gezongen), omdat iedereen (nou ja, bijna iedereen) het spel met die woorden en die maat leuk vindt, maar ook, ben ik geneigd te zeggen, omdat er van die ongewone mededelingen in staan. Wat ze precies betekenen, weten we niet, en willen we eigenlijk ook niet weten. Het gaat eerder om het spel, het taalspel én het raadsel, het geheim. Willem Wilmink - ook present in dit nummer - duidt sommige regels op geheel eigen wijze, als hij beweert dat je ‘met een gebroken sleutel niet in het “Enge” land, dat is het nauwe land kunt komen.’
Heel mooi geeft Kees Fens de charme van dit soort teksten aan, naar aanleiding van een vergelijkbaar kinderversje, dat voor hem wel een soort oergedichtje moet zijn, want op verschillende plaatsen heeft hij zijn liefde ervoor betuigd: ‘Geheimzinnig van de eerste tot de laatste regel vond ik ooit en vind ik nog dit versje dat met vele andere in Nederland in een oude doos gevonden is:
Hoe laat is het? Twaalf uren.
Voor de kleine poppedeine.
Het is mij voorgelezen en het gaf mij toen in de laatste regel iets verlossends, na al die vragen, die mysterieus bleven ondanks de antwoorden. (...). Misschien is het wel het aardige van die liedjes, dat je ermee kon doen wat je wilde; vele soorten verbeelding konden ermee aan de gang.’ Voor wie Kees Fens als (poëzie) lezer enigszins kent, om dat laatste gaat het hem vooral. Luister maar: ‘Wat maakt de bekoring van die gedichtjes uit? Hun schijnbare helderheid; maar de onderdelen ervan rijmen vaak op elkaar als gebeurtenissen in dromen. Er schemert een duidelijke tekst achter, naar het lijkt. Dan zijn er soms regels als uitgesleten plekken of stenen, met alle charme daarvan. De versjes zijn niet gemaakt, de woorden lijken zich vermenigvuldigd te hebben of vanzelf in elkaar gegroeid te zijn. Bakerversjes, zoals ze soms in het Nederlands genoemd worden, zijn de gevonden voorwerpen in de literatuur, en weer en wind hebben hun sporen achtergelaten.’ Volkscultuur als ‘gevonden voorwerpen in de literatuur’, het thema van dit nummer kan nauwelijks fraaier omschreven worden. Laten we hopen dat de woorden van lenne Biemans in een hedendaags bakerrijm op het symposium in al zijn metaforiek bewaarheid worden: