| |
| |
| |
Kappipo, of eerste proeve van een kinderboekenschrijver
Rob van de SchoorGa naar voetnoot1.
De publicatie van een verhaal dat geschreven zou zijn door het kind Kappipo veroorzaakte grote verontwaardiging bij onder meer Potgieter. De drukbezorger, Koopmans van Boekeren, wil in zijn inleiding de lezer doen geloven dat het om een authentiek document gaat. Potgieter houdt het echter op een vervalsing. Rob van de Schoor gaat in deze bijdrage op zoek naar de waarheid rond Kappipo.
‘We schijnen weer in de dagen van Klaas Kolijn te leven wat handschriften betreft. De geleerde wereld is met friesche gefopt, thans tracht Koopmans van Boekeren het ons romanlezend publiek met Kapippo (of hoe heet de grap?) te doen. Waar zijn we toe vervallen?’ Dat schreef op 20 oktober 1871 E.J. Potgieter aan zijn vriend Cd. Busken Huet, die op dat moment in Indië vertoefde waar hij redacteur van de Java-bode was.Ga naar voetnoot2. Klaas Kolijn heeft, volgens het Biographisch Woordenboek der Noord- en Zuid-Nederlandsche Letterkunde van Huberts, Elberts en Van den Branden (Deventer 1878), waarin hij dan toch maar een plaatsje gekregen heeft, nooit bestaan; de Rijmchronyk van Klaas Kolijn (1745) was een vervalsing. Het Friese handschrift waarmee de geleerde wereld gefopt was, is ongetwijfeld Thet Oera-Linda Bok, een nagemaakt dertiende-eeuws manuscript, dat in 1872 te Leeuwarden werd uitgegeven door Dr. J.C. Ottema.Ga naar voetnoot3.
Een week later, op 27 oktober 1871, geeft Potgieter nogmaals lucht aan zijn verontwaardiging over de smakeloosheid, die uitgever en lezers bevangen hebben:
‘Koopmans van Boekeren! - maar Kappipo gewordt U met deze regelen en Ge zult dus zelf kunnen beoordeelen wat er van ons publiek geworden is, sede 't men met dien ophef zulk een prul durft opdisschen. C'est raide, mais ce n'est pas beau!’Ga naar voetnoot4.
| |
| |
De zoveelste mystificatie, een uitgever - A.W. Sijthoff te Leiden - die voor een prul de trom roert, een lezend publiek dat zich overgeeft aan smakeloosheid: het blijkt te gaan om een literair curiosum, een poppenkast waarin de rollen zijn omgedraaid, met een kind dat de poppen laat spelen en volwassenen die verbijsterd toekijken. Het boekje van Rinse Koopmans van Boekeren dat met twee genoemde meestervervalsingen een verontwaardigingwekkende reeks moet gaan uitmaken, behelst de publicatie van een verhaal, geschreven door een kind, Kappipo, tussen diens achtste en tiende levensjaar. Dat is althans wat de drukbezorger, Koopmans van Boekeren, in zijn inleiding de lezer wil doen geloven. Om de authenticiteit van het handschrift dat aan het boekje ten grondslag ligt te bewijzen, wordt het eerste en oudste deel in facsimile afgedrukt. De kinderlijke hanepoten maken weinig indruk op Huet, die het boekje van Potgieter had ontvangen en in zijn bespreking in de Java-bode opmerkte dat de jeugdige auteur niet optimaal had geprofiteerd van zijn schrijfonderricht.
Van Boekeren schrijft in zijn voorrede dat de familie van het schrijvertje, dat onbekend moest blijven en daarom werd aangeduid met de naam van zijn held, Kappipo, hem enkele jaren geleden de handschriften ter inzag had gegeven: ‘De goede menschen kenden mij als iemand, die wel eens voor en over kinderen schreef, en zoo'n man, dachten zij, heeft zeker wel plezier in het manuscript van een kind’. Daarop had Van Boekeren de familie overgehaald het handschrift te laten drukken. Enkele gegevens over de schrijver, die de tekstbezorger als kind had gekend en die thans bereid bleek het werkstuk uit zijn jeugd met een brief toe te lichten, maken het hoofdbestanddeel uit van een paragraafje ‘lets over den Schrijver van Kappipo’.
De tekstbezorger wijst er nadrukkelijk op dat het hier niet om een werkstuk van een wonderkind gaat; het verhaaltje verdient het gepubliceerd te worden omdat het inzicht verschaft in de denkwereld en de fantasie van een kind, en duidelijk maakt hoe deze zich ontwikkelen:
't Is geen leerboek, maar ge kunt er wel iets uit leeren, b.v. welke voorstellingen en gevolgtrekkingen een kind van p.m. negen jaren zal maken; hoe zoo'n ventje denkt, wat zijne aandacht trekt, en uit welk oogpunt hij de dingen bekijkt; en levert dit een en ander u stoffe tot eene niet onvruchtbare studie, die studie wordt te belangrijker, daar de laatste bladzijden de duidelijkste sporen dragen, dat de auteur, al scheppend en schrijvend, iets ouder is geworden, zoodat gevergelijkingen kunt maken, en van den gang der ontwikkeling iets moogt naspeuren.
| |
| |
Maar dat niet alleen, het is ook een mooi en ontroerend boek, dat de volwassen lezer terugbrengt in zijn kinderjaren:
[er komen] enkele bladzijden in voor, die prachtig mogen heeten, omdat daaruit tot u spreekt het kind, nog onbedreven, maar ook nog ongekunsteld; nog niet ontwikkeld, maar ook nog niet bedorven. Prachtige bladzijden, omdat zij u zoo geheel verplaatsen in den gulden tijd, toen gij zelf ook als Kappipo placht te denken en te spreken, toen 't morgenzonnetje nog door elke reet drong op uw pad, en zoo vriendelijk speelde door de bladeren; toen ge ook een haas zoudt nadraven, om dien te vangen in 't vrije veld, en meendet, dat ge slechts behoefdet te verdwalen, om mettertijd op een koningstroon weer terecht te komen.
Jeugdsentiment en inzicht in de kinderziel is voorbehouden aan gevorderde lezers. Kappipo is daarom geen kinderboek, maar volgens Van Boekeren toch geschikt om kinderen een amusant uurtje te bezorgen, al zal hun veelal de humor ontgaan, die alleen gewaardeerd wordt door volwassenen:
't Is waar, uw Keesje zal 't misschien soms wat laf vinden, en van den blaam der pedanterie blijft Kappipo zeker in 't oog der jongens niet vrij. Wat meer zegt, uitdrukkingen of opmerkingen, die papa doen glimlachen of schateren, zullen door 't jonge volkje gelezen worden zonder eenige aandoening, omdat ze er niets in vinden, niets aardigs, niets origineels, niets lachwekkends, evenmin als de schrijver er iets van dien aard in vond, of ooit in wilde gezocht hebben, toen hij die regels schreef. Dit neemt echter niet weg, dat Kappipo door de jeugd met genoegen zal worden ontvangen.
