| |
| |
| |
Symposium Tilburg 2003: programma en sprekers
Dagindeling
09.30-10.00 |
Aankomst, koffie |
10.00-10.15 |
Welkom door Helma van Lierop |
10.15-11.00 |
Plenaire lezing door P.J. Buijnsters |
11.00-11.10 |
Uitreiking Boerlageprijs |
11.10-11.20 |
Aanbieding bundel Zo goed als klassiek. Spraakmakende teksten uit de Tilburgse symposia over kinderen, boeken en onderwijs |
11.20-11.35 |
Koffie-theepauze |
11.35-12.35 |
Keuzeprogramma, eerste ronde |
|
12.35-13.30 |
Lunch |
|
13.30-14.30 |
Keuzeprogramma, tweede ronde |
14.30-15.30 |
Keuzeprogramma, derde ronde |
15.30-15.45 |
Koffie-theepauze |
15.45-16.00 |
Uitreiking van de E. du Perronprijs |
16.00-16.30 |
Camerata Trajectina |
16.30-17.30 |
Borrel |
| |
Programma
Plenaire lezing:
P.J. Buijnsters (em. hoogleraar KUN), Het eeuwenoude storiegoed
Thema 1: Basisonderwijs
Theo Meder (onderzoeker Meertens Instituut), Harry Potter en de sagen-revival.
Of een traditioneel genre en de moderne zoektocht naar verloren waarden
Els Pelgrom (auteur), Theater en volkscultuur. Jan Klaassen blijft jong voor kinderen
Piet Mooren (onderzoeker UvT), Monsters van en voor jonge kinderen in prentenboeken
Thema 2: Voortgezet onderwijs
Remko van Loon (Brederode College Amsterdam), Een bazar aan verhalen. Vertellen op school
| |
| |
Peter van Gestel (auteur), Het verleden verteld. Over Winterijs
Hubert Slings (onderzoeker), Iedereen kan sprookspreken. De overdracht van middeleeuwse verhalen in het voortgezet onderwijs
Thema 3: Vertelsituaties
Gerard Rooijakkers (onderzoeker Meertens Instituut/hoogleraar UvA), De rituele context van het vertellen
Peter Burger (opleiding journalistiek), Dropveters van rattenbloed en een ingesloten octopus. De inspiratiebronnen van Roald Dahl
Bregje Boonstra (critica), Het hoofd in literaire luchten en de voeten in volkse grond
Thema 4: Orale tradities.
Floortje Zwigtman (auteur), Orale rituelen bij huwelijk en bloedvete
Peter van den Hoven (criticus) en Michiel Kapteijns (regisseur), De moderne vertelcultuur van kinderen
Jeanne Kurvers (onderzoeker UvT), De vitaliteit van het raadsel
Thema 5: Het vertellen van sprookjes
Jacques Vriens (auteur), De meester als sprookjesverteller
Wim Hofman (auteur) en Karel Maartense (regisseur), Tijl Uilenspiegel in Oost-Europa
Saskia de Bodt (kunsthistorica UvU), Sprookjes in beeld
Thema 6: De liedcultuur in de literatuur
Louis Peter Grijp (onderzoeker Meertens Instituut/hoogleraar UvU), Het gezongen lied in de literatuur
Boukje Vellekoop (oud-directeur LOKV), Muziek uit volle borst. Het lied voor de jeugd
Maaike Meijer (hoogleraar UvM), Uit volle borst wraak. De smartlap in de literatuur
In de pauzes zullen auteurs in de stand van boekhandel Livius hun werk signeren.
