Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 16
(2002)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 50]
| |||||||||
Koning Arthur weer
| |||||||||
De zienersteenObsidiaan of zienersteen heet het belangwekkende kleinood dat Merlijn aan | |||||||||
[pagina 51]
| |||||||||
Arthur geeft als bijdrage aan zijn opvoeding en middel tot bewustwording van zijn bijzondere positie. Obsidiaan is een natuurlijke glassoort van vulkanische oorsprong, ontstaan door een snelle stolling van vulkanisch smeltmateriaal, waardoor geen mineralen kunnen uitkristalliseren. Het is meestal zwart tot zwartbruin of grijs van kleur. Het breekt met een schelpvormige breuk en het kan bekapt worden tot een scherpe snijdende rand, als van een glasscherf. In de roman verschijnen er beelden op de steen die episoden uit het leven van koning Arthur tonen. | |||||||||
Vertel-hedenHet verhaal speelt in de laatste maanden van het jaar 1199 en de eerste dagen van 1200.Ga naar voetnoot2. In hoofdstuk 6 ‘Leeuwenhart’ wordt gemeld dat Richard Leeuwenhart dodelijk gewond is geraakt. Dat geschiedde eind 1199: toen sneuvelde deze Engelse koning (1189-1199) inderdaad tijdens gevechten tegen een opstandige vazal. In latere hoofdstukken (bijvoorbeeld 60) wordt het jaar 1199 expliciet genoemd. Door te verwijzen naar Richard Leeuwenhart - en diens opvolger Jan-zonder-Land (1199-1216) - wordt het verhaal in een historisch kader geplaatst. | |||||||||
Vertel-verledenMaar vanaf het eerste hoofdstuk ‘Arthur en Merlijn’ - zoals ook de titel van het boek eigenlijk al suggereert - wordt het ‘historische’ verhaal beïnvloed door de verhalen over de legendarische koning Arthur. De hoofdpersoon is de dertienjarige Arthur die woont op kasteel Caldicot, in de buurt van het Engelse Ludlow, vlakbij de grens van Wales. Zijn vader, Sir John, is Engelsman, maar zijn moeder Lady Helen en zijn grootmoeder Nain komen uit Wales. En het is zijn grootmoeder die de eerste verwijzing naar de Arthuriaanse legende geeft. In hoofdstuk 10 ‘De slapende koning’ vertelt Nain dat er in een grot ergens in Wales een koning met een leger ligt te slapen. Bij toeval ontdekt een jongetje deze grot, maar bij het weggaan stoot hij per ongeluk tegen een klok waarop de strijders wakker schieten, maar de koning bleef slapen: zijn tijd was nog niet gekomen! Heden ten dage wordt in Wales dit Arthurverhaal in een soort ‘son et lumière’ in negentiendeeeuwse leisteengrotten tot leven gewekt. Nog explicieter is de verwijzing naar de legendarische koning Arthur door het optreden van Merlijn, de mysterieuze raadgever van Sir John, Arthurs vader. Hij geeft Arthur een obsidiaan (hoofdstuk 20) waarin de hoofdpersoon vanaf hoofd- | |||||||||
[pagina 52]
| |||||||||
stuk 31 het verhaal van koning Arthur ziet plaatsvinden. Hiervoor steunt Crossley-Holland allereerst op de Latijnse Geschiedenis van de koningen van Brittannië die Geoffrey van Monmouth omstreeks 1135 te boek stelde.Ga naar voetnoot3. Ruim twintig procent van Geoffreys tekst handelt over de regering van koning Arthur en zou daarom de eerste Arthurroman genoemd kunnen worden. In ieder geval werd deze Latijnse prozatekst omstreeks 1155 in het Frans berijmd door een zekere Wace. Niemand minder dan de Engelse koning Hendrik II Plantagenet (1154-1189) en diens echtgenote Eleonora van Aquitanië hebben Wace de opdracht gegeven Geoffreys tekst te vertalen. In Waces Roman de Brut wordt voor het eerst melding gemaakt van de Ronde Tafel: daarmee wilde het Engelse koningspaar hun opstandige vazallen in Engeland laten zien hoe vorst en baronnen idealiter met elkaar dienen om te gaan. Met enige overdrijving zou men kunnen stellen dat Hendrik en Eleonora aan de wieg hebben gestaan van de hype in Arthurromans in de twaalfde eeuw. Of de grondlegger van de middeleeuwse Arthurroman, Chrétien de Troyes, ook in opdracht van dit koningspaar heeft geschreven, is niet bekend.Ga naar voetnoot4. In elk geval kan geconstateerd worden dat vanaf 1170 een enorme stroom Arthurliteratuur geproduceerd wordt, in alle West-Europese talen. In vrijwel al die teksten belichamen koning Arthur en zijn Ridders van de Ronde Tafel de idealen