| |
| |
| |
Juffrouw Minoes: heks of fee?
De kat in de volkscultuur en bij Annie M.G. Schmidt
Nienke de Vries
Het werk van Annie M.G. Schmidt is rijk aan traditie. In haar boeken treft men vele specifieke volksculturele elementen aan, maar ook de dagelijkse volkscultuur van feesten en kleine gebruiken komt uitgebreid aan bod. Al vanaf jonge leeftijd was Schmidt geïnteresseerd in volkscultuur en in sprookjes. Zij had vooral grote bewondering voor de Deense sprookjesverteller Hans Christian Andersen. In de versjes, verhalen en boeken van Schmidt lopen fantasie en werkelijkheid door elkaar. Zij plaatst sprookjesachtige personen en gebeurtenissen in een herkenbare omgeving. Naast de vele sprookjeselementen bevat haar werk nog veel meer wat tot de volkscultuur gerekend kan worden.
De versjes en liedjes van Anna Maria Geertruida Schmidt (Kapelle 1911 - Amsterdam 1995) en niet te vergeten haar cabaretteksten uit programma's als Pension Hommeles en De familie Doorsnee hebben Nederlanders niet alleen vele herkenbare situaties geschetst, maar ook kennis leren maken met hun eigen dagelijkse volkscultuur. De grote verzameling verhaaltjes over Jip en Janneke handelt over dingen uit de dagelijkse Nederlandse volkscultuur. Ook dieren spelen in die cultuur een grote rol en dat geldt in het bijzonder voor de kat die enerzijds als spinnende bol in de vensterbank de rol vervult van gezelligheidsdier en anderzijds de rol van magische kat uit de volkscultuur. Voorbeelden van gezellige katten in het werk van Schmidt zijn de poes van de Familie Blom (in: Wiplala en Wiplala Weer) en Siepie (in: Jip en Janneke), maar de meest bijzondere representant van de kat als magische figuur bij Schmidt is uiteraard te vinden in Minoes (1970).
In het gelijknamige boek is Juffrouw Minoes eigenlijk kat en dat past geheel in de traditie van het volksgeloof en van volksvertellingen over katten die al eeuwenoud zijn en die er over de hele wereld zijn. En omdat katten graag in de nabijheid van mensen leven, is men gaan geloven dat heksen zelfs de gedaante van katten kunnen aannemen (Laroche en Labat, 1993). In die verhalen is het dan ook een vast gegeven dat mensen in dieren veranderen en dieren ook in mensen. Soms is de kat de trawant van een heks, soms staat de kat een trapje hoger en is het dier de eregast op de heksensabbat of Satan zelf, maar dan wel in vermomming. In die rol is de kat als een poel van kwaad en verderf en dat geldt in het bijzonder
| |
| |
voor de zwarte kat, als bron van wellust en zonde en als katalysator van verboden verlangens en afschuwelijke angsten. Daarnaast vervult de zwarte kat de rol van brenger van onheil en kwaad nieuws (Mellor, 1981). Voor de Egyptenaren was de kat heilig en de Kelten zagen het oog van een kat als de poort naar een andere wereld. Deze dubbele rol van de kat in volksgeloof en volkscultuur roept de vraag op welke van die beide rollen Schmidt nu voor Minoes gekozen heeft. Heeft zij Minoes in de Satans- of in de Godenrol geplaatst? Om die vraag te kunnen beantwoorden is het gewenst, hoe algemeen bekend het boek inmiddels ook zal zijn, om het boek eens met een kattenbril op te gaan lezen en in die geest attendeert de volgende samenvatting op deze volksculturele aspecten die op een eigentijdse manier verwerkt zijn in Minoes.
