gewogen en te licht of zwaar genoeg bevonden. Een keer goed genoeg geacht, wordt elke auteur door één lid van die vierschaar intensief gecoacht.
‘Wij stellen echt wel hoge eisen. Niet iedereen die bij ons aanbelt, komt er ook in. Een Querido-boek is bijzonder. Je haalt het er meteen uit. Het heeft om te beginnen literaire kwaliteiten, het is goed geschreven en zit goed in elkaar. Het is moeilijk te omschrijven... een typisch Querido-boek... Als je een boek van Querido koopt, dan ben je geneigd om het met een open geest, onbevooroordeeld en met belangstelling te gaan lezen. Dat is gewoon zo...’
| |
| |
Het succesverhaal van Querido werd - en wordt nog steeds - met argwaan bekeken door heel wat Vlaamse uitgevers, die dat ‘elitaire, literaire clubje’ als een bedreiging en als een bende ‘vaandelvluchtigen’ ervaren.
‘Die vijandige houding heeft me altijd erg gekwetst. Ik word er nog altijd op aangekeken, op al die Vlaamse auteurs in het fonds. Ik heb helemaal niemand weggekaapt. Al die Vlamingen in ons fonds zijn zich zelf ooit komen aanbieden. Zo is dat gegaan. En niet iedereen werd aanvaard, moet je weten. En dan gaan er algauw verhalen de ronde doen, natuurlijk. Querido heeft blijkbaar een ongelooflijke aantrekkingskracht. Dat zal wel met de naambekendheid te maken hebben. En met alle successen, de literaire prijzen. Veel schrijvers denken, geloof ik: als je daar eens binnen bent komt de rest wel vanzelf. En in vele gevallen is dat ook zo. Maar ze moeten er ook wat voor doen! Er moet vaak veel bijgeschaafd worden. Ze worden ook vaak meer dan één keer met een hoop huiswerk teruggestuurd: schrappen, stukken weglaten, het anders aanpakken. Soms raden we ze aan om het hele manuscript een tijd opzij te leggen. Dat gebeurt zelfs bij de allergrootsten. En dat komt hard aan. Bij nieuwe auteurs wordt dat dan echt wel spannend. Er zijn er ook bij wie het niet lukt. Die druipen dan wel eens beledigd af. Dat is dan jammer. Maar streng zijn we wel, hoor. Dat kan ook niet anders. Herman De Coninck noemde me destijds niet voor niks gekkend Schrapnel!’.
Of er ook een stijlverschil is tussen Nederlanders en Vlamingen?
‘Vlamingen hebben echt wel een andere stem. Dat valt op. Ze hebben iets epischer, breedvoeriger. Een stuk somberder ook, vreemd genoeg. Of noem het zwaar op de hand, zoiets. Ik kan me wel goed vinden in die stijl.’
| |
Auteursstemmen
Hoe die Vlamingen zich inmiddels voelen onder de Querido-vlag, wilde ik weten. Op mijn elektronische rondvraag kreeg ik reacties van Kathleen Vereecken, Jan Simoen, Anne Provoost, Els Beerten, André Sollie en Bea de Koster (ongeveer een derde van het Vlaamse bestand, dus, en op twee na, met een Houtekietverleden), elk met een eigen of een vergelijkbaar verhaal.
Waarom ze de overstap deden? Of waarom ze hun kans bij Querido waagden? Argumenten als ‘het kwaliteitslabel’, ‘een uitstekend fonds met de grootste literaire kwaliteit in het Nederlandse taalgebied’, ‘persaandacht’, ‘doordachte distributie- en promotiekanalen’, gedegen redactionele begeleiding en ‘kritische maar opbouwende feedback’, en ‘optimale coaching’ (één auteur vergelijkt die begeleiding met de uitstekende relatie van een voetballer met zijn coach) bleken doorslaggevend. Ook uitspraken in de aard van ‘een goed Vlaams jeugd- | |
| |
boek dat bij een Vlaamse uitgeverij verschenen is raak je in Nederland aan de straatstenen niet kwijt’ of ‘het vooroordeel van Nederlandse lezers valt weg’ kwamen vaak terug. Wie al bij een Vlaamse uitgever onderdak was, had het wel eens moeilijk met de ‘al te commerciële of gemakkelijke keuzes die er gemaakt werden’, met de magere redactionele begeleiding (‘als er vijf woorden in mijn manuscripten veranderd werden was dat al veel’).
