Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 16
(2002)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 424]
| |
WiZiWiK
| |
[pagina 425]
| |
Je bent anders dan anderen
En je kunt je nooit meer veranderen
Nou ja, dat is geen probleem
Ik vecht me er wel doorheen
Op school heeft ze de tekst voorgedragen en gedacht dat ze uitgelachen zou worden. Maar ze kreeg een groot applaus, en aan de gezichten van de twee meisjes zag ze dat die wat ze gezegd hadden wel terug wilden nemen, iets wat ze niet had verwacht. Zomaar een tekst met kort commentaar, zeer herkenbaar, eenvoudig, zonder opsmuk, recht voor zijn raap en uitgesproken met een kalme ondertoon van in bedwang gehouden emotie: aan het gezicht van het meisje is te zien dat gelatenheid, verdriet en verzet om de voorrang strijden, maar ze heeft gekozen voor een nuchtere verslaggeving. Michel Kapteijns: ‘Dit gedichtje is het gevolg van een opdracht om over jezelf te schrijven en het heeft flink wat moed en doorzettingsvermogen gekost om hiermee naar buiten te komen. Niet alleen op schrift, maar ook voor het volle front van de klas, en later nog eens voor de camera. Het is ons altijd gegaan om de talige resultaten die worden uitgesproken en waarmee de kijker zich al of niet kan identificeren, maar in de voorbereidingspraktijk werd er heel wat meer losgewoeld dan alleen de spanning en sensatie van het maken, uitspreken en opnemen van een bepaalde tekst. We ontdekten, zeker in het begin tot onze grote verrassing, dat we zowel bij het schrijven als zeker ook tijdens de opnames een boeiend en onverwacht emancipatoir proces stimuleerden: je zag kinderen, ook dit meisje met haar tekst over wat pesten met haar doet, na aanvankelijke aarzelingen, een beslissende stap zetten, voor zichzelf een grens doorbreken, een groeiproces doormaken. Schrijven, als het over zaken gaat die er werkelijk toe doen, kan voor kinderen een belangrijke en ingrijpende zelf-bevrijdende activiteit zijn, die heel wat teweeg kan brengen, en waarbij een blik wordt gegund in een belevingswereld die zich, vaak noodgedwongen, achter gesloten deuren afspeelt. Bovendien zijn veel van hen absoluut niet gewend aan het feit dat er serieuze aandacht is voor zelfgemaakte teksten. Misschien is het trouwens wel zo dat kinderen die op een of andere manier gekwetst zijn het meest te melden hebben. In ieder geval hebben veel van hen het in deze tijd allesbehalve makkelijk, en er is veel waar ze in stilte mee worstelen omdat ze er geen uiting aan kunnen geven.’ | |
[pagina 426]
| |
Soms zitten
Zoveel boze woorden
In mijn hoofd
Dat ik ze eruit schreeuw
Dan is er weer plaats
Voor lieve woorden
| |
Taal en beeldDe op het eerste gezicht wat vreemde titel WiZiWiK (afgeleid van de computerterm Wysiwig: What you see is what you get) staat voor Wat ik Zie Is Wat Ik Krijg, en geeft precies de doelstellingen van regisseur Michel Kapteijns en vormgever Harry Schreurs weer: een sober maar effectief, knap uitgebalanceerd, tot de essentie teruggebracht literair magazine waarin kinderen teksten voordragen, soms zingen of van commentaar voorzien. En dat op zo'n manier in beeld gebracht dat nietslechts saaie talking heads te zien zijn, maar momenten van rust en concentratie, waarbij alle nadruk op een uitgesproken of te lezen tekst valt, afgewisseld met terugkerende items, zoals woordpuzzels, raadsels, tongbrekers (als een potvis in 'n pispot pist heb je een pispot vol met potvispis), korte ontboezemingen, uitspraken, dagboekfragmenten, tekeningen en af te maken zinnen als ik wou dat...of ik droomde dat... Dat alles wordt ondersteund door abstract gehouden, niet afleidende decorachtergronden in primaire kleuren (veel rood en blauw) en begeleidende muziek, waarbij ritme en herhaling, een belangrijk prosodisch kenmerk van veel teksten, de gebruikte vormgeving karakteriseren. Opvallend is het steeds herhaalde zwart-wit fragment van enkele kinderen ‘uit de ouwe doos’ (die in schokkerige beelden enthousiast zwaaien, een lange neus trekken of hun tong | |