| |
Inschrijving
Inschrijving is alleen mogelijk door inzending van een aan te vragen inschrijfformulier. U kunt een bijdrage in de kosten overmaken op postgiro 2386602 ten name van Universiteit van Tilburg, FLW, congressen Tilburg, onder vermelding van ‘Mondige jeugdliteratuur’, code 1.8260.W381. De bijdrage bedraagt € 32,- voor
| |
| |
fulltime studenten (HBO en universiteit, onder vermelding van studentenkaartnummer) en € 105, - voor anderen. Deze bijdrage is incl. het themanummer van Literatuur zonder Leeftijd en de symposiumbundel, die u enige tijd na het symposium zal worden toegezonden. Om eventuele problemen te voorkomen wordt u verzocht bij betaling duidelijk de naam van de deelnemer te vermelden. Op het symposium zal een lunch worden aangeboden. U wordt verzocht u persoonlijk in te schrijven onder vermelding van het thema waaraan u deel wilt nemen. De inschrijftermijn sluit op 3 januari 2003; bij overtekening bepaalt de volgorde van inschrijving de eventuele toelating. Documentatie wordt daarna toegezonden. Vanwege de op dat moment reeds gemaakte kosten en gedane reserveringen die bij de organisatie in rekening worden gebracht, wordt bij afmelding ná 3 januari 2003 en bij afwezigheid zonder bericht, een bedrag van € 60, - in rekening gebracht. Voor nadere informatie:
Anne Adriaensen
Universiteit van Tilburg
Faculteit der Letteren
Postbus 90153
5000 LE Tilburg
Tel.: 013-466 30 60
| |
Sprekers
Hieronder worden de sprekers in alfabetische volgorde voorgesteld. Helaas waren niet van alle lezingen de gegevens bij het ter perse gaan van dit nummer beschikbaar.
| |
Saskia de Bodt
Saskia de Bodt (1952) studeerde kunstgeschiedenis en vergelijkende literatuurwetenschap in Utrecht. Zij was tot 1991 conservator in het Museum Boijmans van Beuningen in Rotterdam en is momenteel verbonden aan het Instituut Kunstgeschiedenis en Muziekwetenschap van de Universiteit van Utrecht. Zij publiceerde onder meer over zeventiende-eeuws Nederlands borduurwerk, kunstenaarstuinen en vele negentiende- en vroeg twintigste-eeuwse kunstenaars, waaronder J.B. Jongkind en Isaac Israels. Als gastconservator werkte Saskia de Bodt mee aan vele tentoonstellingsprojecten en catalogi. Zij zat van 1990 tot 1992 in de jury van de Gouden en Zilveren Penselen.
Sprookjes in beeld
Voor de wereldverbeteraars van honderd jaar geleden, die de kunst bij het volk wilden brengen, vormden sprookjesprentenboeken een snel en slagvaardig wa- | |
| |
pen in de strijd. Die prentenboeken waren niet in de eerste plaats bedoeld om door de kinderen zelf gelezen te worden, maar vooral om er in de familiekring, aan de hand van de mooie platen, ‘over te kunnen vertellen’. Juist bij sprookjes werkte dat, want de inhoud was min of meer bekend en dus kon het beeld voor zich spreken.
De verhalen van Grimm, Andersen en Perrault vormden voor idealistische kunstenaars als Theo van Hoytema, Wilhelmina Drupsteen, J.G. van Caspel, Charley Toorop, die vaak niet eerder voor kinderen hadden gewerkt, literair gezien ‘veilige’ onderwerpen die ze artistiek vrij konden interpreteren en waarmee ze zich bovendien, over de kinderen heen, ook tot de volwassenen konden (blijven) richten. In Vlaanderen gaven figuren als Edgard Tytgat, Felix Timmermans, Victor Stuyvaert en Edmond Van Offel het genre een geheel eigen gezicht.
Alle interpretaties hebben één ding met elkaar gemeen: de inhoud kan nog zo universeel en tijdloos zijn, de vorm sluit vrijwel altijd direct bij een actuele stroming aan. Er zijn op de een of andere manier altijd raakvlakken met de moderne kunst. Geldt dat ook voor het werk van latere illustratoren als Lidia Postma, Peter Vos, Friso Henstra, Tom Eyzenbach, Wim Hofman, Alfons van Heusden, Jan Jutte, Peter van Hugten?
| |
Bregje Boonstra
Bregje Boonstra was jarenlang jeugdboekenrecensente in NRC Handelsblad. Recenseert tegenwoordig jeugdboeken voor De Groene Amsterdammer. Onder de titel Een iets te hoge toonbank verscheen in 1994 een bundeling van haar recensies. Haar bijdrage is getiteld: Het hoofd in literaire luchten en de voeten in volkse grond (nadere gegevens nog niet bekend).