Ook ‘de zoektocht naar artistieke kwaliteit en literaire eigenheid’ wordt als positief ervaren, en voorts ‘de professionele aanpak, de hoge esthetische normen die in de traditie van voormalig directeur Ary Langbroek worden gehanteerd, de liefde voor het boek, het inspirerende klimaat, de soepele internationale contacten’.
‘De redactie heeft een betere schrijver van me gemaakt’, zegt nog iemand. En dat zou dan met het enorme vertrouwen te maken hebben tussen auteur en redactie. ‘Ze zijn daar ongelooflijk streng en heel slim, maar ze doen het allemaal met liefde voor het vak en voor het boek.’ ‘Querido staat open voor het Vlaamse karakter van mijn boeken’, oppert een auteur, ‘paradoxaal genoeg meer dan Vlaamse uitgeverijen’, hoewel die openheid de laatste tijd voorzichtiger is geworden wegens minder succes in Nederland dan eerder verwacht, blijkt verder. ‘De uitgever houdt van mijn personages’, vertelt nog een andere. En ook nog: ‘Hij legt de vinger op de juiste plekken, zonder oplossingen aan te bieden... Ze laten mijn stijl volledig de mijne zijn. Onze manieren zijn anders dan de Nederlandse; in een goede samenwerking zorgt dat voor een goede kruisbestuiving.’
In deze tijd van probleemloze communicatie vindt één auteur ‘nabijheid’ geen punt. Amsterdam of Antwerpen, dat maakt niet uit, dus. ‘Ik ben niet geneigd uitgevers te evalueren op hun nationaliteit... Hun temperament, inzicht, smaak lijken me veel belangrijker.’
Ten slotte speelt ook de sfeer van collegialiteit een rol. De overvloedige kontakten met collega's en redactie scheppen een band, en de gulle, hartelijke feesten blijken legendarisch. ‘Naar het schijnt hebben wij, Vlamingen, de Ollanders van Querido leren feesten. Maar dat is maar een gerucht’, zegt zo'n Vlaming...
Maar er klinkt ook wel eens kritiek bij de Vlaamse auteurs. De uitgever zou soms al te dwingend een eigen geluid opleggen. Verstrakking is aan de orde: een filmische en directe stijl, korte zinnetjes zonder veel franjes, vooral geen epische breedvoerigheid. Querido-redacteuren snuiven de modieuze literaire trends en tendensen, die ook wel eens prijzen zouden kunnen opleveren en dus goed in de markt liggen, handig op en laten daarmee soms weinig ruimte voor een eigen stem. ‘De kwaliteit van de plot wordt op die manier lager geschat dan de kwaliteit van de zegging’. Dat geeft een dubbel gevoel, zo blijkt: de vei- | |
| |
lige zekerheid dat je op die manier erkenning krijgt bij de lezers, én de knagende twijfel over ‘de trouw aan jezelf’. Of: ‘Vroeger had ik weinig of geen last van faalangst, en schreef ik vanuit de buik wat ik moest of wilde schrijven. Nu ben ik veel onzekerder.’ Ook de ‘lichtende voorbeelden’ die zonodig gevolgd moeten worden, zorgen wel eens voor ergernis en verlammende druk. En dat ‘de lat telkens weer hoger moet liggen’ werkt soms remmend bij het schrijven.
Toch blijft de hoofdtoon loyaal en tevreden. ‘Je moet wel een beetje gek zijn om een uitgeverij als Querido te laten schieten’, verzucht één van de auteurs, en een andere: ‘Als iemand mijn hart heeft veroverd, is het voor altijd’!