van de hoofse samenleving. Uit die boeken kon de adel leren hoe men zich diende te gedragen, niet alleen op het slagveld, maar vooral in huiselijke kring. De Arthurromans kunnen daarom wel getypeerd worden als een soort etiquetteboeken. We mogen best constateren dat de middeleeuwse populariteit van Arthur te vergelijken valt met de internationale roem die Harry Potter op het ogenblik ten deel valt. De verhalencyclus rond koning Arthur is in feite het prototype van de magische literatuur waarin de mens een ideale samenleving ter navolging wordt voorgehouden. Al in de Middeleeuwen werd beseft, dat de ridderavonturen niet ‘waar’ waren, maar wel duidelijk maakten wat iemand moest doen om deugdzaam te leven. De dichters omkleden de waarheid met verzinsels om de mensen iets te leren!Ga naar voetnoot5. | |||||||||
[pagina 53]
| |||||||||
OntleningenMaar terug naar Crossley-Holland en Arthur - de zienersteen. Opmerkelijk zijn de afwijkingen van de Arthurtraditie die de auteur zich veroorlooft. Hij begint met de aan Geoffrey van Monmouth ontleende episode van de kuil waarin een rode en een witte draak elkaar bevechten. In hoofdstuk 33 legt de twaalfde-eeuwse Merlijn aan de hoofdpersoon uit dat de rode draak staat voor Wales en de witte voor Engeland. Maar volgens Geoffrey symboliseren de twee draken de strijd tussen de Britten en de Saksen die Brittannië proberen te veroveren. Crossley-Holland heeft niet alleen Geoffrey van Monmouth benut. De bekendeepisode van het zwaard in de steen heeft hij ongetwijfeld ontleend aan Sir Thomas Malory: Le Morte d'Arthur.Ga naar voetnoot6. Volgens Crossley-Holland lag de steen met aambeeld en zwaard bij ‘de kerk van Sint-Paulus’ in Londen (blz. 297). Malory zegt slechts dat een en ander zich afspeelde ‘in de grootste kerk van Londen’ (het Franse boek vermeldt niet of het de St. Pauls was).Ga naar voetnoot7. In hoofdstuk 52 wordt ons verteld van de ontmoeting van Arthur met ridder Pellinore. In Le Morte d'Arthur vinden we deze passage terug in hoofdstuk 19 van het eerste boek. Anders dan in De zienersteen is Arthur daar al koning. Tijdens de vermoeiende jacht op een groot hert: (...) dacht hij dat hij een geluid van honden hoorde, wel dertig bij elkaar. En hierop zag de koning het vreemdste beest op zich afkomen dat hij ooit had gezien of gehoord. Het beest ging naar de bron en dronk, en het geluid in de buik van het beest was als het keffen van dertig koppel jachthonden; maar terwijl het beest dronk, was er geen geluid in zijn buik; daarop vertrok het beest met groot lawaai, waarover de koning zich zeer verwonderde.Ga naar voetnoot8. | |||||||||
[pagina 54]
| |||||||||
Dit beest doet denken aan de gevaarlijke zwarte hond Janker die in hoofdstuk 51 door Arthur en zijn broer Serle gezocht wordt. Net als Merlijn is het beest in beide tijdlagen aanwezig. Maar het belang van het Jankende Beest in hoofdstuk 52 is dat de auteur met behulp van dit bijna eeuwigdurende en niet te verschalken jachtobject duidelijk kan maken wat een queeste is. Merlijn is bij de ontmoeting tussen Arthur en Pellinore aanwezig in zijn rol als mentor. Want hier ligt een belangrijk leermoment in het boek. Arthur vraagt: ‘Wat is een queeste?’ Het belang van deze didactische passage wordt onderstreept door het feit, dat Arthur zichzelf herkent in de jonge Arthur die hij zojuist in de steen gezien heeft. Hier vindt de vereenzelviging plaats. Wat in hoofdstuk 61 gebeurt, is tamelijk verwarrend. De gebeurtenissen spelen zich af in de optiek van de zienersteen, in de andere tijdlaag zou je denken. Maar de episode bevat uitsluitend personages uit de twaalfde eeuw. De beschreven gebeurtenis is onheilspellend: Arthur onthoofdt zijn oom Sir William in het bijzijn van zijn geliefde tante Lady Alice. (William die later in de roman de vader van Arthur blijkt te zijn! Een Oedipuscomplex als extraatje in de toch al niet zo eenvoudige verhaalconstructie?) Deze inconsequentie had de schrijver wellicht beter kunnen vermijden. | |||||||||
