Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 13
(1999)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 89]
| |
Waarom deed ze dat?Op het jubileumfeest van Man-Vrouw-Maatschappij heeft de schrijver Guus Kuyer een waarderingstrofee gekregen, omdat hij in zijn boeken de vaste rolpatronen doorbreekt. Vooral Krassen in het tafelblad kreeg lof toegezwaaid. Terecht, want eigenlijk is dat het eerste Nederlandse kinderboek, dat over de onderdrukking van de vrouw gaat. Die krassen in het tafelblad zijn diepe, kaarsrechte strepen, daar met een mes keurig op een rij ingekerfd, en door die krassen is met een potlood een rondje getekend. Madelief ontdekt na de dood van haar oma, die ze nauwelijks heeft gekend, wat dat uitbeeldt: ‘Die krassen, dat zijn tralies. En dat gezicht, dat is oma zelf.’ Dat ze die primitieve voorstelling zo weet te verklaren, komt omdat ze gegrepen is door de tegenstrijdige verhalen, die ze in de eerste weken na oma's dood van de volwassenen om haar heen hoort. En het is tijdens een van die gesprekken, dat ze opeens schreeuwt: ‘Maar waarom. Dát vraag ik toch de hele tijd. Waarom? Eerst ging ze liever lezen in d'r tuinhuis. En toen, en toen... hoe kan dat nou? Toen ging ze poetsen, toen ging ze zuur kijken. Dát wil ik weten. Waarom deed ze dat?’ Maar ze geven weer geen antwoord: ze willen 't niet zeggen. Maar ze komt er wel achter hoor! Wacht maar! Maar de volwassenen kunnen geen antwoord geven, ze dachten dat die plotselinge verandering in oma betekende, dat ze eindelijk verstandig was geworden door boeken en dromen af te zweren en zich te wijden aan het poetsen van haar huis en het opvoeden van haar kinderen. Niemand begreep, dat ze haar strijd tegen het rolpatroon, dat haar omgeving en de hele maatschappij haar opdrong, had opgegeven en dat ze daardoor verbitterd werd. In bijna elk hoofdstukje geeft de schrijver Madelief een stukje in handen van de legpuzzel die het antwoord vormt, zodat ze tenslotte in die krassen oma in gevangenschap herkent. Guus Kuyer gaat wat mij betreft maar eenmaal ‘in de fout’, als hij de toch zo onafhankelijke moeder van Madelief laat zeggen: ‘Je moet weten wat je wilt. Oma wilde avonturen beleven. Maar ze wilde ook bij opa blijven. En ook kinderen hebben. Dat kan niet allemaal tegelijk. Je moet | |
[pagina 90]
| |
kiezen.’ Alsof de meeste vrouwen wat te kiezen hebben. Madeliefs oma zeker niet. Krassen in het tafelblad, zult u inmiddels begrepen hebben, is een in elk opzicht uitzonderlijk goed boek, dat alle kinderen (en ouders) zouden moeten lezen. Nu zijn er mensen die zeggen dat wat kinderen lezen geen invloed op hen heeft. Alleen al uit persoonlijke ervaring weet ik, dat dat niet waar is, Toen ik een jaar of tien was las ik Een jolig vijftal door Nanda. Hoofdpersoon in dat van rolpatronen aan elkaar hangende verhaal (Piet, de oudste broer leidt de zaak, Truus, de oudste zuster, doet het huishouden enzovoort) is ene Fried, ogenschijnlijk een oppervlakkige lachebek, die onder al haar grapjes maar één brandend verlangen heeft: onderwijzeres worden en zich geheel wijden aan arme en zieke kinderen. Nog staat me levendig voor ogen, hoe Fried vermomd als Zwarte Piet op Sinterklaasavond zielige stumperdjes, en een op sterven na dood jongetje, dat Keesje heet, met haar goede gaven én aanwezigheid gelukkig maakt. Ik werd zo meegesleept door