Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 13
(1999)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 120]
| |
Een kleurrijk leven zwart op wit
| |
[pagina 121]
| |
boeken een eventuele biograaf van enig nut moeten zijn, heb ik Ogen in je achterhoofd vanuit dat perspectief gelezen. | |
Rol als coach en recensentMet recht heeft het Letterkundig Museum ervoor gekozen een tentoonstelling en een boek te wijden aan Miep Diekmann. Samen met Annie M.G. Schmidt heeft zij een belangrijk stempel gedrukt op de naoorlogse jeugdliteratuur. Niet alleen als auteur van jeugdboeken voor verschillende leeftijden, maar ook als coach van andere auteurs, als recensente en als een gedreven voorvechtster voor een betere positie van de jeugdliteratuur in het literaire veld. Aan al die aspecten van haar werk is in Ogen in je achterhoofd aandacht besteed, in tekst en in beeld. In tegenstelling tot in Altijd acht gebleven en Babs' bootje krijgt een stuurmanGa naar voetnoot3 zijn foto's, boekomslagen en ander archiefmateriaal in zwart-wit afgedrukt. De foto's geven een beeld van de actieve rol die Diekmann in de jeugdliteratuur heeft gespeeld. Wie de langere beschouwingen van haar werk zou overslaan, krijgt aan de hand van de foto's en de bijschriften toch een eerste indruk van Diekmanns inspanningen om de jeugdliteratuur onder de aandacht van velen te brengen. Vooral haar inzet voor de Antillen en Tsjecho-Slowakije wordt zichtbaar. Voor verdieping van die eerste indruk is men op de zeven teksten aangewezen. De beschouwingen belichten de verschillende aspecten van Diekmanns carrière. Analyses van haar primaire werk, haar recensiepraktijk en haar ijveren voor meer erkenning voor de jeugdliteratuur worden afgewisseld met drie interviews met mensen die het coachen van auteurs door Diekmann aan den lijve hebben ondervonden of van dichtbij hebben meegemaakt: Sonia Garmers, Liesbeth ten Houten en Andreas Sinakowski. Deze interviews in de vorm van een lange monoloog getuigen telkens opnieuw van de grote betrokkenheid van Diekmann bij de mensen die zij begeleidde. Die bevlogenheid leidde soms tot conflicten, maar alle drie erkennen ze dat de mening van Miep Diekmann over goed schrijverschap voor hen altijd een belangrijk ijkpunt is geweest. Hoewel de interviews aardig zijn om te lezen, was het boek mijns inziens completer geworden, wanneer één van de interviews vervangen was door een meer beschouwende bijdrage over de wijze waarop ze auteurs heeft begeleid en opgeleid en wat dat heeft betekend voor de jeugdliteratuur in die landen. Een | |
[pagina 122]
| |
andere mogelijkheid was
het inkorten van alle interviews geweest, zodat er ruimte was gekomen voor reflectie op Diekmanns rol als coach. Nu wordt haar betekenis op het terrein van de internationale jeugdliteratuur slechts kort besproken door Peter van den Hoven. Hij doet dat overigens helder, zodat je je als lezer toch enigszins een beeld kunt vormen van haar internationale betekenis. Maar het gaat noodzakelijkerwijs - gezien de beperkte ruimte die er is voor de beschouwingen - ten koste van het uitdiepen van andere aspecten van haar inzet voor de jeugdliteratuur. Daarvan lijkt Van den Hoven zich zelf ook bewust, getuige zijn opmerking aan het slot dat er voor een toekomstig biograaf volop interessant materiaal ligt. Hij lijkt daarmee te willen aangeven dat de grote lijnen van haar inzet voor de emancipatie van de jeugdliteratuur weliswaar zijn geschetst, maar dat een schat aan informatie is blijven liggen.Ga naar voetnoot4 Net zo uitgesproken als Diekmann was in haar begeleiding van auteurs, was zij in haar oordeel over kinderboeken. Die mening, jarenlang verwoord in de Haagsche Courant, staat centraal in de bijdrage van Selma Niewold. Helaas overheerst de chronologische beschrijving van haar recensiepraktijk de analyse van de recensies zelf. Niewold stelt vast dat Diekmann in haar boekbesprekingen zowel de maatschappelijke bewustwording van haar lezers als de literaire vorm van het jeugdboek belangrijk vond. Ze geeft echter maar een enkel voorbeeld van een recensie waarin dan vooral het belang van de literaire vorm onderstreept wordt, zoals in Diekmanns kritiek op het serieboek. Haar bezwaar tegen dit type boek richt zich op het gebrek aan originaliteit en ‘een logische en | |