GrensgebiedenIn de keuze voor de plaats waar het verhaal speelt, heeft Crossley-Holland zich consequent getoond: er is sprake van een grensgebied, en wel dat van Engeland en Wales, hetzelfde gebied waarin de oorspronkelijke Arthurgeschiedenissen gesitueerd moeten worden. Een van de ‘overgangsplaatsen’ waarvan in het boek voortdurend sprake is, met name in hoofdstuk 43, waar er een groot aantal opgesomd wordt: tijden en plaatsen waar vreemde dingen gebeuren. Dat houdt de spanning er in. ‘Ik leef in twee werelden’, zegt de hoofdpersoon op bladzijde 276. En dat is de kern van het boek, de motor die het verhaal in gang houdt. In de | |||||||||
[pagina 55]
| |||||||||
structuur van het boek komt dat duidelijk aan de oppervlakte. Aanvankelijk lijkt er een duidelijke scheiding tussen de twaalfde-eeuwse verhaalrealiteit en gebeurtenissen die de hoofdpersoon aanschouwt in de zienersteen. Maar tegen het eind lijken beide werelden in elkaar over te lopen: de dertienjarige hoofdpersoon Arthur identificeert zich uiteindelijk met de legendarische koning Arthur. We gaan voorbij aan enkele kleinere verhaalfragmenten die niet helemaal in overeenstemming zijn met de traditie en staan nog even stil bij hoofdstuk 80: ‘De ridder met de gele jurk’. Een verslagen ridder (in dit geval een vrouw!) komt zich melden aan het hof om te vertellen dat hij/zij door een van de tot de hofhouding behorende ridders verslagen is. Een veel voorkomend motief in de verhalen over de Ridders van de Ronde Tafel. Die ridders moesten dan het verhaal over de dapperheid van hun tegenstander vertellen aan Arthur en/of koningin Guinevere. Een mooie traditie. Maar op dit moment in het boek is Arthur nog geen koning, Guinevere is nog niet aan het hof verschenen en de ronde tafel bestaat nog niet. De rol van Kay, de altijd weer onbeschofte, ruziezoekende, uitdagende en door ‘zijn slachtoffer’ meestal bestrafte hofmaarschalk in dit hoofdstuk is wel in overeenstemming met de traditie, maar niet in overeenstemming met de karaktertekening van de pleegbroer in Arthur - de zienersteen tot aan dit moment. Al moet gezegd worden dat de parallelle pleegbroer Serle een aantal klierige eigenschappen bezit. | |||||||||
Oude wijn in nieuwe zakkenIs dat nou zo erg, dat Crossley-Holland zich vrijheden veroorlooft ten opzichte van de Arthurtraditie die hij in zijn roman(trilogie) met zijn ‘eigen’ verhaallijn vervlecht? Nee, alles mag en moet kunnen in het kader van de dichterlijke vrijheid, hoewel menig Arthurist dit zal ervaren als vloeken in de kerk. Als we afgaan op de reputatie van Kevin Crossley-Holland als kenner van de middeleeuwse Engels literatuur, moeten we aannemen dat hij deze aanpassingen bewust heeft aangebracht. Hij beschikt over de bronnen en kent zijn klassiekers. De vraag laat zich stellen: waarom heeft hij dat gedaan? Zoals al eeuwenlang gebruikelijk is, zijn de Arthurverhalen een voertuig voor het verkondigen van maatschappelijke opvattingen, een spiegel voor de lezer, een in verhaalvorm gegoten opvoedingsideaal. Aanvankelijk mede bedoeld als leerboeken voor ridders, is deze verhaaltraditie als zovele klassiekers in het domein van de jeugdliteratuur getrokken. En in de bewerkingen voor jongeren slaan de didactiek, het kuisen en de moraal pas werkelijk toe. In dit geval is er een roman ontstaan die boven alles het stempel van ‘didactische literatuur’ draagt. Om te beginnen is er de dominerende rol voor de leraar en commentator Merlijn die in beide verhaallijnen een sturende rol vervult. Hij is de vertegenwoordiger van de oude Keltische opvattingen, waarin religie en magie sa- | |||||||||
[pagina 56]
| |||||||||
mengaan. Hij probeert die te verzoenen met de christelijke standpunten en komt daarbij in conflict met de priester Oliver die op Caldicot de dienst uitmaakt. Met allerlei middelen, maar vooral door middel van de zienersteen, beïnvloedt hij het gedrag van de jonge Arthur. Hij is niet alleen leraar met politiek getinte doelstellingen, hij heeft in het verleden ook daadwerkelijk ingegrepen in de maatschappelijke ontwikkelingen van het land: zijn betrokkenheid bij de geboorte en de kroning van koning Arthur zijn daarvan een voorbeeld. De belangrijkste leerstellingen blijken uit de omvang van de hoofdstukken uit de 12e-eeuw-verhaallijn en de aanpassingen van de Arthurstof.