De actieve en wervende Querido-aanwezigheid heeft het Vlaamse jeugdboekenlandschap alvast niet onberoerd gelaten. De professionele aanpak van de uitgever zorgde eerst wel voor argwaan en nijd, maar op termijn had die ingreep vanuit het noorden ook wel interessante consequenties. In een soort van tegenoffensief gingen enkele Vlaamse uitgevers redden wat er te redden viel. Naast hun traditionele, eerder populaire of triviale fonds, gingen ze ook voorzichtig plaats inruimen voor auteurs met literaire ambities en voor een kritischer redactie.
| |
Een overzicht van een herverkaveld landschap.
De laatste jaren beweegt er nogal wat in het landschap van Vlaamse uitgevers van kinder- en jeugdboeken. Vaste waarden verdwijnen van de kaart, er wordt heen en weer verhuisd, nieuwe prioriteiten worden vooropgesteld, fusies en overnames zijn niet van de lucht. En in een wankele economische tijd als deze wordt ook het boekenvak niet gespaard. Zoveel is duidelijk.
Ik doe een poging om die herverkaveling in kaart brengen. Hoofdrolspelers zijn Clavis (met imprints Mozaïek, Afijn en tingel en met Facet onder de vleugels), Davidsfonds/Infodok, de Eenhoorn, Lannoo, Standaard Uitgeverij, Bakermat. In de bijrollen: educatieve uitgeverijen met literaire ambities zoals De Boeck (voorheen De Sikkel) en Abimo, en kleinere jeugdboekenfondsen zoals Houtekiet en The House of Books. Commerciële bedrijven die zich haast exclusif bezighouden met ‘pre-school’-uitgaven of (overigens zeer lucratieve) populaire reeksen (De Ballon, Hemma, De Zuid-Nederlandse, Uitgeverij Parasol, Deltas) laten we buiten beschouwing.
Al met al een vrij groot aanbod voor een klein taalgebied, zo blijkt.
| |
Een uitgeversmonument van de kaart
In september 2002 sloeg het nieuws dat Uitgeverij Averbode, toch al jaren een monument in de kinderboekenwereld, zijn literaire jeugdboekenfonds voor bekeken hield in als een bom. Gedelegeerd bestuurder Roland Biemans zag, als
| |
| |
doorgewinterde manager met weinig voeling voor het boekenvak, meer heil in commercieel interessante en lucratieve educatieve uitgaven en in een duidelijk onderwijsgerichte strategie, die de oprukkende concurrentie vanuit Nederland weerwerk moest bieden. Averbode evolueert inmiddels naar een ‘Belgisch’ bedrijf, waarin tijdschriften en onderwijsuitgaven steeds vaker een Franstalige tegenhanger krijgen. In dit nieuwe beleid bleek een door en door Vlaams jeugdboekenfonds weinig rendabel en relevant. ‘Voor managers zijn letters letters, zoals cijfers cijfers zijn’, reageerde de gedupeerde uitgever Norbert Vranckx (De Standaard, 3-10-2002). Tot 1980 was het jeugdboekenbeleid van Averbode weinig professioneel, verbeeldingsloos en behoudsgezind. Na een paar bestsellers in de beginperiode, die overigens jarenlang werden herdrukt, kon het fonds enkel overleven dankzij het afzetgebied van de jaarlijkse prijsuitdelingen op katholieke scholen. Tegenover andere uitgevers bleef Averbode een vrij marginale positie innemen. Een obstinate Nonkel Fons (Pater Daniël De Kesel) hield de teugels bovendien erg strak. Met de komst van Norbert Vranckx in de jaren zeventig waaide er een nieuwe wind. Hij bouwde koppig en gedreven een fonds uit dat zich duidelijk profileerde op de Vlaamse boekenmarkt. Op enkele uitzonderingen na geen grote literatuur, en evenmin elitaire pretenties in zijn palmares, maar drie generaties van veelgelezen en ook wel regelmatig bekroonde auteurs, inmiddels vaste waarden in de Vlaamse jeugdliteraire wereld. Henri van Daeles Op vlugge pootjes werd het eerste boek dat Vranckx uitgaf. Dan kwam de generatie van onder meer Gregie de Maeyer, Paul Kustermans, Jaak Dreesen, Roger Schoemans, Willy Schuyesmans, Katrien Seynaeve en Ed Franck en later dienden Bart Moeyaert, Marita De Sterck en Heide Boonen zich aan, drie auteurs die inmiddels naar Querido overstapten. Op het ogenblik dat
Averbode het jeugdboekenfonds afstootte, zat er alweer een nieuwe jonge lichting in de kweekvijver: Do Van Ranst en Lies Baete, bijvoorbeeld.
