Poëzie is overal
Over de vertaling van Préverts gedichten
Bregje Boonstra
In De Groene Amsterdammer van 23 februari 2000 schreef Bregje Boonstra een inspirerend stuk over de vertaling door Wim Hofman van de gedichten van Jacques Prévert. Zoveel liefde voor Voor jou mijn lief én voor de poëzie mag in Literatuur zonder leeftijd niet ontbreken.
De kaft krult om, de bladzijden worden aan de randen bruin en ruiken naar oud boek: Paroles van Jacques Prévert, uitgegeven als Livre de Poche. Zo tussen mijn zestiende en twintigste was het mijn lijfboek.
Elle trouve ca tout naturel la mère
Et le père qu'est-ce qu'il fait le père?
Wie de schrijver was, interesseerde me totaal niet. De poëzie bood alles wat ik nodig had: hartstocht en jaloezie, bespotting van macht en gezag, afschuw over de oorlog. En dat in een taal die ik ongeveer kon volgen, samengebald in heldere kleine zinnen, niet helemaal vrij van een zekere pathetiek die toen zeker aan mij besteed was.
Jacques Prévert (1900-1977) moet in die jaren zestig al een beroemdheid zijn geweest. Als een spin zat hij in een kunstenaarsweb, was bevriend met Picasso, Chagall en Miro, met André Breton en Raymond Queneau, met Yves Montand, Simone Signoret en Jean Gabin. Op allerlei manieren heeft hij het Franse culturele klimaat in de decennia voor en na de Tweede Wereldoorlog mede bepaald. Daarbij hield hij zich vooral bezig met de kunst die zich met een kleine k laat schrijven en dus voor meer mensen toegankelijk is dan alleen die uit een geïnteresseerde bovenlaag. Prévert leverde materiaal voor het actietoneel dat werd gespeeld op het marktplein en bij de poorten van de fabriek. Hij schreef chansonteksten, waarvan sommige wereldfaam verwierven: ‘Les feuilles mortes’, ‘Rapelle toi Barbara, il pleuvait sans cesse sur Brest’. Voor zeker tien films maakte hij het script, waaronder dat voor Marcel Carnés Les enfants du paradis (1943), nog altijd één van de grootste uit Frankrijks filmgeschiedenis, de dialogen