‘Literair? Is dat een Nederlands woord? Wat betekent dat dan?’
‘Tja, dat vraag ik mij eigenlijk ook af, nou je het zegt. Het is ook een vreemd woord. Beetje deftig, beetje duur. Het doet mij denken aan twee mannen die elkaar op de schouder slaan en zeggen: ‘Zo, kairel, hoe gaet het ermee!’
‘Oh. Maar hoe schrijf jij dan?’
‘Met de computer.’
‘Nee, ik bedoel...als jij niet literair schrijft, hoe schrijf je dan?’
Ik haal mijn schouders op. ‘Ik schrijf gewoon wat ik leuk vind. Ik schrijf niet literair, ik schrijf literaar, denk ik.’
‘En vinden ze dat niet leuk?’
‘Wie?’
Nike krabt onder zijn cap. ‘Nou, die mensen van de Griffel. Houden die niet van literaar?’
‘Wat is het allerstomste boek dat je geschreven hebt?’ De vinger en de vraag komen van een knulletje van hooguit acht met fantastisch koperkleurig haar en een massa sproeten.
De kinderen lachen. Ik ook. ‘Ik vind geen van mijn boeken stom, dus daarom heb ik ook geen boek dat het allerstomst is. Maar als ik er wel een had, zou ik het toch niet zeggen, want dan zou ik mij een verrader voelen van mijn boek. Je eigen kinderen verraad je toch ook niet.’
Nike schuift onrustig heen en weer op zijn stoel. Hij is nog niet tevreden.
‘Houden de Griffelmensen niet van die literare boeken die jij schrijft?’
‘Weet ik niet. Ik ken die Griffelmensen helemaal niet.’
‘Hoe kom jij nou aan die verhalen?’ vraagt een meisje met een spice-girl-shirt giechelend.
‘Die koop ik bij een heel oud vrouwtje dat in Groningen een winkeltje vol verhalen heeft.’
Verbluft kijkt ze mij aan.
‘Echt waar?’
‘Nee hoor, ik lieg. Maar schrijvers liegen vaak een beetje. Een verhaal schrijven is een soort van liegen.’
Nike is gaan staan. Een vasthoudend typje is hij.
‘Vind je het dan niet erg dat ze jouw boeken niet mooi vinden?’
‘Nee, hoor. Je kunt het nu eenmaal niet iedereen naar de zin maken. Ik wil alleen maar een boek schrijven dat ik zelf leuk vind en waar hopelijk