| |
P.J. Buijnsters
P.J. Buijnsters was tot voor kort hoogleraar in de Nederlandse literatuur van de achttiende eeuw (Katholieke Universiteit Nijmegen). Van zijn hand verschenen diverse studies over, onder meer, Feith, Van Alphen, Van Effen en Wolff en Deken. Samen met zijn echtgenote, L. Buijnsters-Smets, publiceerde hij een Bibliografie van Nederlandse school- en kinderboeken 1700-1800 en Lust en leering, Geschiedenis van het Nederlandse Kinderboek in de negentiende eeuw. Buijnsters verzorgt de plenaire lezing met als titel: Het eeuwenoude storiegoed (nadere gegevens nog niet bekend).
| |
Peter Burger
Peter Burger (1961) is folklorist, neerlandicus en journalist. In De wraak van de kangoeroe (1992) en De gebraden baby (1995) verzamelde hij moderne sagen
| |
| |
(ook bekend als broodjes aap of urban legends): verhalen over gestolen nieren, spookachtige lifters en de magische krachten van Coca-Cola, de verborgen maar springlevende folklore van deze tijd. Hij publiceerde boeken over taal en stijl, schrijft een taalcolumn voor het Algemeen Dagblad en is als docent verbonden aan de PraktijkStudie Journalistiek & Nieuwe Media van de Universiteit Leiden.
Dropveters van rattenbloed en een ingesloten octopus. De inspiratiebronnen van Roald Dahl
De fantasievolle kinderboeken van Roald Dahl en zijn verrassende korte verhalen voor volwassenen zullen bij veel lezers de vraag hebben opgeroepen: waar haalt hij het vandaan? Hoewel Dahls liefde voor volksverhalen en andere folklore vaker is opgemerkt, bleef de mate waarin hij zich hierdoor liet inspireren tot nu toe onderbelicht: Dahl ontleende tientallen anekdotes, episoden en complete plots aan volksvertellingen. Vooral de manier waarop hij - ook in conversaties - moderne sagen (ofwel broodje-aapverhalen) gebruikte, werpt een verhelderend licht op zijn werkwijze. De mate waarin Dahl aansloot bij de volkscultuur verklaart bovendien voor een deel zowel zijn succes bij het grote publiek als het gebrek aan waardering van critici.
| |
Peter van Gestel
Peter van Gestel (1937) volgde de toneelschool in Amsterdam en was een tijd acteur. Na een aantal jaren werd hij dramaturg en schreef hij scripts voor radio en televisie. In 1961 debuteerde hij met een bundel verhalen voor volwassenen. Eind jaren zeventig begon hij op verzoek van Karel Eykman voor de jongerenkrant van Vrij Nederland jeugdverhalen te schrijven. Dat resulteerde in zijn eerste jeugdboek Schuilen onder je schooltas (1979). Het werk van Peter van Gestel is vele malen bekroond. Hij kreeg een Gouden Griffel en de Woutertje Pieterse Prijs voor Winterijs (2001), een Zilveren Griffel voor Uit het leven van Ko Kruier (1984), een Zilveren Griffel en een Gouden Uil voor Mariken (1997) en de Nienke van Hichtumprijs voor Ko Kruier en zijn stadsgenoten (1985). Van Gestel gaf zijn lezing de titel: Het verleden verteld. Over Winterijs (nadere gegevens nog niet bekend).
| |
Louis Peter Grijp
Louis Peter Grijp, onderzoeker Meertens Instituut en hoogleraar aan de Universiteit van Utrecht. Bea Ros interviewde hem voor dit nummer van LZL. Zijn bijdrage kreeg als titel: Het gezongen lied in de literatuur (nadere gegevens nog niet bekend).
| |
| |
| |
Wim Hofman en Karel Maartense
Wim Hofman is auteur en tevens redacteur van Leesgoed. Hij debuteerde in 1969 met Welwel, de zeer grote tovenaar. Hofman illustreert zijn eigen werk. Begin 1991 verscheen een boek met een overzicht van zijn boeken, illustraties en vrij schilderwerk onder de titel De kleine Hofman. In datzelfde jaar ontving hij de Theo Thijssenprijs voor zijn hele oeuvre. Verder publiceerde hij onder meer Wim (Zilveren Griffel, 1977), Ansje Vis en Matje Klop (1979), De Stoorworm (1980), Het vlot (Gouden Griffel, 1989) en Zwart als inkt (Gouden Griffel, Woutertje Pieterseprijs, 1998). Recent vertaalde en illustreerde hij Voor jou mijn lief (1999) en We schilderen een vogel (2000) van Jacques Prévert.