Het verhaal speelt in het stadje Killendoorn. Journalist Tibbe schrijft stukjes voor de plaatselijke krant, maar zijn nieuwtjes gaan bijna altijd over katten. Dat mag niet meer van de hoofdredacteur en als Tibbe niet gauw met echt nieuws komt, zal hij ontslagen worden. Wanneer Tibbe naar huis loopt na een netelig gesprek met zijn baas, ontmoet hij Juffrouw Minoes. Zij zit in een boom en kijkt angstig naar beneden. Mars, de hond van Meneer Ellemeet, een belangrijk persoon in Killendoorn, heeft Minoes de boom ingejaagd. Gelukkig wordt Minoes gered en zij gaat met Tibbe mee naar huis. Daar blijkt Juffrouw Minoes wel heel veel katse eigenschappen
| |
| |
te hebben: ze slaapt in een doos op de grond, geeft kopjes, spint en eet graag visjes. Juffrouw Minoes blijkt eigenlijk een poes te zijn die juffrouw is geworden, nadat ze uit de vuilnisbak van een chemisch bedrijf heeft gegeten. Minoes gaat bij Tibbe logeren, maar trekt er vaak op uit om met de andere katten in de stad te praten. Via Minoes krijgt Tibbe een goed nieuwtje te horen: Meneer Smit, de oude onderwijzer van Tibbe, viert binnenkort zijn zilveren jubileum als onderwijzer, maar niemand heeft daaraan gedacht. Tibbe hoort het nieuwtje via Minoes, schrijft het in de krant en met dit echte nieuwtje is zijn baan voorlopig veilig gesteld. Vanaf dat moment krijgt Tibbe iedere dag een nieuwtje te horen van de katten uit Killendoorn.
Wanneer Tibbe van de kattenpersdienst te horen krijgt dat Meneer Ellemeet, de Voorzitter van de Dierenvrienden, een van de poezen uit Killendoorn kreupel heeft geslagen met een fles en dat hij de haringman met kar en al omver heeft gereden, schrijft hij natuurlijk meteen een stukje hierover in de krant. De katten hebben het immers allemaal gehoord of gezien en dus is het waar. Maar de hoofdredacteur van de krant is minder tevreden en dreigt Tibbe weer te ontslaan. Door middel van een sluw plan weten Tibbe en Minoes, samen met het buurmeisje Bibi, de waarheid aan het licht te brengen. De ware aard van Meneer Ellemeet wordt zichtbaar voor heel Killendoorn als hij op een lezing van Meneer Smit over ‘De kat door de eeuwen heen’ ontmaskerd wordt. Tibbe mag blijven schrijven voor de krant en Minoes blijft bij hem wonen en gaat werken als zijn secretaresse. Zij had weer poes kunnen worden door op een bepaald tijdstip een lijster te vangen en op te eten, maar zij heeft ervoor gekozen een katse juffrouw te blijven. Zo loopt het boek dus voor iedereen goed af: Tibbe houdt zijn baan, Minoes is toch wel gelukkig als dame en Meneer Ellemeet kan geen kwaad meer doen.
| |
Een fee van een heks
In Minoes krijgt Tibbe al zijn nieuwtjes van de katten uit Killendoorn. Dit zijn bijna altijd nieuwtjes die Tibbe zelf anders nooit had geweten. De katten van de persdienst beschikken dus over kennis die de mensen niet hebben en zijn in sommige gevallen de brengers van het onheil zoals dat sinds de Middeleeuwen in volks- en bijgeloof gedacht wordt. Zo betekende een kattensamenscholing dat er onraad was, een element uit de volkscultuur dat subtiel in het boek is verwerkt. Als de katten uit Killendoorn samenscholen, betekent dat bijna altijd dat er een nieuwtje is. En vaak is dat onprettig nieuws.
Door het eten van chemisch afval is Minoes van een poes veranderd in een juffrouw. Dit zou gezien kunnen worden als een omgekeerde versie van het genoemde Middeleeuwse bijgeloof dat heksen in katten konden veranderen. Als
| |
| |
Minoes van kat in juffrouw kan veranderen, is zij misschien ook een soort heks. Of nog beter, misschien is zij wel een goede fee. Door een ongelukje is zij een mens geworden en dient zij als schakel tussen twee werelden die in het boek geschetst worden. Enerzijds spreekt Minoes kats en kan zij communiceren met alle katten en poezen in Killendoorn. De nieuwtjes die zij te horen krijgt, vertelt zij in het Nederlands door aan Tibbe die samen met het buurmeisje Bibi de ‘gewone’ wereld representeert. Die wereld wordt bevolkt door mensen die niet altijd hun ware gezicht laten zien. Zo is meneer Ellemeet die in Killendoorn de touwtjes in handen heeft, op het eerste gezicht een voorbeeldig burgerman maar het tegendeel blijkt steeds meer het geval te zijn. Door Minoes komt Tibbe dingen aan de weet over Meneer Ellemeet die bewijzen dat hij niet zo'n lieve man is als iedereen denkt. Minoes doet als het ware een goede daad voor het stadje Killendoorn door in haar menselijke gedaante de journalist Tibbe te helpen. In die zin is zij een goede fee die het stadje zuivert van het kwaad, belichaamd door Meneer Ellemeet. Anders dan in het klassieke heksenverhaal, waarin heksen en katten de belichaming zijn van het kwade, is hier precies het omgekeerde aan de hand en zijn katten de belichaming van het goede. Minoes vervult niet de rol van een heks maar van een fee, want door haar mogelijkheid om te communiceren met leden van beide werelden aan te wenden, weet zij de samenleving waarin zij als juffrouw zal wonen, te zuiveren.
