Vertalen, hertalen en bewerken
Van het Gilgamesj-epos bestaat in feite geen eenduidige bron. ‘Het verhaal is gedurende zestien eeuwen opgeschreven in verschillende spijkerschrifttalen, maar nog steeds is er geen ‘complete’ versie verschenen van de ongeveer 3500 regels waaruit het oorspronkelijk bestond. De grootste vondst was die uit de zesde eeuw voor Christus bij het paleis van de Assyrische koning Assurbanipal. Het verhaal was toen verdeeld over tien tabletten, tien hoofdstukken.
Soms levert een nieuwe vondst een ontbrekend fragment op, soms blijkt ineens dat bijvoorbeeld een stuk van een kleitablet uit Berlijn bij een stuk uit Chicago hoort; door de combinatie komt dan een aansluitende tekst te voorschijn. ‘De droom waarin aan Gilgamesj de komst van Enkidu, de man uit de bergen, beschreven wordt, staat de ene keer op het tweede tablet, de andere keer op het vijfde. Er is dus geen echte oerbron. Alles vult elkaar aan en langzamerhand ontstaat er een beeld van het geheel.’ Toen Hagen zijn bewerking maakte, was naar vermoeden ongeveer de helft van het totaal aantal regels waaruit het epos bestaat, beschikbaar. ‘Intussen zijn ze er alweer veel verder mee: er wordt veel gevonden en gepubliceerd. Het verandert dus nog steeds. Als er een nieuwe heuvel open gaat, komt er nieuw materiaal naar boven dat weer een ander licht kan werpen op het geheel.’
Iedere bewerker moest het doen met de stand van zaken zoals die op dat moment was. En iedereen maakte daarbij keuzes. ‘Van veel fragmenten zijn tientallen versies gevonden. Maar er zijn ook fragmenten of regels waarvan maar een half woord teruggevonden is. In de loop der zestien eeuwen was dan de ene, dan de andere stad of oppergod de machtigste in Sumerië en al die veranderingen vind je terug in de geschreven bronnen. Er is flink geschaafd en aangepast. Ik heb uit al die fragmenten keuzes gemaakt en ze op mijn manier op een rij gezet.’ Hij had daarnaast de beschikking over ‘volledige’ uitgaven uit die tijd: een Engelse Penguinpocket, een vertaling van F.M.Th. De Liagre Böhl in het Nederlands en een Bulgaarse bewerking die in het Duits was vertaald.
Hagen plaatste zijn verhaal in de ‘oudste’ tijd, de 22ste of 23ste eeuw voor Christus. ‘Ik heb het vooral op verhaalspanning gecomponeerd en weinig dingen eigentijds gemaakt. Het statige van de tekst heb ik gehandhaafd, maar hoewel ik geprobeerd heb in stijl en woordkeus zoveel mogelijk bij de bron te blijven, voegde ik toch dingen van deze tijd in. Dat leek me noodzakelijk, want je moet wel verstaanbaar blijven.’
Waar hij wel vrij mee omging waren bijvoorbeeld de letterlijke herhalingen. ‘Die zijn heel kenmerkend voor het Gilgamesj-epos en de Sumerische literatuur. Koning Gilgamesj en de verschillende goden worden steeds op een vaste wijze geïntroduceerd. Dat paste in die tijd, maar wilde ik niet zo letterlijk overnemen. Een of twee zinnen herhaalde ik steeds, de andere verspreidde ik over de tekst.