Karel Maartense was onderwijzer, leraar Nederlands (o.a. aan een PABO) en tot voor kort projectmanager en programmamaker bij Teleac/NOT, verantwoordelijk voor de projecten literatuur en jeugdliteratuur. Hij is redacteur van Leesgoed. Hun lezing heeft als titel: Tijl Uilenspiegel in Oost-Europa (nadere gegevens nog niet bekend).
| |
Peter van den Hoven en Michel Kapteijns
Peter van den Hoven is docent literaire vorming aan de Hogeschool voor de Kunsten in Arnhem. Recenseert jeugdboeken voor Vernieuwing. Publiceerde interviews en opstellen over jeugdliteratuur in Achter de keukendeur (1980) en Grensverkeer (1994).
Michel Kapteijns is regisseur. Hij maakte onder meer het programma WiZiWiK (zie de bijdrage van Peter van den Hoven elders in dit nummer), Hardop kijken (VPRO, 1999), een (derde) reeks van 14 afleveringen van een jeugdserie waarin kinderen reageren op wonderlijke foto's en tekeningen en Jonge Heren (IKON, 1997), vier programma's waarin jongeren openhartig vertellen over hun persoonlijke ervaringen met seksualiteit.
Hun bijdrage heeft als titel: De moderne vertelcultuur van kinderen (nadere gegevens nog niet bekend).
| |
Jeanne Kurvers
Werkt bij Babylon, centrum voor Studies van Meertaligheid in de Multiculturele Samenleving van de Universiteit van Tilburg. Werkte mee aan methodes NT2 voor het onderwijs (Van Horen en Zeggen) en aan stimuleringsprogramma's voor jonge kinderen (Opstap Opnieuw). Deed onderzoek naar leren lezen en naar metalinguïstische vaardigheden van kinderen en volwassenen. Publiceerde onder meer In de ban van het schrift. Over analfabetisme en alfabetisering in een tweede taal en Met ongeletterde ogen. Kennis van taal en schrift van analfabeten.
| |
| |
De vitaliteit van het raadsel
Raadsels vormen het humorgenre van basisschoolkinderen, en in veel gevallen gaat het om het spel met de taal. Dat vraagt inzicht in welk taalspel precies gespeeld wordt. In de bijdrage in dit nummer van LZL is ingegaan op wat een raadsel precies is, welke soorten te onderscheiden zijn en hoe in de literatuur gedacht wordt over verwerving van die humor. In de bijdrage op het symposium wordt aan de hand van gegevens uit onderzoek geïllustreerd hoe kinderen tussen 7 en 11 jaar steeds meer doorkrijgen wat er grappig is aan raadsels waarin op verschillende manieren met taal wordt gespeeld.
| |
Remko van Loon
Remko van Loon geeft sinds jaar en dag Nederlands op het Bredero. Nu voor de twaalfde keer coördineert hij de vertellessen en het Bredero-vertelfestival waarop alle 250 leerlingen uit de eerste klas optreden voor een publiek.
Een bazar aan verhalen. Vertellen op school
‘Vraaie historie ende al waar mag ik u tellen, hoort ernaar’. Een leerlinge vertelt een variant op Repelsteeltje. Een verhaal over een roos die maar niet wil bloeien, totdat..... Haar klasgenootje kent een Anansi-verhaal - haar moeder heeft haar dat verteld - en boeit ons met haar ‘story’. Bij de presentatie van de lessenserie ‘Het woordenhuis. Vertellen op 't Bredero’ treden drie leerlingen op voor een publiek van volwassenen, veelal werkzaam in het onderwijs. Na afloop spreekt men mij enthousiast aan. ‘Wat mooi, wat goed, wat leuk’ en ‘wat jammer, maar mijn leerlingen kunnen dat niet’. Alle leerlingen van het Bredero leren in de eerste klas vertellen, zodat zij ook nog in de derde luisteren naar het spannende verhaal van het meisje dat zo naar haar geliefde verlangt dat zij alles achter zich laat. Ademloos luistert men naar de avonturen van Beatrijs.
| |
Theo Meder
Theo Meder (1960) studeerde Nederlandse taal- en letterkunde aan de Universiteit van Leiden en promoveerde er op het repertoire van de middeleeuwse sprookspreker Willem van Hildegaersberch. Sinds 1994 is hij als volksverhaal-onderzoeker verbonden aan het Meertens Instituut te Amsterdam, alwaar hij zich bezighoudt met populaire vertelcultuur in heden en verleden.