Het verhaal van Kappipo heeft bijzonder weinig om het lijf en spot met alle wetten van de vertelkunst. De mussen vallen bij bosjes van de daken: omstandig wordt verteld van een niet ongevaarlijk zondags uitstapje waarvan iedereen ongeschonden thuiskeert, personen waarvan de lezer nog een verrassend ingrijpen verwacht, worden zonder uitleg opgeruimd en Kappipo blijkt aan het eind van het boek meerdere honderden jaren geleefd te hebben. In het verhaal van Kappipo is een bijzonder absurde fabel ingevoegd, die Kappipo in de gevangenis aan twee andere knapen vertelt. Nuttige lessen onderbreken de geschiedenis, die kinderen voorhouden dat drift schadelijke gevolgen kan hebben en verdwalen onverstandig is. De avonturen van de jongen spotten ook met alle voorschriften van ouderlijke bezorgdheid. Hij loopt met een passerende troep soldaten mee, gaat op z'n
| |
| |
twaalfde uit jagen, onthooft een zwijn en vermoordt een os en komt tussen ruw volk in de gevangenis, vecht mee in een veldslag, trouwt en krijgt een kind dat hij in het vuur laat vallen, wordt koning en overlijdt ten slotte aan een erge ziekte: allemaal bezigheden die door bewuste ouders stellig worden ontraden.
Uit de paar besprekingen in letterkundige tijdschriften die Kappipo heeft opgeleverd, blijkt dat er weinig geloof gehecht is aan de authenticiteit van het verhaal van Van Boekeren. Huet meent zelfs dat hier sprake is van navolging van Hawthorne's Pansie, in Nederland bekendgemaakt door Potgieters vertaling ‘Onder weg in den regen’, die was gepubliceerd in De Gids van december 1864.Ga naar voetnoot5. Van Boekerens bewering dat het geschrift leerzaam is voor wie studie maakt van ‘het kinderlijk gemoed en het kinderlijk vernuft’, kan volgens Huet alleen opkomen in het brein van ‘een wanhopig verhandelaar, die een koningrijk voor een onderwerp geven zou’. In de rubriek ‘Pluksel’ van De Nederlandsche Spectator van 28 oktober 1871 vraagt de criticus ‘H.’ zich af of het rondtrekken met de kermisattractie Kappipo geen afbreuk doet aan Van Boekerens waardigheid van predikant. De vermelding dat het hier gaat om een predikant van de ‘moderne richting’ lijkt te suggereren dat dit partijschap de auteur extra kwetsbaar maakt voor verdenkingen aangaande zijn betrouwbaarheid. Alleen de recensent in De Schoolbode houdt een slag om de arm en gaat serieus in op de mogelijkheid dat het gebodene aan een kinderlijke pen ontvloeide. De verbeelding van het kind is gevormd door zijn lectuur, zo meent de criticus; het boekje kan daarom worden opgevat als een waarschuwing tegen de bedervende werking van de kinderboeken waarvan Kappipo er blijkbaar te veel heeft gelezen.
| |
Koopmans van Boekeren
Rinse Koopmans van Boekeren (Groningen, 17 januari 1832 - Leiden, 1 november 1896)Ga naar voetnoot6., was predikant en schrijver van een vracht kinderboeken en enkele letterkundige werken voor volwassenen (Schoenen op keur, 1865). Als we de scheidslijn tussen werkelijkheid en fictie negeren, zou men kunnen zeggen dat Van Boekeren in 1982 ongeveer hetzelfde is overkomen als zijn held Kappipo in 1871. In dat jaar publiceerde de Groningse bibliothecaris dr. H. de Buck (1893-1986) een selectie uit de dagboeken van de Groningse gymnasiast Rinse Koopmans van
| |
| |
Boekeren: alledaagse gebeurtenissen en overdenkingen uit het leven van een veertienjarige, opgediept uit de nalatenschap van Van Boekeren die de UB Groningen in 1939 heeft verworven, en ditmaal dus zeker geen mystificatie. Ga naar voetnoot7. De Buck is erin geslaagd het mysterie rond
Portret van de jeugdige schrijver van Kappipo.
Foto Pierre Venbrux
(Universiteitsbibliotheek Nijmegen)
Kappipo op te lossen. Hij vermeldt een aantekening van 13 oktober 1848 in Van Boekerens dagboek waaruit blijkt dat de jonge Rinse zelf de auteur is van de avonturen van Kappipo, opgeschreven toen hij negen was. Ga naar voetnoot8. Wie wil weten hoe het Kappipo na zijn smartelijk overlijden verder vergaan is, kan dus terecht in het boekje van De Buck: daar struint de jongen door de Groningse ommelanden en gedraagt zich thuis zoals het een negentiende-eeuwse gymnasiast betaamt. De Buck kon zelfs nog enig receptie-historisch onderzoek verrichten, in familiekring: ‘Toen ik na mijn eerste kennismaking met deze mysterieuze titel in 1939 mijn moeder en enkele andere dames van haar leeftijd om opheldering vroeg, was de eensluidende reactie: Kappipo? O ja, dat lazen we allemaal in onze tijd!’ Het kan niet anders of de dames hebben
| |
| |
Kappipo zeventig jaar eerder als kinderen gelezen. Kappipo is dus toch door een kind geschreven en werd ook door kinderen gelezen.
Maar de negenendertigjarige tekstbezorger Van Boekeren heeft ongetwijfeld het manuscript in 1871 hier en daar literair ‘opgeleukt’. Misschien zijn toen ook de ‘nuttige lessen’ ingevoegd die het boekje geschikt maakten voor kinderen. De passages die de lezer echter het minst overtuigen van hun dertigjarige ouderdom zijn het reeds genoemde absurde sprookje en de korte vertelling ‘De vrees’, die Kappipo in een boek leest:
De vader en moeder van den kleinen Julius gingen des morgens vroeg naar de markt om daar handel te drijven, terwijl Julius nog sliep. Als hij dan wakker werd, liep hij aanstonds naar de keuken en dronk daar zijn koffie op. Toen hij dit nu doen wilde, kwam er een zwarte beer onder den schoorsteen weg. Toen Julius dit zag, viel hij van schrik achterover, zoodat hij dood was.
Het was een schoorsteenveger, dien zijne moeder besteld had.Ga naar voetnoot9.
Erg kinderlijk klinkt dit niet; het lijkt eerder een verhaal van Multatuli, waaruit men kan opmaken dat (bijgelovige) vrees voortkomt uit onwetendheid en fatale gevolgen kan hebben. Kappipo had deze les in elk geval begrepen: na een doorwaakte nacht in een spookkasteel schiet hij de uil dood die verantwoordelijk was voor de verontrustende geluiden die het slot zijn slechte reputatie hadden bezorgd.
| |
Uitvoering en publiciteit
Behalve ‘Voorrede’ en ‘Iets over den Schrijver van Kappipo’ bevat Kappipo de eerste uitgave van ‘De lotgevallen van den kleine Kappipo’: 49 pagina's handschrift in facsimile, met kindertekeningetjes; een ‘Tweede volledige bewerking van de
| |
| |
Lotgevallen van den kleinen Kappipo’, in drie delen, bestaande uit gedrukte tekst, waarin het (meest onbeholpen) verhaal uit het handschrift wordt hernomen, verduidelijkt en uitgebreid; en een ‘Bijvoegsel bij het derde deel van Kappipo’. Het facsimile betreft het oudste handschrift, vervaardigd toen de auteur zes was; de (gedrukte) bewerking werd in zijn tiende levensjaar voltooid. Tegenover de titelpagina is een portret in lithografie van de jeugdige schrijver geplaatst; verder is de uitgave verlucht met drie kleurenlitho's, voorstellende Kappipo op jacht, een tafereeltje behorende bij de fabel en een scène uit Kappipo's laatste veldslag. Maar het is duidelijk dat vooral het facsimile van het kinderhandschrift de aandacht moest trekken en van de uitgave een ‘curiositeit’ beoogde te maken.
Toch is het, getuige de uitlatingen van Potgieter, hoofdzakelijk de publiciteit geweest waarmee de uitgave van Kappipo gepaard ging, die opzien baarde en tot enige verontwaardiging aanleiding gaf. Enkele weken voor de publicatie van het boekje op 23 oktober 1871, verschenen in verscheidene dagbladen (bijvoorbeeld in Het Vaderland van 12 en 19 oktober 1871) advertenties met alleen, in grote letters, het woord ‘Kappipo’. Toen de nieuwsgierigheid bij het publiek gewekt was, werd er mondjesmaat informatie losgelaten. In Het Vaderland van 18 oktober 1871 verscheen bijvoorbeeld het volgende bericht:
Op de herhaaldelijk vernomen vraag: ‘Wat is Kappipo?’ kan thans geantwoord worden.
Kappipo is geen pomade, parfumerie, cosmétique of iets van dien aard. Geen gezondheidsmeel, panacée of pleister voor eenige menschelijke kwaal. Geen middel om metaal glimmend of lederwerk soepel te maken. Geen nieuwe uitvinding der gastronomie of hoogere kookkunst.
Kappipo is de titel van een novelle, waarvan de primeur zal gegeven worden aan de leden van het Leidsche Departement der Maatsch. tot Nut van 't Algem. in welks eerste wintervergadering Kappipo zal worden voorgedragen door ds. R. Koopmans van Boekeren. Wij durven niet beslissen of deze ook de schr. van Kappipo is. In het bericht van het Leidsche Dagbl. wordt dit niet gemeld. Reden misschien om het tegendeel te vermoeden.
Koopmans van Boekeren reageerde met een ingezonden brief, die de volgende dag, 19 oktober, in Het Vaderland werd afgedrukt. Van meet af aan moest duidelijk gemaakt worden dat hij niet wilde doorgaan voor de schrijver van Kappipo:
Mijnheer de Redacteur!
Een enkel woordje, als 't u blieft, naar aanleiding van het bericht over Kappipo in het laatste nummer van Het Vaderland. Niet om aanmerkingen
| |
| |
te maken op dat bericht, maar om het eenigszins toe te lichten.
In het aanstaande leesseizoen hoop ik in sommige Nutsvergaderingen (te beginnen in die van het Loo, later ook te Leiden 't een en ander voor te lezen over Kappipo, d.w.z. het middelmootje van mijne lezing behelst eenige opmerkingen, critische en practische, over een hoofdstuk uit De Lotgevallen van den Kleinen Kappipo.
Men vreeze dus niet, dat ik de geheele Kappipo zal voorlezen; slechts van die bladzijden nemen wij inzage, waarop verhaald wordt van 's mans huwelijk. En over dat huwelijk redeneer ik ook niet den geheelen avond, daar de liefdesavonturen van Cats en ten slotte die van Kaatje Knapp mede het onderwerp onzer beschouwing zullen uitmaken.
Ik meende u te mogen verzoeken deze toelichting in uw dagblad op te nemen, daar anders lichtelijk een misverstand kon ontstaan, en menigeen mij wellicht zou verdenken van onbescheidenheid tegenover den schrijver van Kappipo. En zoo iets, M.d.R.! zij verre van mij. Die onbescheidenheid zou ook ondankbaarheid mogen heeten. Want - waartoe het te ontveinzen? - ik ben dank verschuldigd aan den auteur van Kappipo, die zoo terecht genoemd wordt: ‘De Kleinste der Schrijvers’, en ook daarom aanspraak kan maken op een vriendelijke behandeling mijnerzijds.
Ik heb de eer mij te noemen
Uw Dienstwilligen
R. Koopmans van Boekeren
Leiden, 18 Oct. 1871.
Enkele dagen voor de publicatie van Kappipo verscheen in het Nieuwsblad voor den Boekhandel een lange advertentie waarin het boekje als een ware kermisattractie aan de boekhandel werd voorgesteld.Ga naar voetnoot10. Ook de advertenties in dagbladen (Het Vaderland, 1 november 1871) kunnen uitbundig genoemd worden. Volgens de recensent van Kappipo in De Schoolbode werden er in deze tijd zelfs Kappiposigaren op de markt gebracht. De uigekiende, ‘Amerikaanse’ reclamecampagne had blijkbaar succes; al op 27 oktober kondigt Sijthoff in het Nieuwsblad voor den Boekhandel een tweede druk aan. In Het Vaderland van 18 november verschijnt de volgende advertentie, waarin ditmaal onomwonden wordt beweerd dat Kappipo bestemd is voor kinderen:
| |
| |
Facsimile's van het oudste handschrift van Kappipo. Foto Pierre Venbrux (Universiteitsbibliotheek Nijmegen)
| |
| |
| |
| |
KAPPIPO.
TWEEDE DRUK.
Het is mij aangenaam den Tweeden druk van kappipo te mogen aankondigen. Het publiek heeft het boekje ontvangen met dezelfde ingenomenheid waarmede de Uitgever het verzond.
Het Succes en de wijze van Annonceeren had menigeen wat anders doen verwachten, maar dat is de schuld van hen die meer achter de annonce zochten, dan er achter te vinden was. Het woord kappipo bracht geleerden en ongeleerden in beweging. - De Spectator is boos, een der Dagbladen beklaagde mij dat ik zooveel geld aan annonces uitgaf. Ik verheug er mij in, want kappipo heeft zijn weg reeds gevonden, en dat was mijn wensch. Iedereen kent het woordt kappipo en spreekt het nu goed uit; in het begin was het kappapo, kappopi, maar nu weet ieder dat het is
KAPPIPO.
De ondervinding leert, dat het is: 't beste Kindergeschenk, want voor een kleinigheid is nu de kinderhand gevuld, het boekje is goedkoop en de jeugd verslindt het.
Het spijt mij evenwel dat mijne wijze van annonceeren den Heer van boekeren wordt toegerekend. Op mijn verzoek is het boek uitgegeven, en het verheugt mij hier te kunnen zeggen dat het publiek niet de dupe van eene mystifictaie is. Ik zou namen kunnen noemen en daaronder van mannen van naam, die het Handschrift voor 30 jaar in eene Groningsche familie hebben gezien.
A.W. SIJTHOFF
Leiden, 13 November 1871.
| |
A.W. Sijthoff
Publiciteit en uitvoering van het boekje zijn blijkens enkele bewaard gebleven brievenGa naar voetnoot11. vastgesteld in overleg tussen Van Boekeren en Sijthoff. Uit de drie brieven, die hieronder worden afgedrukt, blijkt dat Van Boekeren duidelijk wilde doen uitkomen dat Kappipo een ‘curiositeit’ was, géén kinderboek, maar een boek bestemd voor ‘zeer beschaafde volwassenen’, dat daarom een ‘deftig’ uiterlijk moest krijgen. Hij hecht veel belang aan de facsimile's van het oudste handschrift
| |
| |
(eerst had hij zelfs facsimile's uit de drie delen van de herschreven versie verlangd), maar ziet daarentegen niet veel heil in een correctie van de ‘tweede bewerking’: dat zou maar afbreuk doen aan het authentieke karakter van de tekst. Omdat hij wil vermijden dat Kappipo een kinderboek lijkt, protesteert hij beleefd tegen de drie prenten (de kleurenlitho's) die Sijthoff in de uitgave wil opnemen. Sijthoff heeft evenwel aan dit voornemen vastgehouden. Tegen het uiterlijk van een kinderboek zal hij weinig bezwaren hebben gehad; een kinderboek verkocht allicht beter dan een deftige curiositeit. Met het portret van de jeugdige schrijver is Koopmans van Boekeren bijzonder ingenomen. Hij had zelf zo'n afbeelding van een kind voorgesteld, die bijzonder humoristisch zou zijn als pastiche op het klassieke auteursportret.
De reclamecampagne blijkt een bedenksel van de uitgever, maar Van Boekeren meldt zich meteen met een eigen bijdrage: vier dichtregels waarover Sijthoff naar believen kan beschikken bij het opstellen van zijn advertenties. Ook heeft Van Boekeren wel ideeën hoe hij Kappipo onder de aandacht van Het Vaderland en De Nederlandsche Spectator kan brengen: uitlening van het manuscript aan kleingelovigen behoort klaarblijkelijk tot de mogelijkheden.
Leiden 20 Mei 1871
Amice! Een paar opmerkingen ten geleide van Titel en voorrede, U heden bezorgd. Op dien titel staat niet vermeld, dat en waarom het een Curiosum is, die hier het publiek wordt aangeboden. Ik had er wel over gedacht om te zetten: door een achtjarigen schrijver, of zoo iets, maar dat wou mij niet bevallen. De titel: ‘Kappipo’ lijkt mij verkieslijk, om het onopgesmukte. Dat het curiositeit is meldt de voorrede duidelijk. Daarenboven zouden de advertenties en aankondigingen dit den volke kunnen verkondigen. 't Was mijn plan, zoodra het boek klaar is, WestermanGa naar voetnoot12. te verzoeken door middel van een stuk in Het Vaderland, het publiek attent te maken op de uitgave. Hij kan dat doen als correspondent van 't Vaderland, hij wil het gaarne als vriend, maar vooral omdat de H.S. van Kappipo onlangs eenige weken bij hem gelogeerd hebben, zoodat hij het kent. - Dan wilde ik de Heeren van de Spectator ook verzoeken, aan deze Curiositeit een artikeltje te wijden. Daartoe zou ik, als 't boek is afgedrukt, aan Martinus Nijhoff tevens het origineel ter inzage leenen. - Ook Bato zou er heel gevoegelijk een klein uittrekseltje uit geven, en daarbij eene aankondiging schrijven.
De voorrede schijnt u wellicht wat lang. 't Is zoo, maar ik moest veel zeggen en dat vele moest, om de duidelijkheid, eenigszins uitvoerig. Op de voorrede wilde ik nu laten volgen eenige berichten over den auteur enz.
| |
| |
Wat nu de manier van uitgeven betreft, ik heb daar veel over gesoesd, en geef U mijne ideën, altijd natuurlijk met bijvoeging: behoudens betere plannen.
Voorop sta: dat er van beide H.S. eenige bladzijden gesteendrukt of gephotografeerd worden. Hoevele bladzijden? Dat laat ik aan U over. Maar van de oudste editie toch een paar, en zoo van elk der drie deeltjes van het latere H.S. samen dus minstens acht pagina's.
Zou het oudste H.S. in zijn geheel kunnen gephotografeerd? Dat zou, als 't om de kosten kon, zeker heel mooi en doeltreffend zijn. Dan hadden wij de potlood-teekeningen meteen er mooi bij. Dat oudste H.S. is 48 bladzijden groot. - Het latere manuscript kon dan gewoon gedrukt en daarvan slechts een of twee bladzijden gephotografeerd. Dit zou de uitgave zeker kostbaar maken, maar de prijs van zoo'n curiositeit mag immers hoog gesteld.
In ieder geval wilde ik U voorstellen beide H.S. geheel te geven, dan kan men den inhoud vergelijken.
Zouden we niet een portret van den schrijver voorin kunnen geven? Geen prentje, maar op manier van portret, een kniestuk dus. Dat zou heel aardig kunnen worden. In plaats van man in een zwarten rok een schrijver in blauw kieltje, in plaats van folianten en globe, een hoepel en stokpaard, in plaats van fauteuil, tabouret. 't Moest natuurlijk met zorg bewerkt worden, 't moest geestig zijn, maar dan zou het wel voldoen. -
Zooals ik in voorrede heb gezegd: Deze uitgave geschiedt niet tot vermaak der Jeugd. Ze mogen 't wel lezen, de kinderen, en ze zullen het doen. Maar 't is voor volwassenen, en wel voor zeer beschaafde volwassenen, dat we het geven. Dit mag ons m.i. voor den geest staan bij de vraag naar het formaat, de letter, de band enz. -
Het oudste H.S. bevat ongeveer 14.400 letters. Het nieuwere compleete bevat in de drie deeltjes samengenomen p.m. 49.443 letters. - Het geheele werk dus (zonder voorwerk of aanteekeningen) nagenoeg ruim zestigduizend letters (zegge 60.000).
Zoo veel is zeker: 't is iets nieuws, dat wij den volke zullen te zien geven, als we Kappipo laten verschijnen. -
Spoedig hoop ik 't genoegen te hebben eens met U te praten over 't een en ander. Ik meende nu echter reeds u sommige ideën te moeten meedeelen. De copij van Kappipo ligt natuurlijk voor U ter nadere inzage te allen tijde gereed. -
Zal ik ook aanteekeningen geven? Zoo ja, dan in humoristischen trant. Of die aanteekeningen, zoo ze komen, vele of weinige korte of lange zullen
| |
| |
zijn, 'k weet het nog niet. - Het levensbericht, volgende op de voorrede, zal denkelijk nagenoeg zoo groot zijn als die voorrede.
Na vriendschappelijken groet
T.T.
V. Boekeren
Leiden 27 Mei 1871
Amice!
Het doet mij veel genoegen, dat gij het plan tot de uitgave van Kappipo nog niet hebt laten varen. 'k Zou 't anders wel jammer, maar niet onverklaarbaar gevonden hebben, wanneer gij, bij nader inzien, vooral om de kostbaarheid der uitgave, er bezwaren in gezien hadt. -
De auteur verlangt geen honorarium. Mocht de uitgever veel succes hebben - en waarlijk, 't is niet onmogelijk, dat het wezenlijk nog een goede zaak wordt - dan kan hij later nog altijd zien, of hij dan kleine Kappipo bij gelegenheid een bewijs van zijne tevredenheid geeft in den vorm van een munt- of bankbiljet. Daarover hebben wij voorloopig dus niets af te spreken. Over de wijze van uitgave zullen wij echter nog wel eens 't een en ander moeten overleggen.
Het verblijdt mij zeer, dat gij wilt trachten de eerste editie als facsimile te geven. Van harte hoop ik, dat dit zal kunnen gebeuren.
De tweede editie behoorlijk gecorrigeerd te geven lijkt mij eenigszins moeielijk. Wat te corrigeeren? De taal en spelfouten? Maar zal dan het boekje niet veel van het eigenaardige verliezen? Ook zonder die correctie is het leesbaar. Mijn Willem, acht jaren oud, heeft zonder moeite en met genoegen het geheele handschrift doorgelezen. En als nu die tweede editie met drukletters verschijnt (en dat dit gebeurt, vind ik natuurlijk heel goed,) dan wordt het nog beter leesbaar. Ik zou dus voorstellen ook de tweede editie, zoo getrouw mogelijk en onveranderd te geven, en alleen de allernoodigste correctie daarin te brengen. -
Zeer aangenaam was 't mij te vernemen, dat ge een portret van den auteur voorin zoudt willen plaatsen, en daarenboven nog in het tweede boekje drie plaatjes geven. Alleen zou ik wel eens met u willen overleggen, of die drie plaatjes niet weg kunnen blijven. Ik ben zoo bang, dat het boek daardoor het voorkomen van een kinderboek zal krijgen. En niet waar? dat moet niet. - Buitendien, de illustraties van de eerste editie komen er immers in. 't Is best mogelijk, dat ik 't verkeerd begrijp, en zeer waarschijnlijk, dat ik mij te veel illusie maak. Maar ge houdt mij ten goede, dat ik maar alles zeg, wat me op het hart ligt.
| |
| |
Mijn idee was deze uitgave te bestemmen voor het groote publiek, speciaal voor liefhebbers van curiositeiten, en voor beoefenaars der Nederlandsche letteren. Heeft eenmaal deze uitgave haren weg gevonden en crediet gekregen als werkelijke curiositeit, dan kunt ge een tweede geven zonder facsimile, met verkorte voorrede en gewijzigde berichten omtrent auteur. Daarin zouden dan een paar prentjes kunnen komen, en de prijs van die uitgave zou zeer laag kunnen gesteld. -
't Is gemakkelijker gezegd, dan uitgevoerd, maar mijn wensch zou zijn, dat deze uitgave met de facsimile's er deftig en classiek uitzag. Formaat en omslag of band zou ik meenen moesten in ernstigen toon wezen.
Vergeef mij mijne wijdloopigheid. Ge zult dit willen doen, want ge begrijpt, dat Kappipo een troetelkindje is, en het nu te meer wordt, nu mij door U het uitzicht wordt gegeven, dat het werk mijner kinderjaren, in fraaien en doelmatigen vorm de wereld zal ingaan.
Overmorgen komt Westerman mij bezoeken. Gaarne zou ik hem de voorrede van Kappipo eens laten lezen. Zoudt ge zoo goed willen zijn, mij die vanavond of morgen toe te zenden?
Na vriendschappelijken groet,
T.T.
R. Koopmans Van Boekeren
Amice!
De eerste éclaireurs - want als zoodanig beschouw ik Uwe voorloopige advertenties van Kappipo - bereiken volkomen hun doel. Men vraagt elkander: wat is dat toch: Kappipo?
Ik hoor van menschen, die er 't Conversations-Lexicon en 't Geographisch Woordenboek op nasloegen; van anderen, die het voor geheim schrift hebben aangezien. Jammer, dat de Haarlemmer: ‘Koppipo’ spelde.
Heden vloeide mijn dichtader. Dat gebeurt zelden. Van 't gunstig oogenblik heb ik haastiglijk gebruik gemaakt ter eere van Kappipo. Kunt ge van deze vier regels soms gebruik maken voor Advertentie of iets anders, zend mij dan s.v.p. even proef; maakt ge er geen gebruik van, dan krijg ik 't bij gelegenheid van U terug.
Na vriendelijken groet,
T.T.