[pagina 427]
| |
uitsteken), waarmee niet alleen op geestige wijze de afstand tot de kijker wordt verkleind, maar die ook het optreden van de kinderen van nu in een tijdloos kader plaatst. Kortom, een mooie osmose van taal en beeld die overigens, tekenend voor het op elkaar ingespeelde vakmanschap van Kapteijns en Schreurs, pas in tweede instantie opvalt. In totaal zijn 900 kinderen gefilmd, waarvan een derde daadwerkelijk in de programma's, die tussen de 16 en 19 minuten duren, is terecht gekomen. De zorgvuldigheid waarmee dat is gebeurd is af te lezen aan de tijd en energie die gestoken zijn in voorbereiding en research. Niet alleen zijn allerlei scholen, zowel op het platteland als in de stad, door het hele land benaderd om medewerking te verlenen, ook is gefilmd op straathoeken en speelpleintjes in woonwijken. Bovendien is de databank geraadpleegd van de Drunense Stichting Kinderen en Poëzie die over vele duizenden gedichten van kinderen uit alle windstreken beschikt. Van idee tot uitzending heeft het hele project twee jaar in beslag genomen. Het verkregen materiaal is besproken, geordend en uiteindelijk verdeeld over onderwerpen als verliefdheid, bang zijn, pesten, fantaseren, school, wie ben ik, ouders, vriendschap, dood, dieren, dagboek, schrijven en ouder worden. De keuze is zo breed mogelijk geweest, waarbij kinderen van diverse leeftijden en met verschillende persoonlijke en sociale omstandigheden zijn geselecteerd. Heel bijzonder zijn enkele opnames van gehandicapte kinderen, bijvoorbeeld van een gehoorgestoord meisje dat haar gedicht Horen zien en schrijven voorleest.
Een jaar geleden
Kon ik nog alles horen
Maar sinds kort is dat
Mij vergaan
Het is verschrikkelijk om
Niet te kunnen horen
Maar schrijven kan ik
Wel verstaan
Overigens gaat het niet alleen om zelfgemaakte gedichten, soms uitgegroeid tot hele epische of lyrische balladen waarin vooral beginnende verliefdheden uitgebreid bezongen worden, soms met ondertoon van verfrissende relativering en ingehouden seksecompetitie. | |
[pagina 428]
| |
De jongen hiernaast bij de buren
Die zat steeds naar mij te gluren
Hij maakte altijd grapjes
Gaf me altijd hapjes
Hij deed een keer zijn haar achterover
Ik dacht: wat een uitslover (...)
Ook korte ritmische versjes, niet zelden nakomelingen van het eeuwenoude bakerrijm, en natuurlijk veel poëziealbum- en Sinterklaasachtige rijmpjes, die naar hartelust schaamteloos worden gekopieerd dan wel gniffelend worden gevarieerd, zijn zeer geliefd. Vaak zijn dat soort gedichten immers door volwassenen bedacht als braaf-passende gelegenheidsornamenten en juist daardoor extra geschikt om er karikaturale spot mee te drijven.
Ik schreef haar een gedicht
Rozen verwelken schepen vergaan
Maar onze liefde blijft altijd bestaan
Maar zij schreef een brief terug
Regenbogen zijn krom
Golven slaan om
Maar jou vind ik
HEEL ERG DOM!
Er zijn daarnaast andersoortige tekstgenres die uitgeprobeerd worden, zoals aan raadsels en moppen ontleende typeringen, die aanleiding zijn voor creatieve herhaling.