Harry Potter en de sagen-revival. Of een traditioneel genre en de moderne zoektocht naar verloren waarden
Harry Potter is een hype. Het is opvallend hoe schrijfster Joanne Rowling traditioneel verhaalmateriaal in haar boeken heeft verwerkt, met name de sagen die in
| |
| |
het verleden mondeling werden doorverteld. Sagen gingen vanouds over heksen, tovenaars, spoken, weerwolven, kabouters, elfen, trollen, reuzen, duivels en fabeldieren. De boeken (en films) over Harry Potter passen uitstekend in de culturele tendens waarin men weer openstaat voor het fantastische, bovennatuurlijke, griezelige en mysterieuze. In dezelfde tendens passen ook Lord of the Rings, Pokémon, Dragonball, de Griezelbus en de Kippenvel-reeks. Het is een ontwikkeling die samenhangt met de oplevende belangstelling voor traditionele overlevering, de esthetisering van het volkse cultuurgoed, de normalisering van het ‘occulte’ en zelfs de New Age-beweging. Op het gebied van de kinderliteratuur zou men de ontwikkeling zo kunnen samenvatten: Pippi Langkous, de ideologische icoon van een vorige generatie, heeft het af moeten leggen tegen de hedendaagse icoon Harry Potter.
| |
Maaike Meijer
Maaike Meijer (1949) is literatuurwetenschapper. Zij publiceert over Nederlandse literatuur, over theorieën van lyriek ontwikkeld naar aanleiding van zowel ‘high’ als ‘low’-culturele teksten (gedichten, liederen en reclameteksten) en op het gebied van ‘cultural studies’. Gender en etniciteit zijn daarbij steeds centrale invalshoeken. Enkele boeken: In tekst gevat. Inleiding tot een kritiek van representatie (1996) en (met Smelik en Buikema) Effectief beeldvormen. Theorie, analyse en praktijk van beeldvormingsprocessen (1999). Meijers Maastrichtse oratie was getiteld Machtige Melodieën; populaire teksten uit de jaren vijftig en zestig als bron voor kunstgeschiedenis (1999). Op dit moment werkt zij met een groep co-auteurs aan een boek over Nederlandse cultuur en Migratie, in opdracht van het Prins Bernhard Cultuurfonds. Meijer is sinds 1998 hoogleraar-directeur van het Maastrichtse interfacultaire Centrum voor Gender en Diversiteit. Zij leidt daar het Onderzoeksatelier V/m - een initiatief van het Centrum en het College van Bestuur samen. Het Atelier coacht gepromoveerde vrouwelijke wetenschappers en stimuleert hen in het werven van onderzoeksgeld en het aldus verbeteren van de eigen carrière-perspectieven. Het Atelier past in een reeks onderzoeks- en beleidsprojecten van het Centrum, die zijn gericht op het analyseren van de werking van gender in de wetenschap. Het Centrum richt zich in het algemeen op processen van in- en uitsluiting die samenhangen met gender, etniciteit, seksualiteit en validiteit. Meer informatie op de website: www.genderdiversiteit.unimaas.nl
Uit volle borst wraak. De smartlap in de literatuur
Uit volle borst wraak. De terugkeer van het melodrama in de hoge cultuur. Literaire critici - in het verleden bewakers van de ‘high culture’ - leggen tegenwoordig steeds meer belangstelling aan de dag voor het populaire lied. De poëzie- | |
| |
criticus Guus Middag besprak de nieuwe cd van Marco Borsato, Marcel Möring wijdde een bespreking aan Abba's ‘classic’ ‘The Day Before You Came’ en de documentaire ‘Zij gelooft in mij’ (over André Hazes) werd zeer gewaardeerd in kringen van VPRO-kijkers. Het Nederlandstalige lied wordt kortom steeds salonfähiger. Dat geldt niet alleen voor het wat chiquere genre cabaretlied en chanson, maar ook voor het onversneden melodrama van het merk Hazes. Ten eerste wil ik de bemoeienissen van de vertegenwoordigers van de hoge cultuur met het populaire lied exploreren en verdedigen. Ook ik vind dat er voor een poëziekenner veel te ontdekken valt in het Nederlandse populaire lied. Verder zie ik een relatie tussen dit verschijnsel en de algemene trend meer melodrama toe te laten tot de gerespecteerde culturele productie. Dit alles hangt samen met een erosie van de grenzen tussen ‘hoge’ en ‘lage’ cultuur.
