Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 16
(2002)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 398]
| |
Portugees-CreoolsDe Antilliaanse auteur Frank Martinus Arion onthulde in 1981 in De Groene Amsterdammer dat enkele Nederlandse kinderliedjes een Creoolse achtergrond hebben.Ga naar voetnoot1. Neem bijvoorbeeld de eerste regel van het wiegeliedje ‘Suja, suja, kindje’. Zowel op Principe, voor de kust van West-Afrika, als in het Saramakaans, een taal van ontsnapte slaven in het Surinaamse oerwoud, betekent dat heel toepasselijk ‘droom, droom, kindje’. En de variant met de onbegrijpelijke regel ‘Suja, suja, zooien’ wordt duidelijk als je weet dat zoja in het Papiamentu ‘wiegen’ betekent. Hoe zijn die Portugees-Creoolse woorden in Nederlandse liedjes terecht gekomen? Arion schetst het beeld van Hollandse jongens in de zeventiende eeuw die hun schip in de steek lieten voor een Afrikaans meisje. Als ze weer naar huis gingen, lieten ze vrouw en kinderen achter, maar de Creoolse liedjes namen ze mee en die ‘verspreidden ze in heel Holland’. Zo'n liedje is ook:
Iene, miene, mutte,
tien pond grutten,
tien pond kaas,
iene miene mutte
is de baas.
In het Creools van de Golf van Guinee is iene miene het meervoud van een woord dat zowel ‘jongen’ als ‘meisje’ kan betekenen (afgeleid van het Portugese menino, ‘jongen’ of menina, ‘meisje’). Als je ‘meisjes’ invult, is de vertaling: ‘Veel meisjes / tijd om te vrijen / tijd om te trouwen / veel meisjes / daar beneden.’ Arion oppert dat dit kan zijn ontstaan op een slavenschip, waar de mannen aan dek werden vervoerd en de vrouwen in het ruim. Hij geeft ook een reconstructie van het Portugees-Creoolse origineel: | |
[pagina 399]
| |
Iene miene muito
Tempo de n' gruta
Tempo de n' kasala
Iene miene muito
Es de baixe.
Het derde en laatste Creoolse liedje is ‘Oze wieze woze’: volgens Arion het beste linguïstische bewijs, omdat ‘louter zinloze klanken’ in zijn interpretatie opeens betekenis krijgen.
Oze wieze woze
wieze walla
kristalla
kristoze
wiezewoze
wieze wies wies wies wies.
Als je dit leest als Portugees-Creools betekent het: ‘Vandaag is het kind gelukkig,/ is het kind gered/ gedoopt/ is het/ dit kind is gelukkig/ dit kind, kinderen, kinderen, kinderen, kinderen.’ | |
Een monumentje in taalIn een pleidooi voor ‘een monument tegen overheersing en onderdrukking, tegen slavernij in het bijzonder’, kwam Arion in 1998 op het onderwerp terug. Weliswaar was zijn artikel in 1982 integraal herdrukt in de bundel Kinderzang en kinderspel,Ga naar voetnoot2. maar ‘collega-filologen lopen er nog steeds in een grote boog omheen, in de hoop met doodzwijgen de gouden kleur van het verleden tegen het brons te vrijwaren’ (‘goud’ staat voor de Gouden Eeuw, ‘brons’ voor de slavenhandel).Ga naar voetnoot3. In 1981 had hij de Creoolse achtergrond van onze rijmen al een ‘racistisch wespennest’ genoemd. Daarmee krijgt de kwestie een politiek-morele lading. Collega-filologen die Arions ideeën verwerpen, worden bij voorbaat in de hoek gezet als chauvinisten of zelfs racisten. Dat is misschien niet de beste manier om een wetenschappelijke discussie op gang te brengen. | |
[pagina 400]
| |
Als het gaat om een filologisch monumentje voor de slachtoffers van de slavernij, weet ik nog wel iets anders: een verzameling Creoolse kinderrijmen en -liedjes. Sinds een paar jaar verzamel ik wiegeliedjes uit de hele wereld. Dat is te danken aan Arion. Kort nadat ik in 1998 zijn artikelen gelezen had, zat ik aan tafel met Surinaamse vrienden. Ik vroeg of zij me aan Surinaamse wiegeliedjes konden helpen. Een paar maanden later kreeg ik prachtige voorbeelden, deels in het Nederlands, deels in het Sranang. ‘Suja, suja’ was er niet bij, maar dat werd ruimschoots goedgemaakt door een wiegeliedje dat teruggaat op de slaventijd. De kinderen van de eigenaars werden in slaap gewiegd door de huisslavinnen. Als zij er niet waren, had mevrouw een probleem. Daarover gaat dit liedje, waarin alle slavinnen worden opgenoemd bij hun traditionele Afrikaanse namen. Het wordt de moeder in de mond gelegd, maar in werkelijkheid werd het ongetwijfeld gezongen door een slavin die de spot met haar dreef:Ga naar voetnoot4.