V. Boekeren
V.H. 19 Sept. 1871.
| |
| |
| |
De Schoolbode
De bespreking van Kappipo in De SchoolbodeGa naar voetnoot13. verdient een nadere beschouwing omdat zij interessante overdenkingen bevat over de richting van de eigentijdse kinderliteratuur. H. Bouman, oprichter van De Schoolbode en recensent van Kappipo, is bereid, na veel gemopper over de reclamecampagne, die een gebrek aan achting voor het genre van het kinderboek zou verraden, althans voor de duur van de bespreking aan te nemen dat het boekje werkelijk door een kind is geschreven. Hij stemt in met Van Boekerens bewering dat Kappipo onthullend is voor wie zich een beeld wil vormen van de denkwereld van een kind, maar deze benadering van het boekje brengt hem tot inzichten die Van Boekeren niet verwacht moet hebben. De wilde avonturen die elkaar is ras tempo opvolgen, verraden volgens Bouman de invloed van verderfelijke kinderlectuur: ‘Wij kunnen dan daaruit eenigszins beoordeelen, welke vruchten het lezen van dergelijke vertellingen voor de ontwikkeling van den jeugdigen geest oplevert. 't Is het uitdenken van allerlei vreemde avonturen, waarbij natuurlijk dieven en bosschen, soldaten en boeren, eten en drinken, spel en arbeid de hoofdrol spelen, als de vruchten van eene opgewekte verbeelding rijk in het uitdenken van allerlei lotswisselingen, het gevolg eener eenzijdige ontwikkeling.’ De avontuurlijke ‘Verhalen voor de jeugd’, waarmee de jonge lezers overstelpt worden, leggen de grondslag ‘voor de zucht naar eene ziekelijke romanlectuur, die het meer te doen is om den gang en de ontknooping der intrigue dan om de karakterschildering, de redeneering en leering, waarvoor zij de drager is’. Bouman concludeert: ‘Die oppervlakkige leeslust, die ziekelijke leeswoede reeds bij het kind aan te kweken, mag gevaarlijk geacht worden.’ Deze aanklacht tegen een
bepaald soort jeugdlectuur, past in het koor van stemmen die regelmatig waarschuwen tegen de gevaren van lezen, ook voor volwassenen. Het is eigenlijk het verhaal van Woutertje Pieterse, die door de lezing van een bedenkelijk boek, ‘De deugd’ als onderwerp van zijn eigen schrijfsel geheel uit het oog verloor en een roverslied componeerde.
Maar dit is niet alles: uit de ‘nuttige lessen’ die in het verhaal van Kappipo zijn opgenomen, leidt de recensent af dat we hier te maken hebben met een aankomend kinderboekenschrijver. ‘Het vermoeden schijnt niet ongegrond, dat onder onze hedendaagsche schrijvers van kinderverhalen inderdaad Kappipo's zijn, die hunne vorming hebben te danken aan de zoetsappige, oppervlakkige en leuterende vertelseltjes, waarmede hunne verbeelding van der jeugd af werd bezig gehouden. Het boekje geeft ons meer de ontwikkelings-type van zulk een' schrijver voor kinderen, dan wel van het kind zelf.’ Zo wordt een neerwaartse spiraal zichtbaar van consumptie en productie van verderfelijke kinderboeken.
| |
| |
| |
Kappipo in Zwitserland
Uitgever A.W. Sijthoff was kennelijk zo weg van Kappipo dat hij in 1872 met hulp van Van Toll een Franse vertaling van het boekje vervaardigde, die hij publiceerde in samenwerking met uitgevers te Lausanne en Parijs.Ga naar voetnoot14 In het voorwoord van deze vertaling is alle reserve verdwenen betreffende de vraag of Kappipo wel een kinderboek is: ‘Voici un petit livre, écrit par un petit garçon de huit ans et destiné à trouver place dans la Bibliothèque des enfants.’ De facsimile's van het oudste handschrift ontbreken ook in deze editie niet, al is het aantal bladzijden teruggebracht tot zeven. Ook het auteursportret en de drie kleurenlitho's zijn in de Franse uitgave opgenomen. Een laatste brief van Koopmans van Boekeren over Kappipo aan Sijthoff gaat over de vertaling van voorrede en verhaal:
Leiden 12 Nov. 71
Amice!
Het zal U niet verwonderen, dat ik dweepachtig ingenomen ben met het idee, dat Kappipo misschien in 't Fransch vertaald zal worden. Ik weet, gij kunt het niet dwingen, dat dit wezenlijk geschiedt, maar, zooals ge zelf mij zeidet, ge kunt het bevorderen, en ik ben overtuigd, dat ge gaarne Uw invloed zult gebruiken, om de zaak tot stand te brengen. -
Mijne schoonzuster keek eerst wel wat vreemd, toen ik haar verzocht de vertaling op zich te nemen, maar zij wilde toch het werk beproeven. Het voorwerk, meende zij, zou beter door een Franschen vertaler overgezet worden, ook was aan die vertolking minder bezwaar verbonden, daar het in gewoon Hollandsch geschreven was. -
De eigenlijke Kappipo - ja, dat kan een vreemde niet goed doen, zelfs niet, als hij een professor is in 't Hollandsch. Als dus door ons de vertaling werd bezorgd van het verhaal door het kind geschreven, met verzoek daarin verbetering en wijziging te brengen, waar zulks noodig geacht wordt, dat zou de beste manier zijn. Als honorarium konden we dan b.v. 70 francs verzoeken. Evenwel, als 't noodig is, beproeft mijne vertaalster ook het voorwerk over te zetten, en wordt het voorgestelde honorarium te hoog gekeurd - goed, laat het minder zijn. Willen ze 't in Zwitserland zonder onze hulp doorzetten, ja, dan wordt het gekker. Want een slechte vertaling zou ook niet aangenaam zijn.
Enfin, hierbij een klein proefje van vertaling.
| |
| |
Bij mijn thuiskomst gisterenavond vond ik een brief van Mr. A.W. EngelenGa naar voetnoot15., die mij schreef, dat Kappipo hem nog zoo bekend voorkwam, bij 't herlezen na een tijdvak van dertig jaren.
Na vriendelijken groet,
T.T.
V. Boekeren
De Franse vertaling is niet het enige vervolg geweest op de oorspronkelijke Kappipo: het Nieuwsblad voor den Boekhandel van 1872 vermeldt nog een boekje met de titel Kappipo II. Een boekske van een dorpspredikant. (Voor rekening van den schrijver.) Leeuwarden, H. Bokma, 1872. Dit werk heeft Kappipo vermoedelijk als curiositeit overtroffen: het staat niet vermeld in de ncc.
| |
Bijlage
Nieuwsblad voor den Boekhandel 38 (1871), 84 (20 oktober 1871), blz. 364
IETS NIEUWS ONDER DE ZON.
Een boek dat furore zal maken, geschreven door een jongen van acht jaren.
Geachte Confrater!
Nonum prematur in annum; d.i., volgens de overzetting van Apportus, den vriend van Kappipo: ‘Wanneer gij negen jaren oud zijt, mag uw boek gedrukt worden.’
‘Er is niets nieuws onder de zon,’ zegt de Prediker; maar als hij de verschijning van Kappipo beleefd had... zou hij dan dat woord geschrapt hebben? Misschien; maar wat hij dan ook doorgehaald zou hebben, zeker niet dat
| |
| |
andere woord: ‘Van vele boeken te maken is geen einde.’ Als toch achtjarigen daarmede reeds beginnen... neen, dan komt er geen einde aan.
‘En veel lezens is vermoeiing des vleesches.’ Nu, wat die vermoeiing betreft, dat zal zich met de lezers van Kappipo wel schikken, want het boek is niet groot noch langwijlig, en men wordt door de lectuur niet vermoeid, maar verfrischt.