| |
Piet Mooren
Piet Mooren is universitair docent aan de Faculteit der Letteren van de Universiteit van Tilburg. Daarnaast medewerker van de Onderwijsbegeleidingsdienst Midden-Brabant. Publiceert regelmatig over het gebruik van kinder- en jeugdliteratuur in het basisonderwijs, is medewerker van Leesgoed en co-redacteur van Boekwijzer. In 1998 verscheen van hem Langs de Lange Lindelaan. Opstellen over jeugdliteratuur en leesonderwijs. Promoveerde in 2000 op Het prentenboek als springplank. Cultuurspreiding en leesbevordering met prentenboeken.
Monsters van en voor jonge kinderen in prentenboeken
Te beginnen met Max en de Maximonsters van Maurice Sendak zijn er steeds meer prentenboeken voor kinderen gekomen waarin kinderen zelf ook de rol van monster op zich nemen. Kinderen die vroeger of als onschuldige, of als gruwelijke wezens werden voorgesteld, zijn nu mensen van vlees en bloed geworden die van de boom van goed en kwaad gegeten kunnen hebben. Met deze entree van ambivalente figuren uit het werk van bijvoorbeeld Maurice Sendak, Tomi Ungerer, Tony Ross, David McKee, Margriet Heymans, Kitamura, Wolf Erlbruch, Simone Lia of Anthony Brown is de kinderliteratuur er niet alleen in literair, maar ook in moreel opzicht beter op geworden. Het zijn prentenboeken die het ontluikend moreel besef stimuleren en die een ander licht werpen op monsterfiguren in sprookjes, beeldende kunst (Jeroen Bosch) of film (King Kong). Dat wordt geïllustreerd aan de hand van voorbeelden uit prentenboeken.
| |
Els Pelgrom
Els Pelgrom schreef in 1962 haar eerste kinderboek, Het geheimzinnige bos. In 1977 verscheen wat wel genoemd wordt haar tweede debuut, De kinderen van het
| |
| |
Achtste Woud. Voor dat boek kreeg ze in 1978 een Gouden Griffel. Voor Voor niks gaat de zon op (1982) kreeg ze in 1983 een Zilveren Griffel. Twee jaar later ontving ze opnieuw een Gouden Griffel voor Kleine Sofie en Lange Wapper. Het onbegonnen feest (1987) werd in 1988 bekroond met een Zilveren Griffel. Haar derde Gouden Griffel kreeg ze in 1990 voor De eikelvreters (1989), een boek dat zich afspeelt in Spanje en gebaseerd is op de verhalen die haar Spaanse echtgenoot haar heeft verteld. In 1994 werd Els Pelgrom de Theo Thijssenprijs toegekend voor haar hele oeuvre.
Theater en volkscultuur. Jan Klaassen blijft jong voor kinderen
Volkscultuur is een woord dat met vele aspecten van zowel het cultureel-maatschappelijke leven als van ons individuele leven van doen heeft, vaak zonder dat wij ons ervan bewust zijn. Mij werd gevraagd vooral in te gaan op de invloeden ervan op mijn eigen werk, dat wil zeggen op de kinderboeken die ik heb geschreven. Allereerst wil ik toelichten dat mijn werkwijze altijd begint met ‘plaatjes’. Dit geldt zowel realistische verhalen als de meer fantastische. Na verloop van tijd realiseerde ik me dat veel van die ‘plaatjes’ afkomstig waren van uitingen in het verleden, (wel of niet uitgevoerd in het heden), misschien zelfs gezien toen ik nog een kleuter was, of misschien de dag voordat ik ze ‘gebruikte’. Voorbeelden: krantenfoto's, tekeningen/schilderijen/illustraties, filmshots, documentaires over verre landen/vreemde volken, in het geheugen gegrifte beelden van de werkelijkheid (plekken, oorlog). Pas bij het schrijven van Kleine Sofie en Lange Wapper (1984) heb ik bewust, om niet te zeggen opzettelijk, elementen uit de volkscultuur in de ware zin des woords gebruikt, zo zeer zelfs dat ik soms bang was beschuldigd te zullen worden van plagiaat. Ik