Jongens zijn net pingpong ballen
Ze gaan van bedje naar bedje
Jongens zijn net bussen
Als je er een mist neem je de volgende
Jongens zijn net bijen
Eerst de steek en dan de bult
Of allerlei opsommingen vol aanstekelijke alliteratie en stuwende klankresonantie, bijvoorbeeld van courante scheldwoorden en daarop zelfgemaakte varianten, die met giechelend plezier ter plekke voor de camera worden verzonnen. | |
[pagina 429]
| |
Schurftelul Balletje
Schijtlaars Bacillenneuker
Sigarenpijper Ballenbeuker
Slootkloot Befkeffer
Snikkelgeit Beugelbek
Soepknuppel Broekenpoeper
Spatlul Betontrut
Spettergat Brokkelbek
Stuiterkwal Boterham
Sufkut Billenbal
| |
Scabreuze tekstenDe scabreuze tekstGa naar voetnoot2., van erotische, scatologische, racistische of andere, bewust kwetsende aard, dat blijkt ook nu weer in vooral de afleveringen over pesten en school, heeft een van oudsher bijzondere aantrekkingskracht die maar weinig kinderen kunnen weerstaan. Met een mengeling van nauw verholen gêne, uitdagende grootspraak en twijfelende verwachting (hoe zullen anderen, volwassenen reageren?) worden grenzen verkend en onuitgesproken wetten van wat mag en niet mag met ironisch of sarcastisch genoegen op hun kop gezet of genadeloos onderuit gehaald. Al of niet variërend op bestaande, veelal anonieme en aloude teksten worden ze in een soort rappende mitrailleurtaal afgevuurd, met vol enthousiasme en buitengemeen veel plezier.
Stik sterf verrot verteer
Donder op en flikker neer
Krijg de kouwe kippenkoorts
Waterpokken enzovoorts
Koop een kaartje naar de hel
Vaarwel!!
Michel Kapteijns: ‘Over het algemeen hebben we veel medewerking gehad van volwassenen, zowel ouders als leerkrachten. We zijn in klassen geweest, hebben onze bedoelingen toegelicht, schrijfopdrachten gegeven waarmee de kinderen aan de slag gingen, en zijn na een tijdje, soms meerdere keren, teruggekomen om de voorgedragen teksten op te nemen, - alles bij elkaar een intensief proces van vertrouwen winnen, creativiteit ontlokken, schrijfbarrières slechten en ruimte | |
[pagina 430]
| |
creëren voor durf, eigen initiatief en samenwerking. Daarbij hebben we ervaren dat het heel belangrijk is dat kinderen worden gewaardeerd om hun eigen taalproducten, iets wat lang niet altijd gebeurt omdat ze vooral te maken hebben met het op een veelal consumptieve manier omgaan met teksten, die niet van henzelf zijn. Maar als dat wel het geval is bemerk je onmiddellijk een andere sfeer, interesse en werklust: je ziet ze veranderen als er aandacht en respect is voor wat ze, alleen of samen, hebben gemaakt, ook al voldoet dat niet direct aan bijvoorbeeld grammaticale of spellingafspraken, dan wel geijkte fatsoensnormen. Dat zou meer moeten gebeuren, want ik ben ervan overtuigd dat er op dat gebied een rijk arsenaal aan mogelijkheden ligt om kinderen tot echte betrokkenheid, leergierigheid en creativiteit te stimuleren op het gebied van literatuur, (streek)taal en volkscultuur. Het taalonderwijs, maar niet alleen dat, zou er heel wat levendiger door kunnen worden. De opnames, die veel tijd en energie kosten en voor kinderen heel ingrijpend kunnen zijn, hebben altijd plaatsgevonden in hun eigen vertrouwde omgeving, nooit in de studio. We hebben ook steeds alles in aanwezigheid van volwassenen gedaan. Ook de selectie van de teksten en de ruwe montage zijn aan hen voorgelegd, omdat je je als programmamakers niet kunt veroorloven dat er op een of andere manier schade optreedt voor het kind zelf of anderen. Opvallend is wel dat we te maken kregen met nogal tegengestelde reacties. Aan de ene kant zijn er leerkrachten en ouders geweest, die beseften dat kinderen door het maken van teksten, al of niet controversieel van aard, en vooral ook het optreden voor de camera een wezenlijke stap vooruit maakten in hun ontwikkeling, en hen daarbij ondersteunden en aanmoedigden. Maar er waren ook leerkrachten die onwelgevallige teksten, bijvoorbeeld omdat die schuttingtaal bevatten of anderszins niet betamelijk genoeg bevonden werden, gewoonweg achterover gedrukt hebben, zodat wij ze nooit in handen hebben gekregen. Dat autoritair, censurerend optreden is voor kinderen ongetwijfeld bijzonder denigrerend en diskwalificerend. Volwassenen blokkeren op die manier de creatieve uitingsdrang, frustreren het eigen initiatief en drukken met onterechte fatsoensrakkerij spontaan (taal)gedrag in een verdomhoek. Een heel kwalijke zaak, juist ook omdat kinderen over bijvoorbeeld scabreuze teksten, die van alle tijden zijn en waarvan ondergronds een levendig verkeer plaatsvindt, heel genuanceerd kunnen denken en praten.’
