Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 14
(2000)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 330]
| |
Literatuur is wezensvreemd aan doelgroepen
| |
[pagina 331]
| |
donker. In de dagen die volgden, begon ik te dromen van kinderen krijgen, moederschap en kiezen voor een eigen leven. Grotere woorden en begrippen dan mij tot dat moment bezig hadden gehouden, maar wat voelde ik me aangesproken door de spanning en opstand van De Bikkel. Onderbuikgevoel. De echte redenen voor haar crisis drongen nauwelijks tot me door, maar haar gevoelens appelleerden helemaal aan mijn verlangen naar het echte leven, naar groots en meeslepend, onafhankelijk en geborgen tegelijk. Intussen hielp ik overdag braaf met het plukken van de bramen en het wecken van de boontjes. Het was zomer en warm. 's Avonds stortte ik me op De Bikkel en vervolgens op Roeland Westwout. Bleken jongens ook gedachten, gevoelens en twijfels te hebben!!! Had ik nooit iets van gemerkt bij mijn oudere broer. Wat ik met die nieuw verworven kennis aan moest, wist ik overigens niet. Na de vakantie ging ik gewoon terug naar de school waar slechts een enkele leraar van het mannelijke geslacht was. | |
Heftige gevoelensBakvissen waren we, maar bij Nederlands lazen we Slauerhoff en Marsman:
Grootsch en meeslepend wil ik leven!
hoort ge dat, vader, moeder, wereld, knekelhuis!
(‘De grijsaard en de jongeling’)
Of:
Geef mij een mes,
ik wil deze zwarte zieke plek
uit mijn lichaam wegsnijden.
ik heb mij langzaam overeind gezet.
ik heb gehoord, dat ik heb gezegd
in een huiverend, donker beven:
ik erken maar één wet:
léven.
allen, die wegkwijnen aan een verdriet,
verraden het en dat wil ik niet.
(Lex Barbarorum)
| |
[pagina 332]
| |
Heftige kost dus, die vooral onderhuids tot mijn verbeelding sprak. Op de jaarlijkse toneelavonden in de schouwburg van Leiden speelden we zonder noemenswaardige problemen de Esmoreit en stukken van Molière of Shakespeare. In de les worstelden we ons door Homerus, The old man and the sea van Hemingway, de gedichten van Goethe of de dialogen van Plato. Van herkenning in de traditionele zin, dat wil zeggen het herkennen van gevoelens of ervaringen die je zelf had, was geen sprake. Hooguit van herkenning in de Aristotelische zin. Terence Cave formuleerde dat als volgt: Anagnorisis as the word itself implies is a change from ignorance to knowledge, in de zin van ontdekken wat je al in je hebt, een verschuiving van onwetendheid naar kennis.Ga naar voetnoot2. Zoals Doornroosje wist dat ze wakker moest worden toen de prins haar kuste. Literatuur, begreep ik, had alles te maken met grote gevoelens. En zo kwam ik in aanraking met Schuld en boete van Dostojewski, met Oorlog en vrede van Tolstoi en alle verhalen van Poesjkin! Niet omdat dat moest of omdat we overhoord werden, maar omdat leraren die belangrijk voor me waren, me tot het lezen daarvan verleid hadden. En omdat ik ontdekte dat ik via dat soort literatuur in een totaal andere, onverklaarbare en spannende wereld belandde. Een wereld die vreemd was en tegelijkertijd vertrouwd, waar ik meer van wilde weten, waar ik me aan kon optrekken, die me zou bevrijden van de dagelijkse sleur. Wie in de jaren vijftig alles wilde weten van opstand, vond bij Diet Kramer, Top Naeff en Cissy van Marxveldt opgroeiende jongedames die tijdelijk hun kont tegen de krib mochten gooien, maar uiteindelijk toch gehoorzame echtgenotes en brave moeders werden. Wampie en De druivenplukkers van A. den Doolaard lazen we om dezelfde reden als waarom vijftienjarigen van nu Bloedtij van Melvin Burgess of Razend van Carry Slee lezen: om de duistere gevoelens in onszelf te verkennen en te ontdekken wat voor mogelijkheden en rolmodellen er zoal zijn. Niet dat ik dat toen allemaal had kunnen uitleggen... | |
