Destiny
Edward van de Vendel
De eerste poëzie die mij beïnvloedde,
kon het niet alleen af, bibberend, in dunne letters op een witte bladzij. Er moest een melodie bij. En een glittergitaar. En plateauzolen. En Sven-Olof Walldoff als Napoleon voor een orkest. De eerste poëzie die mij beïnvloedde, kwam uit Zweden. Abba, 1974.
Waterloo.
Die titel alleen al: een in het Engels bezongen Nederlands aandoende plaatsnaam uit België - een woord verdicht tot een drielandenpunt.
En dan de aanhef van het lied: ‘My my!’. Ondersteund door twee vette accenten in het arrangement zet die meteen de toon: hier gaat het over overrompeling. De drempel van de tekst is even verrassend en plotseling als de val waar Agnetha, Frida, Björn en Benny over zingen. ‘My my!’: kom binnen en ga zitten, stil en luister wat ik zeg.
De song vervolgt met zinnen die minder krachtig zijn, maar allemaal samen roepen ze wel het beeld op van het heerlijke verlies dat elke nieuwe liefde biedt: de nederlaag die iedereen wil lijden. ‘I feel that I win when I lose’.
Aan het eind van het lied mondt dat uit in een conclusie, en die wordt verwoord in een zin die ik bij me draag, die me soms te binnen schiet, niet vanwege zijn wijsheid, want die is niet groot, maar wel vanwege de ongelooflijk fraaie verdraaiing van een dooddoener, waarmee een sterk beeld ontstaat: ‘The history book on the shelf is always repeating itself’. Een zichzelf repeterend geschiedenisboek, het Droste-effect van de tijd, waardoor elke overwinning, elk verlies, elke gebeurtenis, elk lied, elk gedicht, de genen in zich draagt van vorige en volgende gedichten, liedjes, gebeurtenissen, verliezen en overwinningen.
Ik schrijf nu zelf gedichten. Gedichten die het alleen moeten zien te redden, zonder muziek en zonder saxofoons. Maar als het even kan wel met een titel als een drielandenpunt, een eerste zin als sterke drempel en een inzicht aan het eind, gevangen in een nieuw en helder beeld. Helemaal lukt dat nooit, maar soms verlies ik heerlijk.