Kut
Wat is dat nou voor woord
Als ik het kon pakken
Had ik het vermoord
| |
[pagina 431]
| |
De makers van WiZiWiK hebben zelf ook te maken gehad met dilemma's als het erop aan kwam bepaalde opnames ook werkelijk uit te zenden. Iedereen hanteert nu eenmaal eigen grenzen en het is niet makkelijk overeenstemming te bereiken, vooral ook omdat er steeds derden bij betrokken zijn, waardoor vragen worden opgeroepen die soms moeilijk of niet te beantwoorden zijn. Loopt een kind de kans gestigmatiseerd te worden op
grond van een tekst, en moet het tegen zichzelf beschermd worden? Wat kunnen eventuele onbedoelde, mogelijk kwetsende gevolgen zijn voor anderen die de tekst horen of lezen? Gaat een keihard gedicht over een verongelukt meisje niet veel te ver? Wanneer is er kans dat kijkers afhaken en schiet je je doel voorbij? Michel Kapteijns vertelt het verhaal van een jongen van gescheiden ouders, die een cadeautje naar zijn vader had opgestuurd voor diens verjaardag. Hij kreeg het ongeopend retour, en had daarover een tekst geschreven. Kapteijns: ‘Voor die jongen betekende het schrijven van dat gedicht een enorme, ongetwijfeld pijnlijke zelfoverwinning, maar hij leek met die ervaring gecontroleerd om te kunnen gaan. Maar eenmaal voor de camera, op het moment waarop het doodstil moet zijn - een absolute geluidseis bij een opname - en er opperste concentratie wordt gevraagd, kwam de achterliggende emotionaliteit met geweld naar buiten, zoals trouwens in wel meer gevallen is gebeurd, en ging hij finaal onderuit. Het is vanzelfsprekend dat je daar heel voorzichtig en verantwoord mee om moet gaan, anders beschadig je mensen en verval je in verwerpelijke tranentrekkende emotie-tv, zoals die nogal eens door commerciële zenders wordt geëxploiteerd. Zowel voor die jongen als voor zijn vader, die natuurlijk óók een levensgroot probleem heeft, kun je je geen fouten veroorloven, moet je de band dus stopzetten en gaat de aandacht naar andere dingen uit. Zo zijn er meer voorbeelden geweest. We hebben zelfs enkele keren een vertrouwensarts ingeschakeld. Zonder een en ander nou te dramatiseren, wil ik wel zeggen dat ik voor de manier waarop veel kinderen, vaak tegen een voortdurende verdrukking in, zich staande weten te houden, veel respect heb.’ Naast bovenstaande ervaringen is in een aantal gevallen besloten al te scabreuze teksten niet op te nemen, zoals deze parodie op Plons, het kleuterprogramma van de VRT. | |
[pagina 432]
| |
Op de boerderij
Is een sperma-kwekerij
Zeven spermaballen op een rij
De hond die neukt zijn hok
De haan verkracht zijn stok
De poes zit in de keuken
De kat af te neuken
Dag Plons geile flikker
Dit was een kutverhaal
We gaan nu maar neuken
Morgen allemaal
Kwak kwak
Ook allerlei met veel begeleidende gebaren gerapte versies van al tientallen jaren bestaande aftel-, spot-, nonsens- of naamrijmpjes, die eindeloos kunnen worden gevarieerd en aangepast, en waarbij de woordbetekenis het al lang heeft afgelegd tegen het plezier van een ritmisch klankspel en de onmiskenbare suggestie van illegaliteit en gebodsovertreding, zijn niet uitgezonden.