Tantiri, o, tantiri, vu yu ba,
efu Yaba ben de, a ben sa doi, doi yu,
efu Abeni ben de, a ben sa doi, doi yu,
efu Kwasiba ben de, a ben sa doi, doi yu,
efu Adyuba ben de, a ben sa doi, doi yu,
efu Akuba ben de, a ben sa doi, doi yu,
efu Amimba ben de, a ben sa doi, doi yu,
efu Afiba ben de, a ben sa doi, doi yu.
Blijf stil, o, blijf stil, mijn kindje.
Als Yaba er was, zou zij je in slaap wiegen,
als Abeni er was, zou zij je in slaap wiegen,
als Kwasiba er was, zou zij je in slaap wiegen,
als Adyuba er was, zou zij je in slaap wiegen,
als Akuba er was, zou zij je in slaap wiegen,
als Amimba er was, zou zij je in slaap wiegen,
als Afiba er was, zou zij je in slaap wiegen.
De eentonige herhalingen van het volkskinderlied zijn hier wel heel doeltreffend: terwijl het kind vol liefde in slaap wordt gezongen, wordt subtiel afgerekend met de moeder. Een monumentje in taal. | |
[pagina 401]
| |
Keltische telwoordenHoe verrassend Arions ontdekkingen ook zijn, er zit een paar zwakke schakels in zijn betoog. Allereerst die vaders, die de liedjes in Nederland verspreid zouden hebben. In de literatuur uit die tijd vind je wel eens een vader die zijn kind wiegt, maar alleen in satires over ‘Jan de Wasser’, die bij zijn vrouw onder de plak zit. Jongens van Jan de Witt lieten het wiegen en bakeren aan hun vrouw over. Erger is dat Bredero het al in 1613, toen er nog geen sprake kon zijn van Creoolse invloeden, over wiegeliedjes had als ‘deuntjes soet van 't suye nani pop’ (een liedje dat in het Fries en het Gronings nog altijd bestaat: ‘suze nane poppe’, ‘suze, nanje, mien poppien’).Ga naar voetnoot5. Suye, uitgesproken als suje, is de oude vorm van ‘suja’. Vóór 1500 vind je susa of suse, een vorm die - behalve in het Fries en het Gronings - nog bestaat in Duitse dialecten. Volgens het WNT en andere woordenboeken zijn dat allemaal klanknabootsingen van het geluid waarmee een huilend kind wordt gesust. Suja, suja betekent dus gewoon ‘stil, stil’, sss, sst! (verwant aan het Engelse Hush, hush).
Suja, suja, kindje.
Wat ben je toch weer stout!
Heb je pijn in je buikje?
Zijn je voetjes koud?
Ik zal een vuurtje stoken
en een papje koken.
Wiegje gaat van wikwak
voor mijn kleine dikzak.
Ook voor ‘iene miene mutte’ bestaat een verklaring die letterlijk en figuurlijk dichter bij huis blijft. In The Oxford Dictionary of Nursery Rhymes van Iona en Peter Opie blijkt dat het Keltische telwoorden zijn. Eind negentiende eeuw kwamen die nog voor in sommige Engelse dialecten. In Yarmouth telde je bijvoorbeeld: ina, mina, ethera, methera, pin (iene miene mutte is dus ‘een, twee, vier’). Niet zo gek in een aftelrijmpje. Die Keltische achtergrond verklaart ook het bestaan van aftelrijmen met vrijwel dezelfde klanken in het Duits: ‘Ene, mene, mente’; en het Engels: ‘Eena, meena, mina, mo’. In Oostenrijk, waar je weinig Creoolse invloed kunt verwachten, kennen ze ‘Eine, meine, mine, mu’.Ga naar voetnoot6. | |
[pagina 402]
| |
Zo blijft er één liedje over: ‘Oze wieze woze’, vóór Arion opgevat als zuiver klankspel, zonder betekenis. Daarom is niet te bewijzen dat het géén Creoolse oorsprong heeft, al is het wel opmerkelijk dat het voor het eerst te vinden is in een bundeltje uit 1948.Ga naar voetnoot7. Daarin duiken nog een paar liedjes op die niet in eerdere verzamelingen voorkomen, maar die zijn allemaal van recente datum. Als ‘Oze wieze woze’ uit de zeventiende eeuw dateert, zoals Arion wil, is het dus wel heel lang zoek geweest. | |
Lange traditieArion was niet de eerste die rijmen probeerde te verklaren door uit te gaan van een exotische oorsprong. Een bekend Engels rijm begint zo:
Ding, dong, bell,
pussy's in the well.
Who put her in?
little Johnny Green.
John Bellenden Ker beweerde in 1834 in An Essay on the Archaeology of Popular English Phrases and Nursery Rhymes dat dit een verbastering was van een Nederlands versje:
Ding d'honigbeld,
Die kaetst in de weld.
Hwa put heer in?
Lyt 'el Je haen, Je Grijn.
Ker is altijd de enige gebleven die dacht dat dit Nederlands was. In The Nursery Rhymes of England veegde James Orchard Halliwell in 1842 de vloer aan met Ker. Maar hij beweerde op zijn beurt dat ‘Hey diddle diddle’ een verbastering was van het Griekse ῞δ᾽ αδηλα, δηλα δ᾽ αδε (voor mij onvertaalbaar).Ga naar voetnoot8. Het kan dus altijd nog erger. |
|