| |
Verhuizingen en fusies
In september 2002, meteen na de Averbode-‘putch’, verhuisde Vranckx, en een aantal van zijn auteurs met hem, naar Davidsfonds/infodok, een uitgeverij met een lange traditie en een vlotte distributie, ook dank zij de actieve ledenwervingspolitiek van de vereniging Davidsfonds, die zich vooral op gezinnen richt. De band met die vereniging zorgt voor hogere oplagen en voor naambekendheid voor de auteurs, en dat biedt voordelen. Tot in de jaren tachtig stelde het jeugdboekenfonds weinig voor. Davidsfonds nam in 1991 het toen noodlijdende Infodok over, een kleine uitgeverij met ideologische wortels in de tijdsgeest van de revolutionaire jaren zeventig en ontstaan uit de Katholieke Studenten Actie, die sociaal en maatschappelijk engagement toen hoog in het vaandel voerde.
| |
| |
Na die overname van infodok en met de komst van het voormalige Averbodefonds is DF/I uitgegroeid tot de uitgeverij met het grootste aantal Vlaamse auteurs. Rebecca Van Rechem is sinds 2001 uitgeefster, nadat haar voorgangster Hilde Van Mechelen Afijn opstartte, een eigen imprint onder de vleugels van Clavis. Ook hier ging een en ander aan het schuiven.
Jarenlang verzekerden het succes en de enorme verkoop van de boeken van de populaire Marc De Bel de stabiliteit van DF/I. Die verhuisde inmiddels ook met een eigen imprint ‘tingel’ naar Clavis. Samen met de ex-Averbode-uitgever en -auteurs en haar eigen fondsschrijvers wil Van Rechem haar visie doorzetten. Ze formuleert haar bedoelingen als volgt: ‘DF/I wil staan voor goedgemaakte verhalen, die elk binnen hun eigen genre aan kwaliteitscriteria voldoen, toegankelijk en herkenbaar, in een verzorgde taal en stijl. De jonge lezers moeten zich aangesproken voelen door inhoud en taal. In een boek moeten ze zowel herkenbare als nieuwe elementen vinden, zodat lezen hun referentiekader uitbreidt, hun taalgevoeligheid aanscherpt, hun fantasie prikkelt en hen emotionele voldoening en leesplezier geeft. Vandaar dat de uitgeverij ernaar wil streven boeken te brengen waarvan de taal, de inhoud én de vorm evenwichtig op elkaar afgestemd worden.’ De uitgeverij hecht ook belang aan een (brood) nodige, en in Vlaanderen jammer genoeg vaak verwaarloosde, redactionele begeleiding van de auteurs. Onder meer via de door DF/I georganiseerde manuscriptenprijs Knokke-Heist gaat men op zoek naar debutanten. Nieuwe auteurs worden intensief ondersteund door jeugdauteur Ed Franck. De vormgeving van de uitgaven ging er de voorbije jaren opvallend op vooruit. De boeken ogen doorgaans mooi en aantrekkelijk. De uitgeverij wil een zeer breed spectrum bestrijken: prentenboeken (met An Candaele, Klaas Verplancke, Gerda Dendooven, Harmen van Straaten, Thé Tjong-Khing, Yvonne Jagtenberg e.a.), kinder- en jeugdboeken (Peter Slabbynck, Hilde Vandermeeren, Wally De Doncker, Karel Verleyen, Dirk Bracke, Luc van Tolhuyzen, Herman van Campenhout, Carine Verleye), een reeks voor adolescenten (Gerda van Erkel, Anna Coudenys, Patrick Bernauw) en een groeiend non-fictieaanbod. Ook een paar educatieve uitgaven zit in de aanbieding. Een vijftigtal titels per jaar is het
streefdoel. DF/I heeft voor elk wat wils: zowel vlot leesbare als literair ambitieuze boeken. Er is ook ruimte voor vertaald werk en internationaal komen er perspectieven. Nederland blijft voorlopig nog moeilijk te benaderen. Via occasionele coproducties met Nederlandse uitgeverijen (Biblion, bijvoorbeeld) en een geïntensifieerde distributie- en promotiepolitiek hoopt de uitgever de banden nauwer aan te halen.
| |
| |
| |
Clavis: een succesverhaal?