Hitler ging naar Afrika
Trok aan de ballen van de Papoea
Zocht de tieten van de negerin
Want daar zitten vitamines in
In
In
| |
Ondergronds en illegaalDeze en legio andere voorbeelden van teksten, vol bewust en uitdagend gebruikte schuttingtaal, seksuele connotaties en kwetsend bedoelde adaptaties, leiden een veelal ondergronds en illegaal bestaan, vaak ook in die zin dat volwassenen ontkennen dan wel verdringen, niet alleen dat zij zelf dergelijke rijmpjes en versjes in hun jeugd hebben gekend laat staan gebruikt, maar ook dat hun eigen kinderen er ook maar iets mee van doen hebben. De waarheid is meestal beduidend anders en kan voor hen, die daarmee geconfronteerd worden en minder schokbestendig blijken, vervelende consequenties hebben die evenwel bevrijdend uit kunnen pakken. Zelfs bij professioneel geïnteresseerden, zoals collectioneurs van psychologische, sociologische of etnografische huize, kan een (zelf)censurerend mechanisme optreden, waardoor minder welgevallig beoordeelde teksten buiten de presentatie vallen. Nu zijn er jammer genoeg zeer weinig verzamelingen | |
[pagina 433]
| |
waarin dergelijke spontane taaluitingen een plaats krijgen - zeker in ons land is er nauwelijks tot geen aandacht voor de orale kindercultuur anders dan stammend uit een ver verleden en meestal verbonden met straat- en pleinspelenGa naar voetnoot3. - en als ze er zijn, zoals in enkele voorbeelden van Amerikaanse folklore of childhood, dan kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat al te krasse voorbeelden buiten de boot zijn gevallen. Zo hebben Mary en Herbert Knapp in hun bekende anthologie One Potato, Two PotatoGa naar voetnoot4., waarin ze veel kinderteksten geordend en becommentarieerd bijeenbrengen die in de jaren zestig en zeventig in 43 staten zijn verzameld, nauwelijks aandacht voor de scabreuze variant. Hoewel het boek een breed en informatief overzicht biedt met talloze voorbeelden van bekende en minder gangbare varianten, al of niet vergezeld van gedetailleerde zang-, spel- en andere regels, zijn de vieze verzen ver in de minderheid. Het blijft bij een enkele gedicht dat door de mazen van Knapps selectienet is geglipt en het zonder begeleidende aantekeningen moet stellen.
I was walkin' through the jungle with my dick in my hand
I'm the coolest mother-fucker in the Congo land
I look up a tree and what do I see?
A goddamn monkey tryin' to pee on me!
Picked up a rock and hit him in the cock
Goddamn monkey chased me forty-five blocks
Turned the corner and what do I see?
A hundred naked ladies just a-waitin' for me
I fucked ninety-eight of 'em till my balls turned blue
Took a shot of whiskey and fucked the other two
Andere hardcore teksten krijgen geen aandacht, ook niet in beschouwende zin, en de lezer vindt alleen hier en daar de bekende onschuldige ondergoedrijmpjes.Ga naar voetnoot5. | |
[pagina 434]
| |
Oh my wonders, oh my stars
I see Nelly's underdrawers!
It's raining, it's pouring
Your underwair's showing!
Jesus, Jesus, in the air
I see someone's underwairs!
I like apples, I like pears
I like Mary's underwairs!
Wat dat betreft is Greasy Grimy Gopher GutsGa naar voetnoot6. interessanter, maar deze bundeling teksten (verzameld tussen 1991 en 1994) van subversive folklore of childhood is dan ook twintig jaar later gepubliceerd en de auteurs hebben meer aandacht voor de wijze waarop kinderen, vanuit een eigen tekstuele vrijplaats, de taboes uit de wereld van de volwassenen relativeren, voor de gek houden dan wel regelrecht attaqueren. En dat is goed beschouwd niks bijzonders want volwassenen doen dat eigenlijk ook, en al eeuwenlang: hoe autoritairder en rigider een samenleving georganiseerd is, hoe meer behoefte er is aan bevrijdende humor, ondergronds verzet of openlijke rebellie - in tekst, beeld, maar ook in dans, mode of muziek. Kinderen, zo onderstreept dit boek nog eens, hebben via dit soort anonieme en scabreuze teksten de kans om te reageren op alle bedreigingen die op hen af komen: volwassen ge- en verboden, oorlogen en (natuur)rampen (al of niet via tv), ziekte, ellende, mishandeling, seksualiteit, dood, en zijn zo, alleen of met elkaar, in staat met emoties als lust, angst en verdriet te experimenteren en een eigen houding te bepalen. Waar One Potato, Two Potato dit voorbeeld geeft van een bekend (aftel)rijmpje:
One, two, three, a nation
I received my confirmation
On this day of declaration
One, two, three, a nation
geeft Greasy Grimy Gopher Guts enkele minder welvoeglijke varianten, waaronder deze: | |
[pagina 435]
| |
One, two, three, one nation
A boy's occupation
Is to stick his preparation
Into a girl's separation
To increase the population
Of the youger generation
Do you want a demonstration?