heb toen het christelijk geloof geheel afgezworen en ik vroeg mij af of het voor kinderen, die niet meer met welk geloof ook worden opgevoed, belangrijk en tot steun zou kunnen zijn als zij bepaalde waarden en prototypes in hun eigen, geheime schatkamer op kunnen slaan, die hen vroeger door middel van verhalen uit de bijbel en uit sagen en legenden, of uit het volkstoneel, met de paplepel werden ingegoten. Ik verzette mij hiermee ook tegen het zogenoemde probleemboek, dat zo propvol kan zijn met realistische hedendaagse gruwelen, die veel kinderen maar al te vertrouwd zijn. Ik dacht dat het goed zou zijn als daar tegenover ook symbolen en als symbool fungerende avonturen werden gesteld, zoals dat in sprookjes gebeurt. Mensen (en dus ook kinderen) in benarde
omstandigheden zijn er afkerig van om verhalen over hun bedreigende werkelijkheid te horen vertellen, maar verpakt in een sprookjesachtig avonturenverhaal kan het juist bevrijdend werken. Dit is geen vorm van escape, het is een middel om te verwerken. (Voorbeeld: schuilkelder Sarajevo). Ook bij
| |
| |
het schrijven van Ongeboren Roulf (1992) en van het toneelstuk Zusje Harmonika (2000) ben ik zo te werk gegaan. Dit stuk heeft twee onderwerpen:
1. | De kracht van muziek, het geluk dat aan muziek beleefd wordt. |
2. | Vluchtelingen en emigratie. |
| |
Gerard Rooijakkers
Gerard Rooijakkers; onderzoeker Meertens Instituut en hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam. Een interview met hem vindt u elders in dit nummer. Zijn lezing kreeg de titel: De rituele context van het vertellen (nadere gegevens nog niet bekend).
| |
Hubert Slings
Hubert Slings is beleidsmedewerker onderwijs aan de Faculteit der Letteren van de Universiteit Leiden en houdt zich voorts bezig met literatuurdidactiek en cultuureducatie. In 2000 promoveerde hij op het proefschrift Toekomst voor de Middeleeuwen. Middeleeuwse literatuur in het voortgezet onderwijs. Hij is hoofdredacteur van de website Literatuurgeschiedenis.nl en redacteur van de reeks Tekst in Context.
Iedereen kan sprookspreken. De overdracht van middeleeuwse verhalen in het voortgezet onderwijs
Een goed verteld verhaal heeft geen uiterste houdbaarheidsdatum. Beatrijs en Elegast, Mariken en Reinaert, ze zijn nog altijd bereid en in staat om de harten te raken. Maar gezien het feit dat heel wat reeksen historische tekstedities een kwijnend bestaan leiden, vergt dat over het algemeen meer dan het simpelweg opnieuw beschikbaar maken van oude teksten. Hoe breng je de reeds lang verstomde troubadour opnieuw tot spreken? Met de juiste hulpmiddelen is het niet zo moeilijk als het lijkt.
| |
Baukje Vellekoop
Baukje Vellekoop (1943) was tot eind 1998 directeur van het LOKV, Nederlands Instituut voor Kunsteducatie. Voordat zij in 1991 directeur werd bekleedde zij bij dat instituut diverse managementfuncties en was zij in 1983 aangesteld als beleidsmedewerker, muziekonderwijs. Daarvoor heeft zij ongeveer 15 jaar gewerkt als muziekconsulente in de gemeenten Soest en Hoevelaken en was zij coördinator van de afdeling steunfunctie van de Regionale Muziekschool Amersfoort. Met name in de periode 1983-1991 verschenen van haar hand verschillende publicaties op het terrein van het muziekonderwijs aan kinderen. Idee in muziek, Opgetrommeld, Op haren en snaren, Indianen, horen, zien en zingen. Daarnaast
| |
| |
ontwikkelde zij schoolradio-programma's en initieerde diverse schoolconcertprojecten. In dat kader schreef zij vele nieuwe kinderliedjes.
