genheid. Of misschien hebben ze behoefte te constateren dat zijzelf die jaren ver voorbij zijn. Allemaal uitstekende motieven.
Ook jonge mensen hebben, als ze al behoefte hebben aan lezen, behoefte aan verhalen over mensen van hun eigen leeftijd. Althans, er zijn opvoeders die dat beweren. Dat soort uitspraken lijken mij echter altijd te algemeen en eigenlijk onzinnig, want met evenveel recht zou je kunnen zeggen dat jongeren behoefte hebben aan het lezen over de ervaringen van bijvoorbeeld twintigers of vijftigers. Ik zou het u kunnen bewijzen, ik zou er mijn neefje bijhalen dat van de boeken van Remco Campert houdt. En zelf las ik op mijn zeventiende het allerliefst Couperus en Lodewijk van Deyssel.
Bewijs? Waarvoor dan? Flauwekul. ‘Jongeren’ bestaan niet, jongere zijn net zo divers als ‘zwangere vrouwen’, als ‘ouderen, als ‘heteroseksuelen’. Met het woord jongere duiden we alleen een leeftijd aan en niet een literaire voorkeur. Daarom kunnen we niet zeggen dat het noodzakelijk is dat jongeren jeugdromans lezen. Met die vraag moeten we ons dan ook niet bezighouden, omdat de vraag onmogelijk is.
Een veel belangrijker reden voor het loslaten van de doelgroepvraag is echter nog dat het onze verantwoordelijkheid niet is. Met ‘ons’ bedoel ik dan de schrijvers. Voor schrijvers geldt: probeer je allerbeste boek te schrijven en bemoei je verder nergens mee. Dat is ons ‘tais-toi-sois-belle’ en zo is het goed. Meedenken over de marketing, het omslag en de leeftijdsaanduiding? Dat is allemaal toegestaan, maar dan wel nadat het boek geschreven is.
De uitgevers en de boekverkopers dan? Hebben zij een doelgroeptaak? Dienen zij zich het lot aan te trekken van de leerkrachten en andere pedagogen die aan boekpromotie willen doen? Ik ben geneigd om ‘nee’ op deze vraag te antwoorden. De overweging bij de vormgeving en de promotie van een boek dient voor de uitgever niet te zijn: hoe zorgen we dat de jeugd aan het lezen blijft, maar: wat kunnen we doen om te bewerkstelligen dat dit boek zoveel mogelijk lezers bereikt. Als het boek goed is, als het een intrigerend universum biedt qua taal, compositie en inhoud (dit is een omschrijving van Ed Franck die in De Standaard der Letteren onlangs duidelijke zinnen schreef over het verschijnsel jeugdroman), dan rest de uitgever niets meer dan het aantrekkelijk vorm te geven, lettend op de te bereiken lezersgroep.
Dit geldt ook voor de boekhandelaren. Het vertrekpunt moet mijns inziens altijd de literaire kwaliteit van het boek zijn. De opvoeders die met jeugd en lezen te maken hebben, met onder hen de critici, zullen dan het zendelingenwerk moeten doen.