En zoals dat ook met (klassieke) sprookjes, legendes, mythen of met moderne Broodje Aap-verhalen het geval is: sommige versjes lijken zich niet te storen aan welke grens dan ook - geografisch dan wel historisch - en duiken overal in verrassend herkenbare vorm op. De vele nationale varianten van Tararaboemdiee - de al meer dan honderd jaar bekende carnavaleske meezinger over die dikke dominee die met kruid en lood zijn naaister ombracht, of minder gewelddadig zijn gat aan de kachelrand branddeGa naar voetnoot7. - hebben ook in Amerika, althans wat de melodie betreft, hun sporen nagelaten.
Ta-ra-ra-boom-de-yay
There is no school today!
Our teacher passed away
We killed her yesterday!
As for the principal
He's in the hospital!
As for the secretary
She's in the cemetery!
Er zijn trouwens heel wat van dit soort hard-komische versjes in omloop die het autoritaire Amerikaanse onderwijs tot onderwerp hebben, een verschijnsel dat tegen de achtergrond van de vele dodelijke schietincidenten van de laatste jaren op z'n minst een navrante bijklank krijgt. Op de wijs van The Battle Hymn of the Republic bijvoorbeeld - maar ook andere nationaal bekende melodieën zoals On top of old Smokey of When Johnny comes marching home zijn zeer geliefd - bestaan over het hele land vele tientallen versies van dit soort liedjes, voorzien van een karikaturaal, geritualiseerd geweld. | |
[pagina 436]
| |
Mine eyes have seen the glory
Of the burning of the school
We have tortured every teacher
We have broken every rule
We have thrown away our homework
And we hanged the principal
Our school is burning down
Glory, glory hallelujah
Teacher hit me with a ruler
I met her at the door
With a loaded. 44
And she ain't my teacher no more
| |
Onbedoeld citerenMaar natuurlijk zijn lang niet alle teksten het resultaat van emoties als verdriet, angst, haat of agressie, - dat is internationaal en van alle tijden zoals niet alleen de geciteerde Amerikaanse verzamelingen, maar vooral ook de uitzendingen van WiZiWiK volop laten zien. Door de toevoeging van beeld en geluid - en juist daardoor wordt het unieke karakter van deze laatste bloemlezing onderstreept - valt op hoezeer de zelfgemaakte versjes, gedichten en liedjes aansluiten bij gevoelens van creatieve blijdschap en ontspannende humor, óók als het over serieuze zaken gaat. De giechelende lol en slappe lach, de geestige terzijdes en talige | |
[pagina 437]
| |
grapjes, de subtiele zelfspot en vette ironie, de vrolijke steken onder water en de woordkunstige variaties met ritmische repetities en welluidende klankassociaties, - er wordt bij herhaling mee gedemonstreerd dat het ludieke spel met taal, rijm, beweging en melodie een wezenlijk en weldadig onderdeel is van een essentieel menselijk welbevinden, dat misschien veel te weinig wordt geactiveerd. Gedragen gezegd, luidop gezongen, razendsnel gerapt, op een geleende wijs of met een herinnering aan bestaande teksten, - alles kan en mag en wordt met speels genoegen gemixt en gesampled, alsof de jonge makers in een hitech-studio over alle hoogst moderne digitale apparatuur kunnen beschikken. Alleen, met z'n tweeën of in een klein groepje, waarbij elke strofe door een ander wordt vertolkt, zoals in deze zeer ritmische rapsong.
Er zit een nieuwe jongen
Bij ons in de klas
Hij komt uit Surináme
Surináme Surináme
Ik wou dat hij
Op mij verliefd was
Surináme Surináme
Ik wou dat hij
Met mij ging dansen
Surináme Surináme (...)
En wat is er plezieriger dan met eigen woorden de draak te steken met een van de meest verafschuwde aspecten van het dagelijks taalonderwijs, als onderdeel van een vermaledijd leersysteem? Misschien niet echt origineel, maar dat zijn dit soort teksten zelden, en daar gaat het ook niet om: ze zijn uitdrukking van actuele belevingen die herkend en gedeeld worden tijdens speelse momenten waarin berusting en verzet geestig stuivertje wisselen.