[pagina 123]
| |
compositorisch verantwoorde climax’. Met uitzondering van de passage waarin Diekmann haar afkeer van meisjesboeken verwoordt, wordt nergens iets zichtbaar van een streven naar maatschappelijke bewustwording van de jeugd, waardoor je als lezer blijft zitten met de vraag hoe Diekmann dat maatschappelijk engagement in haar recensies verwoordde. | |
Gecanoniseerde boekenBehalve voorvechtster voor een betere positie van de jeugdliteratuur in het literaire veld, is Diekmann natuurlijk vooral ook auteur van jeugdboeken. Zij is een uitermate veelzijdig auteur. Dat wordt nog eens onderstreept in het overzicht dat Anne de Vries van haar werk geeft. Het is geen totaaloverzicht. In zijn bespreking heeft hij een keuze gemaakt uit het omvangrijke oeuvre van Miep Diekmann. Gelet op de ondertitel - ‘De betekenis van Miep Diekmann voor de jeugdliteratuur’ - heeft De Vries een verantwoorde selectie gemaakt. Hij bespreekt boeken die laten zien waar haar belang voor de jeugdliteratuur ligt. Een toekomstig biograaf zal zich niet tot deze boeken kunnen beperken, maar ook aandacht moeten besteden aan het werk dat De Vries niet of nauwelijks aan de orde stelt. Zo wijdt hij slechts in algemene zin enkele woorden aan haar debuut. Diekmann schreef aanvankelijk meisjesboeken die pasten in de traditie van het genre. Onderscheiden heeft zij zich vooral op het punt van het realistische verhaal voor jongeren. Haar doorbraak wordt dan ook gesitueerd in 1956, het jaar waarin De boten van Brakkeput verscheen. Aan de hand van Marijn bij de Lorredraaiers en De dagen van Olim laat De Vries zien hoe Diekmann zichzelf en het genre van het realistische verhaal ontwikkelde. Maar natuurlijk heeft zij niet alleen op dit gebied haar sporen verdiend. Zij verkende ook andere genres. De voorbeelden die De Vries geeft, Ik heb geen naam, Krik en haar peuterpoëzie, maken duidelijk dat ook in deze boeken er altijd een relatie met de werkelijkheid was. Enkele van de boeken die De Vries bespreekt, komen terug in de bijdrage van Wim Rutgers over de Caraïbische boeken van Diekmann. De invloed van de Antilliaanse jaren op Diekmanns leven en schrijverschap is in vrijwel alle teksten in dit Schrijversprentenboek aanwezig. Het is een logisch gevolg van de betekenis die de Caraïben voor Diekmann hebben gehad. Zo wordt dit aspect van haar leven en werk op een natuurlijke wijze verweven met de andere facetten van haar carrière. De bijdrage van Rutgers die uitsluitend gewijd is aan de Antilliaanse boeken van Diekmann, wordt daardoor feitelijk overbodig. De extra informatie in zijn beschouwing had met weinig moeite eveneens in de andere bijdragen opgenomen kunnen worden. Waarmee niet gezegd is dat de analyse van Rut- | |
[pagina 124]
| |
gers oninteressant is. Over het geheel genomen geeft hij een duidelijk beeld van het Caraïbisch werk van Miep Diekmann.
Wie na de beschouwingen van haar inzet voor de jeugdliteratuur nog niet overtuigd was van de dadendrang van Miep Diekmann, kan achterin het Schrijversprentenboek terecht bij de biografische gegevens, het chronologisch overzicht van de eerste drukken van haar werk, een overzicht van de vertalingen van haar boeken en van vertalingen van andere auteurs door Diekmann en een bronnenapparaat. Uit deze zakelijke opsommingen blijkt eens te meer dat dit Schrijversprentenboek is gewijd aan een auteur die in de naoorlogse jeugdliteratuur niet over het hoofd gezien kan en mag worden en waaraan zeker een biografie gewijd zou mogen worden. Ogen in je achterhoofd vormt daartoe een bescheiden aanzet. De informatie die dit Schrijversprentenboek biedt, kan en moet in een biografie verdiept en verbreed worden. |
|