had. Zo creëerde ik steeds opnieuw mogelijkheden om dingen uit mijn eigen leven te gebruiken. Dat kan je zien als een vorm van rijping, maar eerder in de vorm van een proces dan een breuk of een bevrijding. Ik probeer nu rechtstreekser te schrijven, zonder kronkels, eenvoudiger.’
‘Dan is er natuurlijk ook de noodzaak om de sensatie van de eerste keer te behouden. Ik wil verrast blijven worden door mijn eigen schrijven. En dat lukt alleen als ik mijn materiaal steeds op andere manieren orden, niet volgens een vast plan, maar zoals het zich aan je voordoet. De compositie van Rec-Play moest gewoon zo zijn als hij geworden is, anders had ik het niet kunnen schrijven. Een liefdegeschiedenis beschreven vanuit vandaag naar toen en vanuit toen naar morgen. Ook het onderzoek naar de dood van de broer loopt van achteren naar voren, van vroeger naar nu. Elke scène die ik schreef, leverde nieuwe vragen op. Wat doet die figuur daar, wat kan hij weten etcetera. Zo kon het gebeuren dat Teye mee begint te praten in zijn eigen dagboek. De reconstructie is inherent aan de zoektocht van het verhaal. De vorm voorkomt sentimentaliteit. Het terugkijken werkt als een filter. Recensenten plaatsen het boek steeds naast Gebr. van Ted van Lieshout, maar eigenlijk is dat onzin. Er zijn zoveel mensen met een overleden broer. En het idee om daar iets mee te doen speelt al zo lang. De lezer kan misschien enige overeenkomst ervaren, maar bij het schrijven speelde dat geen enkele rol. Ik schrijf wat ik te zeggen heb, over wat mij raakt. Het is een ervaring die we toevallig delen.’
Je hebt inmiddels een tamelijk omvangrijk en veelzijdig oeuvre van dikke en dunne boeken voor kinderen van alle leeftijden, je schreef gedichten, verhalen, prentenboeken, romans, leesboekjes voor op school. Zijn er nog wel uitdagingen op het schrijversvlak?
‘Die afwisseling is pure noodzaak voor mij. Als ik anderhalf jaar aan een dik en lang boek heb zitten schrijven, wil ik wel eens iets korters. Zo zou ik ook wel eens een goede thriller willen schrijven. En nog meer Jubelientjes. Daar kan ik een kinderlijk plezier in hebben. Als figuur heeft ze inmiddels een aardige bekendheid gekregen, maar dat ik de schrijver ervan ben, weet bijna niemand. Zolang ze me nog inspireert, wil ik ermee doorgaan. En dan liggen er nog plannen voor een prentenboek, een boek voor tieners en iets voor achtjarigen. Hoe en wat het volgende zal worden, wordt pas duidelijk als ik echt aan het werk ben. Ik ben iemand die alle dagen moet schrijven. Gedisciplineerd achter het bureau zitten. Dat vind ik heerlijk om te doen, meestal. Tegelijkertijd is het lijden. Altijd die onzekerheid over wat je kan of wilt.’
Hans Hagen, Rec-Play. Amsterdam, Van Goor, 1999.