Ic bin nit goet
Ien spelink
Darom sgreif
Ic ok zoo rar
Ic wiel hed well
Goet leern
Mar war?
| |
[pagina 438]
| |
Soms is het niet altijd even duidelijk of een tekst uit eigen koker komt, dan wel creatief geleend of ronduit gejat is. Dat laatste kan bewust gebeuren - en is ook gebeurd - maar het is ook mogelijk dat er sprake is van onbedoeld citeren. De makers van WiZiWiK ontdekten dat in een enkel geval kinderen gedichten declameerden die niet of niet helemaal van hen waren. De identificatie met de woorden is dan blijkbaar zover gegaan dat zoiets als literair eigendom, toch al een voornamelijk abstracte notie voor veel kinderen, er niet of nauwelijks meer toe doet, waarmee de bewuste tekst iets anoniems lijkt te hebben gekregen. De woorden zijn van iedereen, de taal is van niemand: net zoals dat het geval is met al die klassieke voorbeelden waarvan geen maker bekend is en waarmee naar hartelust kan worden gespeeld en gevarieerd. Zo kunnen teksten van bekende auteurs die kinderen mooi vinden een halve of hele anonieme rol gaan spelen in het dichterlijk geheugen en op die manier een eigen verwerking en toepassing krijgen. Zo kon het dus gebeuren dat pas in een laat stadium deze tekst:
Soms is mijn papa
Heel erg chagrijnig
Elke keer
Als hij zijn mond open doet
Volgt er een snauw (...)
werd geïdentificeerd als een fragment van een gedicht van Laura Ranger. In 1997 publiceerde deze toen twaalfjarige (!) Australische een bundel gedichtenGa naar voetnoot8. en werd even wereldberoemd toen zij in datzelfde jaar zelfs op Poetry International optrad. Ook iemand als de Amerikaan Shel Silverstein is met enkele succesvolle bundelsGa naar voetnoot9. een geliefd dichter wiens teksten - vaak ontleend of in ieder geval verwant aan anonieme stapelversjes, klankrijmen en nonsensgedichten - niet alleen geestig, creatief en uiterst lenig zijn, óók in vertaling, maar vooral door herhaling, ritmiek en ongegeneerd taalgebruik makkelijk in het geheugen worden opgeslagen en aanleiding zijn voor zelfgemaakte varianten. Enig kindGa naar voetnoot10. is zo'n gedicht dat door kinderen met veel creatief plezier wordt geannexeerd en geadapteerd naar de eigen situatie, waardoor het - in dit geval, waarbij naamgeving een grote rol speelt, paradoxaal te noemen - anonieme status krijgt. | |
[pagina 439]
| |
Mark is een hark
Marleen is gemeen
Adje is een watje
En Wout die is stout
Ruth is een trut
Rogier is een klier
Jordi is ordi
Nicole is een snol
(...)
Matthijs is niet wijs
Sander niet schrander
En Rik is niet goed snik
En niemand die is
Zo geweldig als ik.
(Poe!)
Maar veel kinderen, zo is de makers van WiZiWiK gebleken, zijn ook vertrouwd met het werk van Nederlandse dichters die al jaren volwassen kinderpoëzie schrijven - zoals Willem Wilmink, Wiel Kusters, Hans Hagen, Leendert Witvliet of Ted van Lieshout. Niet voor niks dichters, die zich in hun werk vaak schatplichtig weten aan de rijke anonieme, orale volkscultuur waarin het kindervers van oudsher een belangrijke doorgeeffunctie vervult. | |
Levend taalmuseumWiZiWiK is, dat mag duidelijk zijn, een zeldzaam televisieprogramma, een verademing tussen al het ingeblikte, voorgekookte en haastige seriewerk dat dagelijks liefdeloos aan kinderen wordt voorgezet. De verschillende afleveringen laten boeiende grensoverschrijdingen zien en horen tussen jeugdliteratuur, kinder- en straattaal, volkscultuur en folklore, met als bindmiddel de mondelinge overdracht van eigentijdse ervaringen, overpeinzingen en fantasieën. In die zin is de reeks te beschouwen als een klein, levend taalmuseum - resultaat van enthousiast en zorgvuldig descriptief veldwerk zonder wetenschappelijke pretentie - waar een dwarsdoorsnede te zien is van de contemporaine en vitale orale cultuur die zich veel buiten bereik en invloed van volwassenen afspeelt.Ga naar voetnoot11. | |
[pagina 440]
| |