En dan is er Clavis. Het begon allemaal met een gedreven echtpaar met liefde voor boeken. In 1981 richtten Agnes Verboven en Philippe Werck in Hasselt Poespas op, meteen de eerste kinderboekenwinkel in Vlaanderen. Een toen erg gewaagde onderneming die tot een succesverhaal leidde. In 1981 werd Clavis opgericht. Aanvankelijk werd het een importfirma van de Nederlandse uitgeverij De Ruiter; later kwam daar ook Elzenga bij. Tussen het eerste vertaalde boek Mummel, mummel, mummel van 1984, het eerste eigen prentenboek IJsjes van Gerda Dendooven en de enorme productie van vandaag ligt een lange geschiedenis van bang afwachten en groeiend, maar ook wisselend succes. De ambities liggen hoog: over enkele jaren wil Clavis ‘een van Europa's toonaangevende kinder- en jeugdboekenuitgevers worden.’ (zie website). Van de 1,7 miljoen boeken die Clavis jaarlijks laat drukken, is zowat 1,2 miljoen bestemd voor de export. De buitenlandse verkoop is goed voor bijna de helft van de omzet. Rechten worden verkocht aan 30 verschillende taalgebieden. Voor Clavis vormt de Nederlandse markt geen probleem: sinds 2001 heeft de uitgeverij een kantoor in Amsterdam, dat niet enkel de commerciële activiteiten verzorgt, maar dat meteen ook uitnodigend werkt voor Nederlandse auteurs en illustratoren. Het zijn vooral de prentenboeken die hoog scoren. De uitgeverij heeft een aanzienlijke lijst van illustratoren in huis en investeert veel tijd en energie in de begeleiding van beginnende tekenaars. Bovendien wordt tweejaarlijks de ‘Prijs van de stad Hasselt’ georganiseerd, een internationale illustratorenwedstrijd die een interessante kweekvijver oplevert om nieuw talent te ontdekken en te promoten. De betreurde Lieve Baeten veroverde de wereld met haar sympathieke heksje Lotje. En er zijn nog belangrijke namen zoals Guido van Genechten, Annemie Berebrouckx, Riske Lemmens, Geert Bosschaert, Erika Cotteleer, Paul Verrept,
Marjolein Pottie en nog veel meer. Clavis verrichtte ongetwijfeld baanbrekend werk op het vlak van boekillustratie en boekarchitectuur. Heel wat van onze grote illustratoren debuteerden er. De uitgeverij wil een ruim gamma aanbieden: naast prentenboeken zijn er reeksen voor beginnende lezers, kinder- en jeugdboeken (Patrick Lagrou, Stefan Boonen, Bettie Elias, Brigitte Minne, Leen van den Berg, Anne Wyckmans) en adolescentenromans, vooral in vertaling. De imprint Mozaïek staat voor een informatieve reeks. Uitgever Philippe Werck is altijd al de verdediger geweest van het ‘kindvriendelijke’ boek. ‘Net iets meer aan kinderen gedacht’ is zijn bekende adagium. Daarmee zet hij zich bewust en rabiaat af tegen recensenten en collega's in het boekenvak die literaire prioriteiten stellen. Met de komst van Marc de Bel en zijn imprint ‘tingel’, die zijn overdonderende populariteit alvast niet aan de literaire kwaliteiten van zijn werk te danken heeft, wordt die lijfspreuk alweer bevestigd. Uitgeefster Hilde Van
| |
| |
Mechelen (voorheen DF/I) stampte de voorbije jaren de imprint Afijn uit de grond, een fonds waarin vormgeving en literaire kwaliteit voorrang kregen. Ze nam ontslag en werd net opgevolgd door jeugdauteur en promotiemedewerker van Clavis, Ina Vandewijer.