Verfrischt, ja, dat is het woord, want Kappipo doet denken aan een dartel beekje, dat, helder als kristal, van de rotsen komt huppelen, al schuimend en klaterend van de hoogten springt, en lachend voortschiet tusschen de groenende oevers.
Wat is Kappipo dan?
Een verhaal, verzonnen en geschreven en omgewerkt door een jongske van tusschen de acht en tien jaren.
Nu ja, dat is zeker niet alledaagsch, maar dat verhaal zal er ook naar wezen.
Juist! het is er naar; en daarom is het zoo interessant. Het boek is zóó geschreven, dat niemand zal uitroepen: ‘Hoe is het mogelijk, dat een kind zoo vertellen kan!’ want elke bladzijde, iedere regel doet ons integendeel erkennen: zoo kan slechts een kleine spring-in-'t-veld verzinnen en vertellen. Die naïveteit, dat jolige, die onschuld, die u op iedere bladzijde te gemoet komen... neen, van fictie of namaaksel kan hier geen sprake zijn, maar evenmin van onnatuur of oudmannetjesachtigheid. 't Is het kind, het echte natuurkind, dat ge altijd hoort en overal weervindt.
Het schrijvertje verplaatst ons in de boerenwoning en op het kasteel, in de kazerne en aan het koninklijke hof, maar de boeren, de militairen en de vorstelijke personen, door hem geteekend, zij gelijken allen sprekend op kinderen, die soldaatje, koningje of boertje spelen. De soldaten b.v. gaan weenende naar 't oorlogsveld - (trouwens weenende oorlogshelden vinden wij ook bij Homerus dikwijls); de koning wandelt met Kappipo een straatje om en brengt hem naar de kazerne, net als twee schoolknapen, die elkander, uit de les komende, thuis brengen.
Kappipo bevat ook natuurbeschrijvingen. Napraterij van den een of anderen schrijver of dichter? Volstrekt niet. Geheel origineel; de natuurbeschrijving van een kind. Lees slechts:
‘Zij gingen buiten op het veld zitten en dronken een glas bier. Zij zagen niets over het geheele veld, niets als een paar kikvorschen hippelen, eenige vogeltjes zingen en anders niet. Kappipo en Apportus keken met genoegen de liefelijke natuur aan.’
Tot de schoonheden van Kappipo... lach vrij, mijn waarde heer, om ‘die
| |
| |
schoonheden’: ik neem het woord niet terug: wat natuurlijk is en waar, geheel voortkomende uit een kinderlijk gemoed, dat is schoon - tot de schoonheden van Kappipo behoort ook, dat de schrijver zoo weinig omslag maakt, en zijne helden voorstelt als menschen, die, zonder complimenten of getreuzel, de zaak terstond aanvatten en uitmaken meteen.
Dit valt b.v. sterk in 't oog bij een gerechtelijk onderzoek. De rechter vraagt: ‘zijt gij schuldig, ja of neen?’ oogenblikkelijk valt de beschuldigde door de mand, en: ‘twee jaren in de gevangenis’, zegt de rechter, en reeds staan de soldaten op den drempel en leiden den veroordeelde weg.
Kappipo houdt iemand verdacht van moedwilligen manslag. Zonder beraad vat hij den man aan, bindt hem aan een boom, en zijn sabel trekkende, vraagt hij: ‘Hebt gij 't gedaan, ja of neen?’
Zelfs de liefdeshistorie ontbreekt niet.
Maar dat is dan toch met uw welnemen lang niet kinderlijk. Ik verzeker u, ge kunt u geen aardiger, eenvoudiger schildering denken. Zoo ergens, dan treft u hier het natuurlijke van de voorstelling.
Vooreerst die manier, waarop een paar malen vermeld wordt, dat Kappipo het voornemen opvat, bij gelegenheid te trouwen. - Heeft een schoone zijn hart veroverd? Er is nog geen sprake van een schoone, veel min van een verovering. Maar... de koning vertelt Kappipo, al wandelend door de stad: ‘Ik zal u tot majoor maken. Ook zult gij van middag bij mij eten.’ En nu volgt: ‘Dit was een blijdschap voor hem. Kappipo dacht: Nu blijf ik nog vier jaar majoor en dan ga ik trouwen.’
Later wordt beschreven Kappipo's eerste ontmoeting met zijne schoone, de conversatie met haar, en de eerste huwelijkstwist... men schermde ten allen tijde veel met de benaming: classiek, maar die bladzijden uit Kappipo, mogen in waarheid classiek heeten.
Geen wonder, dat de Heer R. Koopmans van Boekeren nauwelijks inzage had genomen van de oude handschriften van Kappipo, of hij kwam tot de overtuiging dat hij hier een schat had gevonden, die te meer waarde had, omdat hij zoo zeldzaam mag heeten. Tot onze vreugde is zijn aanzoek om het verhaal uit te geven, door den auteur toegestaan.
Vooral meenen wij, dat de wijze van uitgave de goedkeuring onzer landgenooten zal wegdragen. Daar toch het oudste handschrift geheel als facsimile is gegeven, zijn de lezers in de gelegenheid om te zien, niet slechts wat de dreumes geschreven heeft, maar ook hoe hij dat gedaan heeft.
Die oorspronkelijke bewerking met haar vele illustratiën, met haar hanepooten en gekrabbel, ja met haar in[k]tvlakten, wij wagen ons niet
| |
| |
aan eene beschrijving; maar als de levensgeesten nog niet zijn uitgedoofd en de spieren en zenuwen niet verstramd, dan zal Kappipo zeker den glimlach weer terugroepen en alle booze geesten op de vlucht drijven.
De Heer van Boekeren heeft voor eene voorrede gezorgd, en verhaalt daarna nog 't een en ander over den jeugdigen auteur, dat zeker met belangstelling wordt gelezen.
Van de Heeren Bos ontvangen wij, behalve de genoemde autographieën een keurig portret van het schrijvertje en drie allerliefste plaatjes, ter illustratie van de tweede volledige editie.
Kappipo
verschijnt 23 October en bevat drie 8vo vellen autographie, 7 vel tekst en 4 plaatjes.
De prijs is ingenaaid f 0.95, verkoop f 1.20, en in prachtbandje, zooals mijne boekjes in dat genre worden uitgegeven, f 1.25, verkoop f 1.60.
Kappipo zal door het publiek met graagte worden ontvangen. Het kan huis aan huis worden op beziens gestuurd: het is een boek voor groot en klein.
Bij vooruitbestelling geef ik tien percent extra korting en de premiën 7/6 en 15/12.
Vooruitbestelling tot en met 23 October.
A.W. Sijthoff.
Leiden, 18 October. 1871
|
-
voetnoot1.