de edele rol, die Fried speelde (ik moet toen al behoorlijk ‘ingepakt’ zijn, want ik had nog nooit gewenst bijvoorbeeld, een edele ridder te zijn), dat ik op slag en geheel voorbijziende aan het feit, dat ik niets met Fried gemeen had, óók onderwijzeres wou worden. Zo verzeilde ik, nauwelijks veertien, op de kweekschool (nu pedagogische academie), waar ik al gauw ontdekte dat dat een grote vergissing was. Maar van ‘verandering van studierichting’ was geen sprake, als je eenmaal ergens aan begonnen was moest je het afmaken en zo haalde ik dankzij Nanda/Fried de lager akte. Toch waren de jaren op die (meisjes)kweekschool niet helemaal verloren. We lazen er veel en vooral in het geheim: Vicky Baum en Pamela Wynne (een lang vergeten schrijfster van onzinnige, romantische, in onze ogen ‘gewaagde’ verhalen over jonge onschuldige meisjes en aantrekkelijke oudere mannen, met veel stippeltjes, zodat er wat te raden over bleef.) Want al waren we dan in opleiding voor een, overigens als typisch vrouwelijk beschouwd, beroep om ons eigen brood te kunnen verdienen, we geloofden heilig in het sprookje van de ontmoeting met de grote liefde, waarna we lang en gelukkig zouden leven. Er waren op die kweekschool veel boeken verboden (wat we wel geacht werden te lezen weet ik niet meer), in elk geval kreeg ik er De Opstandigen en Vrouwenkruistocht door Jo van Ammers-Küller in handen | |
[pagina 91]
| |
gespeeld. En daar vond ik mijn nieuwe heldin: Joyce, een schuw Nederlands meisje, dat in Londen in aanraking komt met de suffragettes en bij één van hun protestacties om het leven komt. Opeens ontdekte ik, dat ik een afvallige van het de-grote-liefde-geloof was geworden, dat ik ‘aan de andere kant’ stond en vurig hoopte, dat het de aantrekkelijke, mannelijke Tom niet zou lukken om Joyce over te halen voor hem de suffragettes in de steek te laten en dat Evelyn niet naar haar man (diezelfde Tom) en kind zou teruggaan, maar de vrouwenbeweging trouw zou blijven. Dat uit al die boeken, die ik in mijn kweekschooljaren heb gelezen, juist die tweeGa naar voetnoot1 een grote en blijvende invloed op me hebben gehad, was natuurlijk niet toevallig. Maar over invloed van boeken gesproken...
Het is daarom zo treurig, dat er nauwelijks kinderboeken zijn, waarin niet Ot altijd en overal voorop gaat en Sien, voor zover aanwezig, achter hem aanloopt. Goedbedoelde pogingen om ze te schrijven worden wel ondernomen, maar de auteurs blijken zelf nog zo zeer in het rollenpatroon vast te zitten, dat hun pogingen om het te doorbreken weinig geloofwaardig en geforceerd aandoen. Eén voorbeeld: Dolf Verroen is een schrijver die in erg aardige verhaaltjes over alledaagse gebeurtenissen probeert om jonge kinderen een beetje los te maken van al die vooroordelen over ras en sekse, die ze thuis, op school en op straat opdoen. In De kat in de gordijnen staat een verhaaltje over een vader, die met een vuile broek thuis komt. Prima; uit zoiets kan een kind leren, dat het net als ieder doodgewoon mens ook vader kan overkomen, dat hij een keertje in zijn broek poept. Maar wat dan? Ga je maar schoon maken, zegt moeder. Ik zal de boel wel wassen. Tja, zie je, daar is een vader blijkbaar toch te goed voor: om zijn eigen poepbroek te wassen. Dat is moeders werk. Ik vond het een onthullend staaltje.
Column van Wim Hora Adema in Opzij, 25-11-1978 |
|