Met Facet van Walter Soethoudt sloot Werck een samenwerkingscontract af. Facet is een kleine uitgeverij die in 1987 resoluut voor het uitgeven van kinderjeugdboeken koos. De populaire Britse griezelauteur Anthony Horowitz is ongetwijfeld de belangrijkste publiekstrekker. Daarnaast geeft Facet geregeld een opmerkelijk boek in vertaling uit (van Margaret Mahy, Federica De Cesco, Michael Morpurgo etc.). Origineel Vlaams werk is eerder beperkt aanwezig in het fonds (Ron Langenus, Luc Descamps, Stefaan van Laere). Soethoudt laat zich wel vaker verontwaardigd uit over de discriminatie van Vlaamse jeugdboeken door de eigen critici en leesbevorderende instanties.
Inmiddels doen recent geruchten de ronde over ‘minder goede papieren’ bij Clavis.
| |
Een nieuwe wind
Nog zo'n vaste waarde in de Vlaamse cultuurgeschiedenis is uitgeverij Lannoo, opgericht in 1909, oorspronkelijk een familiebedrijf met een lange traditie in het boekenvak en inmiddels uitgegroeid tot een moderne onderneming. Met de komst van een jonge uitgeefster voor het jeugdboekenfonds, Sofie Van Sande, waait er een opvallend nieuwe wind. Naast de vertrouwde jeugdboeken van Henri van Daele, Lieve Hoet, Sylvia Vanden Heede en Katrien Vervaele en de prestigieuze atlassen en aanverwante non-fictie uitgaven, werden de voorbije jaren gedurfde projecten op touw gezet. (Heel de wereld bijvoorbeeld, een hoogst origineel kijkboek voor jonge kinderen, en drie opmerkelijke experimentele prentenboeken van Pieter Gaudesaboos). Prentenboeken zijn overigens terug van weggeweest en met de geestige en aandoenlijke Vos en Haas (Sylvia Vanden Heede en Thé Tjong-Khing) krijgen beginnende geletterden het leesmateriaal waar ze recht op hebben. Sinds december 2004 heeft Lannoo ook vaste voet aan Nederlandse grond met een nieuwe Nederlandse afdeling, gerund door Nicole Harmsen.
| |
Met vallen en opstaan
En dan het Bakermat-verhaal. Jos Baeckens richtte in 1991 zijn eigen uitgeverij op, na zijn gedwongen vertrek bij DF/I, die inmiddels Infodok - waar hij destijds uitgever was - had overgenomen. De idealistische ‘scoutssfeer’ van Infodok leek hem onverzoenbaar met de grootschalige en harde bedrijfscultuur van Davidsfonds. Vandaar. Voor een stuk heeft hij die sociale gedrevenheid bewaard. In
| |
| |
zijn fonds waren sporen van dat engagement terug te vinden met thema's als pesten, kinderrechten, oorlog en vrede en multiculturele samenleving. Dat de inmiddels overleden Godeliva Uleners met haar uitgesproken geëngageerde kinderboeken één van de trouwe Bakermatauteurs was, hoeft dan ook niet te verbazen. Heel wat vertaalde prentenboeken, poëziebundels en een reeks voor beginnende lezers zaten ook in de aanbieding. Baeckens zag ook veel heil in een nauwere samenwerking met de scholen en in de uitbouw van een kinderboekhandel Poespas in Mechelen. Internationaal werden er interessante contacten gelegd en door de joint venture met de Nederlandse uitgeverij Zirkoon en met het poëziefonds Di-vers was ook die markt toegankelijker geworden.