Emotioneel appelToen ik later zelf voor de klas stond en leerlingen in de literatuur in mocht voeren, waren het opnieuw de ‘emotionele boeken’ die gretig aftrek vonden. Boos werden mijn derde- en vierdeklassers op de leraar die een leerling ontkende en vernederde (Ivoren wachters van Vestdijk), een en al empathie met de zoon die door zijn vader schromelijk verwaarloosd is (Karakter van Bordewijk). Slapeloze nachten hadden ze van Turks fruit (Jan Wolkers) en Ik, Jan Cremer. Ik ook trou- | |
[pagina 333]
| |
wens, want er waren heel wat ouders die hun kinderen van school dreigden te halen als ‘u nog één keer iets van die geile Cremers of vieze Wolkers in de les durft te behandelen’. En zonder leerlingen geen school, dus ook geen baan. Een paar jaar beperkte ik me tot het voorlezen uit God en godin van Leo Vroman. Dat man en vrouw in dit prozagedicht een stuk naakter zijn dan bij Wolkers ontging de meeste opvoeders bij gebrek aan kennis over deze materie. De leerlingen vonden de verwijzingen naar waar ze tot dan alleen over durfden dromen, akelig spannend. Er werd veel gegiecheld. ‘Nooit eerder zoiets meegemaakt en toch het gevoel dat je thuiskomt bij jezelf. Dat je woorden krijgt voor wat je niet kan zeggen, maar wel al ergens was’ schreef een van hen. Is dat nu anagnorisis? Kunnen we Bordewijk, Wolkers, Cremer en Vroman vanwege dat emotionele appel op de lezer tot de adolescentenliteratuur rekenen? Of is herkenning, recognition, anagnorisis eigen aan alle vormen van lezen? En geldt het ook voor Jip en Janneke (Annie M.G. Schmidt) of The catcher in the Rye (Salinger)? Intussen had uitgeverij Lemniscaat een serie boeken gelanceerd - die met dat vierkantje linksonder in de hoek - helemaal toegespitst op de problemen waar adolescenten mee zouden worstelen. Mij overkomt dat niet van Gunnel Beckman, Veertien dagen over tijd van Inge Krog, Tegen de draad in van Else Breen, slappe aftreksels van The catcher in the rye, maar eigentijdser en overzichtelijker. En ook die werden verslonden, in de eerste plaats door de brugklassers, maar evengoed door drie en vier havo. Niet omdat ze zelf over tijd waren of van huis wegliepen, maar omdat ze nieuwsgierig waren naar de gevoelens en de vragen in die boeken, omdat die gevoelens hen (ergens) bekend voorkwamen. En is ook dat niet een functie van literatuur, van kunst in het algemeen? Dat zij woorden en beelden bieden voor wat ons bezighoudt? Dat de Lemniscaatboeken niet in de literatuurles werden behandeld en Bordewijk en consorten wel, is niet terug te voeren op de inhoud maar op de vorm die nogal rechtlijnig en oninteressant is. En daarmee komen we bij de vraag of adolescentenliteratuur (tienerboeken, jongerenromans, bakvisliteratuur) niet vooral een definitie is die stoelt op inhoudelijke gronden. | |
MarktsegmentIn het Lexicon van de kinder- en jeugdliteratuur schreef John Verhallen: ‘De adolescentenroman is te omschrijven als een overgangsvorm tussen jeugdliteratuur en literatuur voor volwassenen. In de regel zijn het ook boeken óver adolescenten | |
[pagina 334]
| |
waarin de problemen van het volwassen worden een belangrijk thema zijn.’Ga naar voetnoot3. In die definitie past Bordewijk net zo makkelijk als Diet Kramer, Simon Vestdijk, Anne Provoost, Jan Simoen en Carry Slee. De recente aandacht voor adolescentenliteratuur, cross-over-boeken, grensliteratuur lijkt dan ook eerder ingegeven door de noodzaak van uitgevers hun markt te definiëren en de economische mogelijkheden van de doelgroep uit te buiten. Die marketingstrategieën verklaren ook dat volwassenen (schrijvers, uitgevers, onderwijzenden, critici) zich zoveel drukker maken over de vraag wat adolescentenliteratuur is dan de 15- tot 20-jarigen zelf. Omdat het genre in de jaren vijftig nog geen naam had, sprong ik zonder enige scrupules van De kanonnen van Navarone (Alistair McLean) naar Op eigen wieken (Louisa M. Alcott) of De dame met het hondje (Tsjechov). Met