| |
Een vroege voorloper
De feeënrol die Minoes zo met verve speelt lag nog in de schoot van de toekomst verborgen toen Schmidt in 1955 in Het Parool een gedicht publiceerde onder dezelfde titel. In dat gedicht komt al veel aan de orde wat later tot de centrale elementen van het boek gaat behoren. Maar er zijn ook belangrijke toevoegingen.
Minoes
Er was een een dame in Bronk aan de Rijn
Die zei ik had liever een kat willen zijn
Ik hoef me gelukkig voor niemand te schamen,
Maar toch ben ik liever een kat dan een dame.
Waarna zij zich fluks naar de leeszaal repte
En een toverboek leende met toverrecepten.
Op bladzijde negentien stond, onder and're
‘Hoe gij uzelf in een kat kunt veranderen.’
| |
| |
Dat was het recept en zij kon dus beginnen.
Zij was al een eindje gevorderd in spinnen.
Zij gaf al een kopje, maar toen, na twee weken
Was de uitleentermijn bij de leeszaal verstreken
En moest dus dat boek naar de leeszaal terug.
Wel dat was natuurlijk een beetje te vlug.
Toen moest deze dame haar pogingen staken
Midden in het hoofdstukje: kroelen op daken.
Ze zei: het is vervelend zo alles tezamen,
Maar goed, als het zo staat, dan blijf ik maar dame.
Nu zit zij dus weer in het daaglijks bestuur
Van de huisvrouwenbond, maar des nachts om een uur
Dan gaat zij het vlierinkje op zonder bril
En als zij een muis ziet dan zit ze heel stil.
En laatst kwam ik eventjes daar op visite
Zij dronk juist haar schoteltje melk in de suite
Toen dacht ik oei oei en ik moest het beamen:
Zij is nog geen kat, maar toch ook niet meer dame.
Het lijkt alsof de dame in Bronk aan de Rijn nog een keertje naar de bibliotheek is teruggegaan om zich nog wat extra toverrecepten eigen te maken: de Minoes van het boek beschikt immers niet alleen over het magisch vermogen om van gedaante te veranderen, maar weet haar rol als katse dame en als fee ten goede te laten komen aan heel de Killendoornse gemeenschap. Haar alter ego, Annie M.G. Schmidt, heeft met Minoes bewezen dat zij de kunst verstond om alledaagse gewoontes en oude vertellingen in een nieuw, bijzonder jasje te steken met de brengers van slecht nieuws uit het verre verleden in de krant van alledag. En de opvatting van de Kelten dat het oog van een kat de poort naar een andere wereld opent wist de krant dankzij de kattenpersdienst dagelijks in praktijk te brengen.
| |
Literatuur:
Buul, Tine van, & Murk Salveda (red.), Altijd acht gebleven: over de kinderliteratuur van Annie M.G. Schmidt. 's-Gravenhage, Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum / Amsterdam, Querido, 1991. |
| |
| |
Laroche, R. De, & J.M. Labat, Het geheime leven van de kat, Parijs, Casterman, 1993. |
Mellor, Isha, Even afkloppen: bijgeloof. Baarn, BV Uitgeverij De Kern, 1981. |
Schmidt, Annie M.G., Minoes. Amsterdam/Antwerpen, Querido, 2001 (eerste uitgave: Amsterdam, De Arbeiderspers, 1970). |
Schmidt, Annie M.G., Wiplala. Amsterdam, Querido, 1982 (eerste uitgave: 1957). |
Schmidt, Annie M.G., Wiplala Weer. Amsterdam, Querido, 1982 (eerste uitgave: Amsterdam, De Arbeiderspers, 1962). |
Schmidt, Annie M.G., Jip en Janneke. Amsterdam, Querido, 1979 (eerder uitgegeven in 5 delen, 1953-1960). |
Internet: www.leesplein.nl (Laten Lezen, Schrijvers en illustratoren) |
|