Maar het mocht, helaas, niet baten. Begin september 2004 werd Bakermat, en meteen ook Poespas, failliet verklaard. De boeken werden neergelegd. Baeckens gaf zich niet gewonnen: Baeckens Books bvba staat alweer in de steigers met een aantal nieuwe uitgaven op stapel én met Zirkoon als Nederlandse partner.
| |
Een vruchtbare kweekvijver voor illustratoren
De kleine zelfstandige uitgeverij De Eenhoorn slaagde erin zich op korte tijd een vaste positie te verwerven op de Vlaamse boekenmarkt. Van een drukkerij en een uitgeverij van vakbladen in 1990 groeide De Eenhoorn uit tot een internationaal zeer gewaardeerde en druk gelauwerde uitgever van hoofdzakelijk opvallende en vernieuwende prentenboeken en met poëziebundels van huisdichter Geert De Kockere. Bart Desmyter kiest obstinaat voor kwaliteit. Heel wat gerenommeerde illustratoren kregen bij hem kansen. Een paar namen: Carll Cneut, Klaas Verplancke (allebei inmiddels meermalen bekroond in binnen- en buitenland), Geert Vervaeke, Johan Devrome, Tom Schoonooghe, Marjolein Pottie, Isabelle Vandenabeele, Goele Dewanckel e.a. Niet meteen commercieel interessante producten, dus. Om overeind te blijven koos De Eenhoorn sinds 1994 voor een dubbele strategie: het uitgeven van hoogkwalitatieve prentenboeken, aangevuld met een meer toegankelijk en verkoopbaar aanbod van kartonboekjes voor peuters, een reeks voor beginnende lezers, en een reeks spannende avonturenboeken. Er werd een parttime uitgever in dienst genomen en de productie steeg zienderogen, tot circa 45 boeken per jaar. Internationale overeenkomsten blijven toenemen. Toch blijft het moeilijk overleven, verzucht Desmyter: ‘De economische rendabiliteit van een uitgever die kiest voor literaire, eigenzinnige, aantrekkelijk geïllustreerde en smaakvol vormgegeven kinder- en jeugdboeken is een constante onzekerheid waarmee een uitgever moet leren te leven!’. Bovendien blijft Nederland ook voor De Eenhoorn moeilijk terrein. Met vijf Nederlandse penselen, vlaggen en wimpels in 2004 moet nu wel een ‘gat in de grens’ te vinden zijn.
| |
| |
| |
In de bijrollen
En dan is er ook nog Standaard Uitgeverij, een geschiedenis die terug gaat tot in 1919, met de oprichting van De Standaard NV, die in de loop der jaren uitgever werd van de gelijknamige krant, een keten van boekhandels oprichtte en ook boeken ging uitgeven. Sinds de jaren tachtig werd de Standaard Uitgeverij een onafhankelijk bedrijf dat zich vooral bezighield met het uitgeven van strips (Suske en Wiske) en van algemene en educatieve uitgaven. Sinds 1994 maakt de uitgeverij deel uit van de Nederlandse kranten- en boekengroep PCM Uitgevers. Het literaire jeugdboekenfonds van de Standaard was de voorbije jaren nogal onopvallend. Strips, naslagwerken, commerciële uitgaven en multimedia voerden de toon. Even leek het erop dat er enige literaire belangstelling was, in de periode dat Greet Spaepen (nu directeur van Villa Kakelbont /NCJ) als uitgever dienst deed, maar die bleek van korte duur. Allicht mede dankzij de onuitputtelijke goudmijn die Harry Potter bleek te zijn, lijkt er nu weer de nodige financiële armslag en enige interesse voor het opbouwen van een ‘divers kinderboekenfonds waarbij kwaliteit en leesbevordering belangrijk zijn’, zo zegt uitgeefster Els De Pooter het. Afwachten wat het wordt. Voorlopig blijven populaire mainstream-creaturen als Musti en Bob de Bouwer de dienst uitmaken.
