van travestie is ongeschikt voor denkende (kleine en grote) vrouwmensen, die bijvoorbeeld ook in die jaren vijftig en zestig maar al te vaak een ander leven wilden inrichten (of zich schiepen) en heel andere zelfbelevingen, gevoelens en ervaringen hadden dan de etiketten, verwachtingen, beperkingen, vastgelegd in boeken van geleerde mannen.
Je kunt als vrouw een mannenpak aantrekken, niemand denkt dat je het overdreven beeld van een man vertegenwoordigt. Maar er zijn andere middelen om je blikveld van onderaf, ondergronds dus zo ongeveer, te cultiveren. Er zijn, in het soort ‘kinderboeken’ die mij aanspreken, die ik ook probeer te schrijven, en waarmee ik lezers vind die daar iets van begrijpen, vele voorbeelden te noemen waarbij hiërarchieën worden omgekeerd, gesloopt zelfs en tegenstellingen volop subversief van een dubbele draai worden voorzien. Ik heb mijn stijl gevonden waarin ik die dubbelheden een plaats geef, mijn even bruikbaar, maar anders vormgegeven ‘stilistisch wapen om zich staande te houden in een leven dat door dubbelzinnigheden werd geterroriseerd’, zoals u dat over de homo's van destijds formuleert, maar wat evenzeer kan gelden voor (beginnende) nadenkende vrouwmensen. U schiet daarom, denk ik, tekort, in uw zeer mangerichte verhaal, als u tegenover die ervaringen van homoseksuelen alleen maar - en in een later stadium - ‘de gemiddelde heteroseksueel’ plaatst (vallen de biseksuelen trouwens weer tussen wal en schip?).
U stelt dan dat de kunst die uit de homoseksuele wereld is voortgekomen, in zekere zin de ware moderne kunst is geworden. In elk geval merken we dat het een heersende, op de voorgrond getreden, visie en uitwerking is.
Vervolgens maakt u een mijns inziens vreemde draai. Tot hiertoe had u het over wie kunst maakt, genereert, er op een zeker niveau over nadenkt. Maar dan, overstappend op het te brede, maar wel uw betoog die richting gevende, begrip ‘kinderliteratuur’ haakt u niet in op de vele publicaties, van Struwwelpeter tot nu, waarin dubbelzinnige uitgangspunten en uitwerkingen tot interessante analogieën kunnen leiden. Anderzijds gaat u zich ook niet afvragen of er veel volwassen lezers bestaan, misschien wel vrouwen, die van Reves vertellingen alleen maar zullen denken dat het flauwe kak- en drolverhaaltjes zijn zonder dat ze die ‘het verstand te boven gaande’ dubbelheden oppikken. Wel gaat u zich nu opeens (voorbijgaande aan alles wat studies hebben voortgebracht en dat kan aansluiten op uw eerdere hypothesen) ernstig afvragen of kinderen het allemaal wel genoeg begrijpen. En omdat u denkt dat ze die dubbelheden niet begrijpen, is kinderliteratuur iets heel anders dan literatuur. Weg literaire discussie. U wordt opeens een neerbuigend soort pedagoog van het nog-niet. Och, u bent niet de eerste die me in de steek laat. Kijkt u maar eens in de bibliotheek