- Met dank aan Nop Maas voor de advertenties uit Het Vaderland. Paulien Sigmans wijdde in haar doctoraalscriptie Nederlands (KU Nijmegen), getiteld Adaptatie in jeugdliteratuur uit de negentiende eeuw (2001) een hoofdstuk aan Kappipo.
-
voetnoot2.
- Jacob Smit (ed.), De volledige briefwisseling van E.J. Potgieter en Cd. Busken Huet, II. Amsterdam, 1972, blz. 321.
-
voetnoot3.
- Klaas Kolijn en Cornelis Over de Linden (die het Oera-Linda Bok zou hebben geschreven) staan samen met Piet van Os, een derde mystificatie, afgebeeld op een prent in De Nederlandsche Spectator van 31 maart 1877; zie: Nop Maas, De Nederlandsche Spectator. Schetsen uit het letterkundig leven van de tweede helft van de negentiende eeuw. Utrecht, 1986, blz. 162-164.
-
voetnoot4.
-
De volledige briefwisseling van E.J. Potgieter en Cd. Busken Huet, II, blz. 326.
-
voetnoot5.
- Huets bespreking verscheen in de Java-bode, 11-13 december 1871 en werd herdrukt in Litterarische Fantasien en Kritieken xv, blz. 189-200.
-
voetnoot6.
-
NNBW 11, 188 (Zuidema) vermeldt als geboortejaar 1832; in het Biographisch Woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche Letterkunde van J.G. Frederiks en F. Jos. van den Branden. Tweede, omgewerkte druk. Amsterdam [1892], blz. 78, staat 1833. Dit lemma werd door Van Boekeren zelf geschreven.
Van Boekerens opvatting over moralisme in kinderboeken wordt besproken in: Marjoke Rietveld-Van Wingerden, ‘De predikant als kinderboekenschrijver’, in Jaarboek voor de geschiedenis van het Nederlands Protestantisme na 1800 5 (1997), blz. 183-205: blz. 196-197.
-
voetnoot7.
-
Groninger jongensleven omstreeks het midden van de negentiende eeuw. Grepen uit de gedenkschriften van de ‘Latijnsche jongen’ Rinse (Koopmans) van Boekeren. Met inleiding en verbindende tekst door Dr. H. de Buck. Groningen, [1982]. Een levensbericht van Hendrik de Buck door mr. W.R.H. Koops verscheen in het Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde 1991-1992, blz. 102-111.
-
voetnoot8.
- De betreffende passage kan worden aangetroffen in het tweede deel (blz. 34-36) van het vijfdelige dagboek van Van Boekeren, dat in de UB Groningen wordt bewaard onder signatuur Hands. Add. 119. De zestienjarige, hevig verliefde gymnasiast noemt zichzelf hier ‘de schrijver van Kappipo’, die het broertje van het meisje van zijn dromen benijdt om de nachtkus waarmee hij voor het slapengaan vereerd wordt. Daarop volgt een ‘herinnering’:
‘Wie is de schrijver van Kappipo?
Antw. Rinse Koopmans van Boekeren.
Wat behelst dat boek?
Antw. De schrijver van dit werk zat op zekeren avond ('t is al lang geleden want Rinse was nog maar negen jaar) op dezelfde plaats waar men hem onlangs (zie 23 september) aangetroffen heeft. Maar op die avond had hij geen net van Lurtius (?) te schrijven en hij had ook geen lust om niets te doen of zich met het ook toen knappende vuurtje alleen te vermaken en daarom begon hij met potlood iets te schrijven zelf eigenlijk niet wetende wat.
Maar nu gebeurde het toevallig dat er meer avonden en ochtenden kwamen waarop de schrijver niets te doen had en dan ging hij weer wat schrijven aan zijn geschiedenis.
Zo duurde dat ongeveer een jaar voort ouders en bekenden lazen van tijd tot tijd de litterarischen producten van den kleinen Kappipo zoals men hem reeds naar de naam van zijn romanheld [genoemd had] en zijn werk werd algemeen vrij goed gerecenseerd.’
Tevens bevat het dagboek het volgende voornemen: ‘Ik meen voor een dag of wat nog een deel ervan in handen gehad te hebben maar ik zal er eens mijn werk van maken of ik niet alle drie deelen weervinden kan.’
Op 23 september zit Rinse in ‘de daagsche kamer, bij het vuur’. De herinnering aan de omstandigheden waaronder het boek ontstaan is, komen overeen met wat Van Boekeren daarover schrijft in zijn inleiding bij Kappipo.
Met dank aan Gerda C. Huisman, conservator van de Universiteitsbibliotheek Groningen en Roxane Segers, die zo vriendelijk was de dagboeken te raadplegen.
-
voetnoot9.
-
Kappipo, blz. 134. Een noot bij dit verhaaltje vermeldt: ‘De auteur herinnert zich zeer goed, dat hij dit verhaal uit een kinderboekje heeft afgeschreven. Den titel van het boek kan hij echter niet opgeven.’
-
voetnoot10.
-
Nieuwsblad voor den Boekhandel 38 (1871), 84 (20 oktober), blz. 364. Zie Bijlage.
-
voetnoot11.
- U.B. Leiden: syt a 1871, 4 brieven van R. Koopmans van Boekeren aan A.W. Sijthoff uit 1871.
-
voetnoot12.
- W. Marten Westerman (1835-1872), redacteur van Bato, schrijver en vertaler van jeugdliteratuur.
-
voetnoot14
-
Kappipo. Histoire racontée par un jeune enfant de huit ans. Traduit librement du hollandais par Van Toll et Sythoff. Lausanne: Blanc, Imer & Lebet, éditeurs; Leyde: Albert Sythoff; Paris: Sandoz et Fischbacher. 1872. Cf. Nieuwsblad voor den Boekhandel (1872), blz. 457; A.W. Sijthoff's Uitgeversmaatschappij N.V. Leiden 1851-1951. Leiden 1950, blz. 67.
-
voetnoot15.
- Mr. A.W. Engelen (1804-1890), auteur van Uit de gedenkschriften van een voornaam Nederlandsch beambte, over de tweede helft der achttiende en het begin der negentiende eeuw; medegedeeld door Mr. H. van A. Tiel: H.C.A. Campagne & Zoon, 1882, en van Herinneringen van vroeger en later leeftijd, en aan gedenkwaardige land- en tijdgenooten; ten vervolge op: ‘Uit de gedenkschriften [...]’, door Mr. H. van A. Tiel: H.C.A. Campagne & Zoon, 1884. Engelen, afkomstig uit Gelderland, studeerde van 1820 tot 1826 rechten in Groningen, vanaf 1829 letteren. In deze periode moet hij hebben kennisgemaakt met Van Boekeren. (nnbw iv, 566-568.)
|