Houtekiet maakt sinds 1997 als enige Vlaamse uitgeverij deel uit van het Nederlandse concern VBK (Veen, Bosch en Keuning Uitgevers). Met gemiddeld zes jeugdboeken per jaar hoort Houtekiet niet bepaald tot de grote kinder- en jeugdboekenuitgevers. ‘Een buitenbeentje’ noemt redactrice Veerle Weverbergh haar bedrijf. Voormalig redactrice Nelleke Berns haalde Jostein Gaarder in huis en voor Kaas of de evolutietheorie kreeg Bas Haring in 2002 de Gouden Uil Jeugdliteratuurprijs. Houtekiet gaat actief op zoek naar interessante, vooral Australische en andere Angelsaksische jeugdboeken om ze in vertaling uit te geven. Zo werd onder meer Het tunnelkind van Sonya Hartnett een schot in de roos. Met de hoge literaire eisen die de uitgeverij stelt vindt ze in het Nederlandstalige aanbod maar zelden haar gading. De Matilda Prijs, een manuscriptenwedstrijd voor jong talent, leverde tot nu toe geen groot talent op.
The House of Books is een relatieve nieuwkomer. De uitgeverij werd in 2000 opgericht binnen de ECl-boekenclub. Tot nu toe gaf de Vlaamse loot van de onderneming werk uit van. Sabine De Vos, Dirk Nielandt, Geertrui Daem e.a.. Ook Nederlandse auteurs als Marianne Busser en Ron Schröder vonden er occasioneel onderdak. Er wordt op een ‘zo breed mogelijk publiek’ gemikt.
Ook vrij nieuw is CEGO Publishers, een kleine uitgeverij die haar wortels heeft in het Leuvense Centrum voor ErvaringsGericht Onderwijs en die in haar boeken het accent legt op de sociaal-emotionele ontwikkeling en op gelijke kansen. Erg educatief en pedagogisch van opzet, dus, deze CEGO, met een
| |
| |
exclusieve en zeer gerichte uitgeverspolitiek waarin expliciet rond welbepaalde thema's wordt gewerkt. Gereputeerde illustratoren en boekarchitecten worden ingeschakeld om de kwaliteit zo hoog mogelijk te houden. Momenteel wordt het fonds verdeeld door De Eenhoorn.
Bij Abimo ligt de klemtoon op educatieve schooluitgaven. Sinds een jaar of zes wordt er door uitgever Koen David ook actief aan een jeugdboekenfonds gewerkt met werk van bijvoorbeeld Karel Verleyen, Guy Didelez, Patrick Bernauw en Dirk Bracke en met een aantal auteurs als Jo Briels, Frank Pollet, Lucrèce L'Ecluse vast verbonden aan de uitgeverij. Geen hoogdrempelige literatuur dus, maar leesplezier voorop.
Samen met de Standaard Educatieve en Wetenschappelijke uitgeverij vormt wat vroeger de Sikkel was sinds 2001 uitgeverij De Boeck. Met die overname kreeg de in hoofdzaak Franstalige groep De Boeck een belangrijke stek op de Vlaamse onderwijsmarkt. Naast specifieke educatieve uitgaven, wil de nieuwe uitgever werk maken van literair geïnspireerde leesreeksen voor beginnende lezers, verkrijgbaar in de boekhandel. Voor de Dobbelreeks werden auteurs als Johanna Kruit, Bas Rompa en Remco Ekkers aangetrokken. Het is duidelijk dat de voormalige Sikkel van haar wat oubollige imago af wil.
| |
Overeenkomsten en pijnpunten
De kaarten werden de voorbije jaren drastisch dooreen geschud op de Vlaamse kinderboekenmarkt. Zoveel is duidelijk. Een paar opvallende overeenkomsten en gemeenschappelijke pijnpunten komen ook aan de oppervlakte na deze terreinverkenning. Kinder- en jeugdboekenfondsen kwamen in Vlaanderen pas sinds de jaren 1980 echt professioneel op dreef. Dat brengt Vlaanderen op een behoorlijke achterstand tegenover Nederland, waar de traditie een eind verder reikt. Voor het merendeel van de Vlaamse uitgeverijen blijft de Nederlandse protectionistische en vaak nog neerbuigende boekenwereldje een moeilijk in te nemen vesting. Dat commerciële beslommeringen het vaak halen op kwalitatieve ambities mag blijken uit het overaanbod: er wordt teveel gepubliceerd voor een taalgebied als het onze. Schaalvergroting is volop aan de orde in tijden van recessie. Of die tendens ook voor betere jeugdboeken zal zorgen, blijft de vraag. |
|