Die talige, half ondergrondse kinderwereld wordt door de officiële wetenschap (pedagogie, psychologie, sociologie, etnografie, jeugdliteratuur) vrijwel genegeerd of op zijn best als onderzoeksterrein onderschat. Al lijkt er wat dat betreft de laatste jaren, met als een van de belangrijke oorzaken de komst en invloed van migranten(kinderen) uit diverse (taal)culturen, een kentering gaande. Zo verzet René Appel, hoogleraar Nederlands als tweede taal aan de universiteit van Amsterdam en thrillerschrijver, zich in diverse publicaties tegen de denigrerende benadering van de zogenoemde straattaal van kinderen en jongeren. Appel signaleert een nieuw fenomeen, namelijk de mengtaal, waarbij jongeren van diverse etnische herkomst elementen uit verschillende talen gebruiken, niet als een vorm van taalarmoede (omdat ze het Nederlands niet goed genoeg zouden beheersen), maar juist als een verrijking van de eigen taal: een soort extra register naast en ter onderscheiding van de Nederlandse taal. Ook hier een vorm van mixage dus, van creatief sample-gedrag, waarbij de jongerencultuur, vooral ondersteund door muziek-, ritme- en modestijlen, zich middels een eigen, soms snel wisselende (groeps)taal identiteit en zelfbewustzijn verschaft.Ga naar voetnoot12. Dit soort onderzoek zou meer moeten plaatsvinden, niet alleen naar rijmpjes, versjes en straattaal maar ook naar de wijze waarop kinderen van verschillende leeftijden verhalen verzinnen en componeren. In The folkstories of childrenGa naar voetnoot13. heeft Brian Sutton-Smith een fascinerende verzameling van ongeveer 500 vertellingen bijeengebracht (uit de jaren 1973-1976) van 50 kinderen van twee tot en met tien jaar, die hij van een gedegen inleiding voorziet, maar verder voor zichzelf laat spreken. Hij gaat in zijn analyse vooral in op de wijze waarop verschillende verhaalthema's in plots worden verwerkt (vanaf het vijfde jaar) en op de, naar gelang de leeftijd stijgt, steeds complexere narratieve structuur (aansluitend onder andere bij de morfologie van het volkssprookje van Vladimir ProppGa naar voetnoot14.). Zijn opmerkingen zijn memorabel en onderstrepen het belang van dergelijk vergelijkend onderzoek. Als kinderen de kans krijgen, zo concludeert hij, ontpoppen ze zich als onvervalste vertellers, waarbij hun vertellingen opvallende gelijkenis vertonen met traditionele volksverhalen. Bepaalde elementen komen bij beide genres verrassend overeen. ‘The children 's stories may be less well structured than fairy tales, folktales, legends, and myths, and they may be replete with mo- | |
[pagina 441]
| |
dern content, but they nevertheless have the same basic plot structures and the same general concerns with fate, fate overwhelming, and fate nullified as do those other genres. Futhermore, the repetitive nature of the stories that most of the children tell indicates that if the children were given the audience they desire, and if children came to tell each others stories, the stories might indeed become folktales. But at present they are not folktales; they are more like tales in some embryonic sytage. For this reason we have chosen to call them folkstories.’ Het onderzoek van Brian Sutton-Smith en dat van anderen is een welkome aanvulling op wat we weten over kinderen, (volks)taal en (jeugd)literatuur, juist ook omdat het perspectief nu eens niet psychologisch (psycho-analytisch) of pedagogisch gefundeerd is, maar er gekozen is voor een overwegend literaire invalshoek. Hij is zich zeer wel bewust van het gevaar van de al te interpretatieve, veelal beperkende invloed van opvoeding, onderwijs en wetenschap (een kritische houding die hij gemeen heeft met de makers van WiZiWiK) en dat het steeds gaat om de intrinsieke waarde van spontaan, ongecensureerd (taal)gedrag. ‘I long had the belief that we understand children better and assess them more correctly when we study their spontaneous behavior than when we study them as captive beings in our laboratories, in classrooms, and in front of the television set. Even more important, their stories beggar and will long outlast our meager attempts at theoretical interpretation.’ Opmerkingen die iedereen die in kindertaal en mondige jeugdliteratuur geïnteresseerd is zich ter harte zou mogen nemen.Ga naar voetnoot15. |
|