de hiërarchie van de canon was ik nog niet vertrouwd, met criteria voor literaire schoonheid nog minder, ik was vooral nieuwsgierig naar wat door het lezen boven tafel kwam, helder werd en vaak weer nieuwe vragen opriep. Ik las om greep te krijgen op mijn leven (en ik was/ben daar zonder enige twijfel niet de enige in): Anagnorisis = herkenning in de zin van verschuiving van onwetendheid naar kennis. Om diezelfde reden lezen volwassenen tegenwoordig op grote schaal Aidan Chambers, Ted van Lieshout of Bart Moeyaert, omdat in de boeken van deze auteurs ook voor hen nog altijd veel te (her)kennen valt. Rechtvaardigt die anagnorisis het instellen van een aparte categorie of genre? In praktische zin, voor bibliotheken, boekverkopers en uitgevers misschien wel. In theoretische zin niet, omdat alle literatuur gebaseerd is op, gebruik maakt van herkenningsmogelijkheden. Elke discussie over literatuur, dus ook de literatuur voor adolescenten, zou in feite moeten gaan over hóe schrijvers in hun boeken (levens)vragen aanboren. Razend van Carry Slee en Bloedtij van Burgess zijn qua onderwerp wellicht net zo spannend en uitdagend als Niets is wat het lijkt van Aidan Chambers, Het geheim van Anna Enquist of De wildernis van David Almond. De Odysseia van Imme Dros wordt door jongeren net zo fanatiek gelezen als door volwassenen. En Kikker is verliefd heeft zowel jong geliefden als kleuters iets te zeggen. Wezenlijker dan de vraag of deze boeken al dan niet voor adolescenten bestemd/geschikt zijn is de manier waarop auteurs de opgeworpen vragen aan de orde stellen. Waar de een suggereert dat er kant en klare antwoorden zijn, boren anderen met hun taal, beelden, structuur of perspectief nieuwe gebieden aan. De ene vorm van literatuur is gesloten, de andere is open. En daarom noe- | |
[pagina 335]
| |
men we de ene vorm ‘lectuur’ (dat wat gelezen kan worden) en spreken we in het andere geval over ‘literaire kunst’ of ‘schone letteren’. En hoewel het geenszins zo is dat in boeken voor jongeren wezenlijk andere literaire middelen worden gehanteerd dan in literatuur voor volwassenen, zijn er toch veel docenten die jeugdboeken bannen van de literatuurlijst. Uit angst dat die boeken te onnozel of te makkelijk of te licht zouden zijn. Maar is Lieveling boterbloem van Margriet Heijmans minder gelaagd dan Dubbelliefde van Adriaan van Dis? Is Ilios van Imme Dros niet veel geraffineerder van vorm, taal en beeldspraak dan I.M. van Connie Palmen? Zou het niet beter zijn het onderscheid tussen doelgroepen en marktsegmenten over te laten aan de afdelingen marketing en communicatie van de diverse uitgeverijen. Dan kan de kritiek zich bezig houden met het onderscheiden van boeken die makkelijk te verorberen zijn: leesvoer of lectuur tegenover boeken die meer verwerkingstijd nodig hebben: literatuur. Literatuur is wezensvreemd aan doelgroepen en didactische principes. Zwart als inkt van Wim Hofman is zowel een sprookje dat je aan zesjarigen kunt voorlezen als een adolescentenroman over opkomen voor jezelf, loskomen van je ouders, eigen keuzes maken en als een volwassene in het leven staan. Als het om literatuur gaat, is er maar één ding echt relevant, namelijk dat het verrast op een manier die past bij die specifieke vorm van kunst. Literatuur presenteert het bekende op steeds andere en nieuwe manieren. Alle literatuur, sterker, elke vorm van kunst, handelt over een beperkt aantal thema's, het is de schrijver die met dat thema iets (bijzonders) doet en de lezer die bepaalt wat hem of haar het meest boeit: de thematiek of de manier waarop die gepresenteerd is. Aan bemiddelaarsGa naar voetnoot4. de taak de lezers in te wijden in, mee te voeren naar of te verleiden tot een vorm van lezen die ze uit zichzelf misschien niet direct zouden hanteren. Het is de lezer die beslist of hij die uitnodiging aan zal nemen. |
|