Muziek uit volle borst. Het lied voor de jeugd
Het kinderlied, is dat een luisterlied of een meezinger? Heeft het autonome kwaliteiten of is het toegepaste kunst? Is nieuw, fris, actueel ook altijd beter? Of kan ‘die gouwe ouwe’ helemaal niet stuk? En over wiens ‘gouwe ouwe’ gaat het dan? Is het multicultureel genoeg om zo af en toe in een andere taal te zingen? Dus ‘Fa ja sitong’ in plaats van ‘Geef dat ding eens door’? Welke functie heeft het kinderlied binnen de drie v's: vak, vorm, viering? Kortom: welke kwaliteiten en condities bepalen of een kinderlied juist nu gezongen moet worden? En dan liefst uit volle borst.
| |
Jacques Vriens
Jacques Vriens (1946) werkte bijna vijfentwintig jaar in het basisonderwijs, waarvan negentien jaar als directeur. Hij hield zich intensief bezig met onderwijsvernieuwing. Een neerslag van al die ervaringen is onder meer terug te vinden in zijn boeken over Meester Jaap. In 1976 kwam zijn eerste boek uit: Die rotschool met die fijne klas. Inmiddels verschenen er van zijn hand vierenvijftig boeken. Hij schrijft zowel voor kleuters als voor oudere kinderen. Onlangs kwam zijn nieuwste ‘schoolroman’ uit: De school is weg! In 1993 nam hij afscheid van het onderwijs om zich volledig te kunnen wijden aan het schrijven. Zijn werk is regelmatig bekroond door de Nederlandse Kinderjury en hij won twee keer een Zilveren Griffel. Website: www.jacquesvriens.nl.
De meester als sprookjesverteller
Jacques Vriens vertelde een aantal klassieke sprookjes opnieuw in zijn boeken Grootmoeder, wat heb je grote oren! en O, mijn lieve Augustijn De meningen van recensenten en bibliotheekmedewerkers zijn hierover verdeeld. In Leesgoed bijvoorbeeld noemt een recensent de sprookjesbewerkingen ‘zoetsappig’, ‘glad’ en ‘versimpeld’. Maar in het juryrapport van de Pluim van de maand (maart 2002) over O, mijn lieve Augustijn staat: ‘Met respect voor het oorspronkelijke verhaal, toegankelijk en met een lichtvoetige, eigentijdse ondertoon, dat is de manier waarop Vriens met de sprookjes omgaat’. Daarom zal Jacques Vriens in zijn voordracht ingaan op het ‘hoe en waarom’ van zijn bewerkingen en er natuurlijk uit voorlezen. Daarnaast zal ‘meester Vriens’, die als kind al gek was op sprookjes, vertellen hoe hij er zelf mee werkte in zijn groepen.
| |
| |
| |
Floortje Zwigtman
Floortje Zwigtman (pseudoniem Andrea Oostdijk) werd in 1974 in Terneuzen geboren. Ze volgde een lerarenopleiding aan de PABO te Vlissingen en heeft nu haar eigen tekstbureau, Bureau Inkt. Ze schrijft educatieve teksten voor het onderwijs en werkt onder andere voor Wolters Noordhoff. In 2001 publiceerde ze bij uitgeverij Fontein haar eerste jeugdroman: Spelregels - Het verhaal van een middeleeuws huwelijk. Deze kwam op de longlist van de Gouden Uil terecht en werd een van de kerntitels voor de Jonge Jury 2002. In 2002 kwam haar tweede boek, Wolfsroedel uit. Verder schreef zij verschillende non-fictieteksten, waaronder de uitgave Alle kinderen bijzonder, over levensbeschouwelijke communicatie. Op dit moment werkt ze mee aan de serie Geestelijke Stromingen van stichting Echelon en schrijft ze haar derde jeugdroman, die in de negentiende eeuw zal spelen.
Orale rituelen bij huwelijk en bloedvete
Mensen van vroeger lijken soms wezens van een andere planeet. Hun levenswijze, opvattingen, rituelen en mythen zijn zo anders dan die van ons. Of bestaan er toch parallellen? Floortje Zwigtman neemt in haar lezing (orale) rituelen rond huwelijk en bloedvete in heden en verleden onder de loep aan de hand van haar romans Spelregels en Wolfsroedel. Welke rituelen speelden een rol? Wat is de betekenis van die rituelen? Vinden we ze terug in onze tijd? En zo ja, in wat voor vermomming? Een lezing over jeugdliteratuur, historie en actualiteit, rond twee tegengestelde thema's: liefde en haat. |
|