Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 13
(1999)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 193]
| |
‘Wat men ook leest, het dient altijd tot iets’
| |
[pagina 194]
| |
veel minder van Madame Milligan en de hele Engelse episode. Vrijwel iedereen die ik ernaar vroeg had dezelfde incomplete, vervormde herinnering.’ Het kan natuurlijk zijn dat die collectief vervormde herinnering veroorzaakt is door de sterk ingekorte bewerkingen die tot nu toe in Nederland voornamelijk voorhanden waren. Willemsen is dat helaas niet nagegaan. Toch lijkt dat niet het geval te zijn: in de bewerkingen die ik vluchtig heb bekeken, bijvoorbeeld die van Bloemink-Lugteren en Bloemink, zijn althans geen episodes weggelaten; de vertelling is alleen over de hele linie ingedikt.Ga naar voetnoot1. | |
Bedachtzaam en sentimenteelSans famille van Hector Malot (1830-1907) was meteen bij verschijnen, in 1878, al een groot succes. Eind 1879 verscheen reeds de zeventiende druk. Vertalingen in onder andere het Engels, Russisch en Japans volgden snel. Ook Nederland was er snel bij: in 1880 verscheen een vertaling van Gerard Keller, onder de titel waarmee het boek bij ons een klassieker werd: Alleen op de wereld. Het boek is sindsdien continu in druk geweest, zij het altijd in verkorte vorm. Met de vertaling van Willemsen is eindelijk een integrale versie beschikbaar. Met de blik van de volwassene valt op hoezeer Malots stijl een mengeling is van bedachtzaamheid en introspectie enerzijds (het is een verhaal van de oudere, wijzer geworden Rémi over zijn leven) én sentimentele, aangrijpende taal anderzijds. Voor de volwassene vergoeilijkt het eerste het tweede, voor de jeugdige lezer is dit precies andersom. Het begin is natuurlijk een voorbeeld van die aangrijpendheid: ‘Ik ben een vondeling.’ Dat hakt er meteen goed in. Deze vier woorden roepen direct een wereld van zieligheid op. Maar meteen erna krijg je al een glimp te zien van die oudere, wijzere Rémi: ‘Maar tot mijn achtste jaar heb ik gedacht dat ik, net als alle andere kinderen, een moeder had, want wanneer ik huilde was er altijd een vrouw die mij zo teder tegen zich aan drukte en in haar armen wiegde, dat mijn tranen ophielden te stromen.’ De eerste zin is een kreet van een kind, de tweede een overweging en uitleg van een volwassene die terugkijkt op zijn jeugd. Alleen op de wereld is een constante afwisseling tussen deze twee niveaus. Het is beslist niet zo dat Malot louter en alleen het gemoed bespeelt. Wel is het zo dat Malots stijl pas in de integrale vertaling van Willemsen recht wordt gedaan. In de verkorte versies zijn het met name de reflectieve passages die het eerst sneuvelen. | |
[pagina 195]
| |
Een goed voorbeeld van zo'n weglating is het hoofdstuk waarin Rémi op de boot bij Arthur en Madame Milligan is, zijn familie, al weet hij dat dan nog niet. Rémi beschrijft hierin onder andere hoe gelukkig hij is. In de vertaling van Willemsen: ‘Dit was een wel heel mooi en gelukkig leven voor een kind dat, zoals ik, het stulpje van moeder Barberin had verlaten alleen om signor Vitalis te volgen op zijn omzwervingen langs Gods wegen. Bleumink-Lugteren en Bleumink maken hier een slap, kinderachtig aftreksel van: ‘Natuurlijk moest ik ook vaak aan moeder Barberin denken, als ik zag, hoe lief mevrouw Milligan voor Arthur was. Zou ik haar nog wel eens weerzien? | |
[pagina 196]
| |
En mijn eigen moeder? O, wat moest dat een geluk zijn, een eigen moeder en een eigen thuis te hebben, net als Arthur! Ik was maar een vondeling! En spoedig zou ik weer met Vitalis het moeizame zwerversleven moeten beginnen. Zeker, mijn meester hield heel veel van mij, net zo goed als Arthur en zijn moeder, maar door het prettige en onbezorgde leven, dat ik genoot, zag ik er steeds meer tegen op in weer en wind langs onbegaanbare wegen te trekken, op straten en pleinen het publiek te vermaken voor weinig geld en armoede te lijden.’ (blz. 67/68)Deze ‘vertalers’ verminken de kern van het verhaal - de zoektocht naar identiteit en antwoord op existentiële vragen als ‘wie ben ik’ en ‘waar kom ik vandaan’ - en vervlakken Rémi's gedachten. Waar Malot zijn hoofdpersoon nadrukkelijk laat zeggen dat het hem vooral om het geestelijke geluk gaat, benadrukken zij juist de kloof tussen het luxe leventje bij de Milligans en het harde zwerversbestaan. In zijn nawoord vraagt vertaler Willemsen zich af hoe één boek zo wereldwijd bekend kan zijn, terwijl de rest van Malots werk (zo'n zestig romans) nu totaal vergeten zijn. Het eerste deel van de vraag beantwoordt hij overigens bevredigender dan het tweede.Ga naar voetnoot2. Willemsen stelt - en zijn antwoord klinkt bekend in de oren - dat het boek klassiek kon worden, omdat het zowel kinderen als volwassenen aanspreekt. Kinderen vinden er zieligheid en avontuur in, plus een heerlijk, wensvervullend happy end. Bovendien, en dat noemt Willemsen niet, beantwoordt het boek aan de geheime gedachte van ieder kind dat zijn ouders niet zijn echte ouders zijn en dat hij eigenlijk het kind van rijke mensen is. Volwassenen lezen het boek op een ander niveau. Willemsen noemt Alleen op de wereld een queeste, initiatieroman, picareske roman en familieroman ineen. Vanuit zijn beschutte leventje bij moeder Barbarin trekt Rémi de | |
[pagina 197]
| |
wijde wereld in, een leven vol ontberingen en wijze lessen, om er uiteindelijk gelouterd uit te voorschijn te komen. Als Rémi op pad gaat, is hij ook nog niet ‘af’, nog niet ontwikkeld. Vitalis is zijn leermeester, niet alleen op het terrein van schoolse kennis - Rémi leert van hem lezen en schrijven en musiceren - maar ook van levenswijsheid. Hij leert Rémi eerbied voor het leven en de mens, ontzag voor de natuur, rechtvaardig leiderschap. Het zijn met name deze laatste lessen waaraan Rémi wat heeft als hij, eerst alleen en later samen met Mattia, rondtrekt. Aan het einde tenslotte komt hij letterlijk en figuurlijk thuis. | |
Verlichtingsromanticus‘Malot is noch romantisch noch dogmatisch’, schrijft Willemsen in zijn nawoord. Dat eerste waag ik te betwijfelen. Al is het natuurlijk een kwestie van definitie, maar voor hedendaagse lezers is de negentiende-eeuwse auteur weldegelijk romantisch. Al betreft het hier dan wellicht een Verlichtingsromanticus. Zoals zoveel van zijn tijdgenoten gelooft Malot heilig in het nut van onderwijs en ontwikkeling. Wie meer weet, is een beter mens, of op zijn minst een gelukkiger mens. Wanneer Vitalis hem uitlegt wat boeken zijn en wat lezen, denkt Rémi: ‘Ik was opgegroeid als een kleine wilde, zonder een enkel idee van de beschaafde wereld. Deze woorden van Vitalis waren voor mij een soort openbaring, aanvankelijk verward, maar gaandeweg helderder.’ (blz. 61) In de enkele passages die Malot aan lezen wijdt, klinkt dit absolute geloof in de macht en kracht van het woord ook door. Als Rémi bij de kweker Acquin verblijft, kan hij 's avonds boeken lezen. Vader Acquin heeft zelfs een kleine boekenkast en neemt ook wel eens boeken voor hem mee uit Parijs: ‘De keuze daarvan werd bepaald door het toeval of door een veelbelovende titel; maar hoe dan ook, het waren boeken, en zo ze in die tijd de chaos in mijn toch al stuurloze geest vergrootten, dan kwam dat later wel weer in orde en alleen het goede in die boeken is uiteindelijk gebleven; want wat men ook leest, het dient altijd tot iets.’ (blz. 216) En als Rémi in de mijnenstreek bivakkeert, ontmoet hij de ‘professor’ die hem voorhoudt: ‘Een mens leeft niet alleen van zijn handen maar ook van zijn hoofd. Op jouw leeftijd was ik ook nieuwsgierig; mijn leven speelde zich af in de mijn, ik wilde begrijpen wat ik elke dag om me heen zag; ik heb de ingenieurs mij dingen | |
[pagina 198]
| |
laten uitleggen, wanneer ze zo goed waren me te antwoorden, en ik heb gelezen. Na mijn ongeluk had ik de tijd aan mezelf, ik heb die benut om te leren. Wanneer men ogen heeft om te zien en wanneer men ziet door de bril die de boeken je opzetten, dan zie je uiteindelijk een heleboel.’ (blz. 275) Twee decennia voor Alleen op de wereld verscheen Darwins boek On the Origin of Species by Means of Natural Selection (1856), maar bij Malot is daar nog weinig van terug te vinden. Ook in die zin is hij een romanticus, een man van voor het positivisme. Dat wordt duidelijk als men Rémi's omgang met en waardering voor respectievelijk de hond Capi en het aapje Joli-Coeur vergelijkt. Capi is slim, bijna menselijk. Hij voelt precies aan wat er in Rémi of Vitalis omgaat: ‘(...) want het was een heel intelligente hond, die alles begreep en altijd wist hoe zich begrepen te maken. Ik heb vaak horen zeggen dat hem alleen de gave van het woord ontbrak. Maar zo heb ik het nooit gevoeld. In zijn staartje alleen al zat meer geest en meer welsprekendheid dan in de taal of in de ogen van heel wat mensen.’ (blz. 49) Hij kan klok kijken, rekenen, letters lezen, ja, leert zelfs bijna sneller lezen dan Rémi. Joli-Coeur daarentegen wordt voorgesteld als een wispelturig beestje, een dier dat puur vanuit zijn eigen grillen reageert. Waar Capi zich als een echte vriend gedraagt, is Joli-Coeur een grappenmaker en sardonische pestkop. Nadat Rémi nieuwe kleren heeft gekregen, knikt de hond tevreden en geeft hem een poot. De aap daarentegen gaat recht voor de jongen staan en imiteert heel overdreven zijn gebaren en slaakt allerlei gekke, spottende kreetjes. Rémi schrijft hierover: ‘Ik heb wel eens gehoord dat het onder wetenschapsmensen een veelbesproken kwestie is of apen kunnen lachen. Ik denk dat degenen die zich die vraag hebben gesteld echte kamergeleerden zijn, die nooit de moeite hebben genomen apen te bestuderen. Wat mij betreft, ik heb lange tijd in de nabijheid verkeerd van Joli-Coeur, en ik kan u verzekeren dat hij wel degelijk lachte, en vaak zelfs op een manier die ik verafschuwde. Natuurlijk, zijn lach was niet precies als de lach van een mens. Maar hoe het zij, wanneer een of ander gevoel of gebeuren zijn vrolijkheid opwekte, dan zag men hoe zijn mondhoeken naar achteren trokken, hoe zijn oogleden rimpelden en zijn kaken snel op en neer bewogen, terwijl zijn zwarte oogjes vurig werden als gloeiende kolen waarop men blaast.’ (blz. 51) | |
[pagina 199]
| |
Bij Malot staat de hond dichter bij de mens dan de aap, en daardoor hoger. Zo zegt Vitalis, in wat welhaast een impliciete repliek op Darwin lijkt: ‘Kijk naar mijn honden en vergelijk ze eens met Joli-Coeur. Joli-Coeur is misschien wat levendiger en intelligenter, maar hij is eigengereid. Hij neemt makkelijk op wat hem wordt geleerd, maar hij is het zo weer vergeten. Hij lijkt trouwens nooit met plezier te doen wat van hem wordt verlangd; hij is opstandig, hij werkt altijd tegen. Dat heeft te maken met zijn aard, en daarom word ik nooit boos op hem: de aap heeft geen plichtsbesef, zoals de hond, en daarom staat hij veel lager dan de hond.’ (blz. 54) En tenslotte is Malot een romanticus in de zin dat hij gelooft in de vaste orde der dingen en in een ware bestemming voor ieder mens. Bij herhaling wordt er in Alleen op de wereld op gewezen dat Rémi geen arbeiderskind is, onder verwijzing naar zijn edele gelaatstrekken, zijn fijne bouw en zijn intelligentie. Natuurlijk is Malot in deze een kind van zijn tijd, van het ouderwetse klassedenken. Maar dat oordeel is geveld door de oppervlakkige lezer.Ga naar voetnoot3. Het denken in onderscheiden klassen is uiteindelijk een metaforische verwijzing naar het geloof dat ieder mens zijn eigen lot moet volgen. Pas als Rémi zijn oorsprong - en dus zijn eindbestemming - gevonden heeft, kan hij gelukkig zijn. | |
MagieWillemsen sluit zijn nawoord af met een citaat van Francois Mauriac over Sans famille: ‘Opnieuw verdiep ik me in dit magische verhaal dat ik zestig jaar geleden heb gelezen en herlezen zonder dat ik er ooit moe van werd. Wanneer ik vandaag Sans famille weer lees, is het of ik een huis betreed waarin ik jaren heb gewoond; ik open de blinden en ga van vertrek naar vertrek, van hoofdstuk naar hoofdstuk, de ogen halfgesloten: ik herken de kamers aan hun geur. De magie werkt weer, verzwakt door de jaren, maar versterkt door het wonder dat ze nog steeds voelbaar is.’Ga naar voetnoot4. | |
[pagina 200]
| |
Daaruit moge blijken dat herlezing van dierbare jeugdboeken niet altijd slecht hoeft af te lopen. Wel moet men zich ervan bewust zijn dat het een soort vuurproef is: het kan gebeuren dat de volwassen lezer het boek van zijn voetstuk stoot. Dan was het kennelijk een slecht boek. Wat niet wil zeggen dat de herinnering slecht is. Of het kind dat ooit genoot van dit boek dom. Het herlezen van lievelingsboeken zou zelfs, met name voor beroepslezers, een goede exercitie zijn. Wie tussen de regels leert lezen, kan weer ophalen hoe hij als kind las. Overigens ben ik van mening dat niemand bang hoeft te zijn Alleen op de wereld te herlezen.
Hector Malot, Alleen op de wereld. Vertaald uit het Frans door August Willemsen. Amsterdam, Archipel, 1999. (Oorspronkelijke uitgave: Sans Famille, 1878) |
|