moet zelf getroost worden en dus verzint Thomas mooie verhalen over aan het ijs vastgevroren hondjes en oefent hij met stoere woorden als ‘beroerd’ en ‘mieters’. Piet die thuis Piem wordt genoemd maar Zwaan (de naam die Thomas hem geeft) leuker vindt, is van een ander kaliber. Meer een kleine professor die alles weet maar niets zeggen wil. En zijn het niet altijd uitersten die elkaar aantrekken en vinden? Zo ook hier, eerst voorzichtig en onderzoekend om elkaar tenslotte bijna niet meer los te kunnen laten. Alleen al om dat portret van bijna symbiotische verbondenheid is Winterijs een juweeltje.
Piem mag dan een zwijgzaam type zijn, uit de springerige gesprekken die hij en Thomas voeren, wordt weldra duidelijk dat hij een groot stuk van de oorlog alleen op een kamertje in Deventer ondergedoken heeft gezeten. Dat de Duitsers Piems ouders hebben weggehaald, net zoals de vader van Bet, het nichtje bij wie hij nu in huis woont. En ook dat je over zulke dingen maar beter je mond niet open kunt doen. Als Thomas later aan zijn vader probeert uit te leggen wat hij allemaal ontdekt heeft over moffen en mensen met sterren op hun kleren, krijgt hij te horen:
‘Weggehaald, weggehaald - wat is dat voor een taal.’
‘Het was toch weghalen.’
‘Je hebt gelijk - waarom zouden we het anders noemen dan het was.’
En dat toegeven was op zich al een revolutie, want zeggen waar het op staat, zonder slot op je mond, was in 1947 toch een vorm van vloeken.
Winterijs van Peter van Gestel is een kruising tussen Kruimeltje van Chr. van Abcoude en Kees de jongen van Theo Thijssen. Het thema van de jongen die zich alleen moet zien te redden en zowel emotioneel als fysiek hongerig is, roept uiteraard herinneringen op aan Van Abcoude. Van Theo Thijssen herkennen we het inlevingsvermogen in de kinderziel, de situering in Amsterdam, de haarscherpe dialogen, de humor en het tussen de regels schrijven. Het omslag van Winterijs, gemaakt door Annemie Heymans, doet ook al denken aan Theo Thijssen, met name aan Jongensdagen, zijn enige kinderboek, waarvoor Jan Sluijters prachtige sfeertekeningen maakte.
De vertelwijze, strak volgehouden vanuit Thomas die tot zijn ergernis Tommie wordt genoemd, is effectief en geestig. Want Tommie laat zich er niet onder krijgen, niet door het gepest van zijn klasgenoten, niet door de kou, niet door wat hij niet weet. En dat is veel, want de wereld is één groot complot. ‘Alle mensen hebben afgesproken dat ze me niks vertellen. Ik zie het aan hun stiekeme smoelen. Als ik even niet naar ze kijk, fluisteren ze met elkaar, ze zeggen: hij weet toch niks, hè, pas op hè, hij mag het niet weten, nog niet.’ En dus moet hij er zelf ach-