Pietje Potentaat
Biografisch gezien is Petronella Moens een verleidelijk object, zowel vanwege de enorme hoeveelheid feiten over haar als het sterke karakter van de persoon in kwestie. Alleen al haar slechtziendheid, jammerlijk gevolg van een ziekte in haar kinderjaren, geeft voldoende reden haar in de rol van dappere knokker te plaatsen. Het bijna afwezige gezichtsvermogen maakte haar afhankelijk van geheugen en gehoor, om uit wat men haar voorlas stof te putten voor in eerste instantie slechts moeizaam lopende poëtische strofen, die gaandeweg tot omvangrijke epen, treurspelen, romans en opiniërende vertogen werden, trouw genoteerd door speciaal aangetrokken secretaresses.
Vervolgens is er het grote aantal eerbewijzen voor haar werk, vanaf de gouden medaille voor het gedicht De Waare Christen in 1785 en de uitnodiging lid te worden van allerlei genootschappen, tot de stortvloed aan recensies, die aanvankelijk haar roem markeren, maar later kritischer worden.
Tenslotte maken de vele reizen door de Republiek, de veelvuldige sociale contacten met name binnen de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen en haar voortvarend optreden in talloze overgeleverde anekdotes duidelijk dat de bijnaam Pietje de Potentaat treffend gekozen was.
Met deze biografische gegevens is tegelijk ook een deel van de reacties op Moens' werk blootgelegd: de aandacht die zij tijdens haar leven trok, blijkend uit (her)drukken, bekroningen en recensies. Veltman-van den Bos voegt er in haar tweede hoofdstuk een ruimere blik op de receptiegeschiedenis aan toe, waarin bijvoorbeeld ook de literatuurgeschiedenissen, relevante naslagwerken, overzichtsartikelen en studies op het terrein van het vrouwelijk auteurschap betrokken zijn. Op zichzelf is dit overzicht waardevol, maar de weergave van de inhoud is, of het nu om contemporaine recensies of latere studies gaat, nogal oppervlakkig. Het beeld wordt niet veel scherper dan dat men Moens prijst om haar bijdrage aan maatschappelijke deugden, maar afkeurend staat tegenover haar technische onvolkomenheden en haar overvloedige stofbehandeling die qua toon of inhoud niet altijd goed afgestemd is op de gekozen publieksgroep. Het laatste bezwaar keert met name terug bij de geschriften voor de jeugd.