| |||||||||
[pagina 57]
| |||||||||
| |||||||||
‘Klassiek’ is niet automatisch ‘voor de jeugd’Crossley-Holland streeft naar een verdeling van 40% historie en 60% legende in zijn trilogie.Ga naar voetnoot10. In het eerste deel is die doelstelling niet bereikt, terwijl hij toch maar een heel klein deel van Arthurgeschiedenis heeft aangesneden. De verhouding ligt eerder andersom. Dat wekt de nieuwsgierigheid op naar de volgende twee delen. Hier en daar levert de verwerking van de legende in zijn roman problemen op. In dit bij uitstek pedagogische boek wordt bijvoorbeeld voorbijgegaan aan de morele dilemma's die kleven aan de geboortegeschiedenis van Arthur. Ook de incestueuze familieverbanden tussen verschillende ridders van de Ronde Tafel zullen wel buiten beschouwing blijven. In dat opzicht kan het bewerken van klassieke literatuur voor jongeren riskant zijn: het oorspronkelijke werk is vaak voor volwassenen geschreven en houdt geen rekening met gevoeligheden op moreel en seksueel gebied. Crossley-Holland is overigens niet bevreesd voor het aan de orde stellen van seksuele verlangens van de romanpersonages. Anderzijds is hij ook niet te openhartig in de beschrijving van erotische handelingen: Uther doet een stap naar Ygerna toe en neemt haar in zijn armen. De eerlijkheid gebiedt ons te zeggen, dat de tekst van Malory niet veel openhartiger is. Maar een flits gevolgd door wit licht: dat moet jeugdliteratuur zijn. | |||||||||
[pagina 58]
| |||||||||
VragenEen aantal vragen roept dit boek na lezing toch op. De eerste is: waarom heeft de schrijver niet gewoon het Arthurverhaal bewerkt en voor jongeren naverteld? Het zou ons inziens waardevol zijn als de Nederlandstalige ridderromans uit de Haagse Lancelotcompilatie eens voor jongeren toegankelijk zou worden gemaakt. Er zijn al wel vertalingen van delen daaruit uit het Middelnederlands, voor volwassenen.Ga naar voetnoot11. Maar het lijkt ons een uitdaging om teksten als de Moriaan, Lancelot en het hert met de witte voet, de Roman van Walewein, de geschiedenis van Perceval en andere verantwoord en goed leesbaar voor jeugdige lezers te bewerken. Een andere vraag is: waarom heeft de schrijver, als hij dan toch de voorkeur geeft aan een ‘dubbelroman’ de jongere tijdlaag niet geplaatst in onze eigen tijd. Dat lijkt ons boeiend en zinvol: Arthur hier en nu, in onze samenleving. Onze ridderlijkheid, sportiviteit en verantwoordelijkheid op die wijze eens tegen het licht te houden. | |||||||||
ConclusieArthur - de zienersteen is desondanks een mooi boek, boeiend verteld en slim gestructureerd. De illustraties (veelal details van houtsneden uit vroege drukken) zijn heel aardig. We kunnen ons voorstellen dat de lezer met spanning wacht op de vertaling van de volgende delen van de trilogie. Maar het is ook te hopen, dat dit boek aanzet tot het lezen van het boek van T.H.White: The Once and Future KingGa naar voetnoot12. waaraan Crossley-Holland enigszins schatplichtig lijkt, of van Malory's Le Morte d'Arthur. Terug naar de bronnen en Arthur koning voor eens en altijd! |
|