In Memoriam
Wim Hora Adema (1914-1998)
Op 10 december 1998 overleed op 84-jarige leeftijd Wim Hora Adema, strijdbaar journaliste en feministe die jarenlang in de jeugdliteraire wereld een belangrijke en stimulerende rol speelde. Ze schreef zelf kinderboeken met als bekendste titels Rooie Freeke (1953) en De rode engel (1957). Ze stelde een reeks bloemlezingen samen, waaronder Meisjes blijven meisjes blijven meisjes (1967), Het beest met de achternaam (1968) en Spectrum verhalenboek voor de jeugd (1976). Vanaf 1950 tot enkele jaren voor haar dood schreef ze voor de meest uiteenlopende bladen kinderboekrecensies en in de jaren tachtig was ze een van de initiatiefneemsters tot het instellen van de Woutertje Pieterseprijs. Haar belangrijkste journalistieke werk deed ze voor Het Parool (van 1945 tot 1968) en voor het maandblad Opzij, dat ze in 1972 samen met Hedy d'Ancona oprichtte en waar ze tot 1986 werkzaam bleef. Van 1980 tot 1990 besprak ze Engelse literatuur voor het dagblad Trouw.
Het begin van Wims betrokkenheid bij het kinderboek ligt in haar redactionele werk voor Doe mee (‘Maak je vriendje abonnee!’), het kindertijdschrift dat het Algemeen Handelsblad voor de oorlog uitgaf. En na de oorlog zat ze in de redactie van het jeugdblad Ruim Baan. Toen ze bij Het Parool de opdracht kreeg voor een Vrouwenpagina - die spraakmakend zou worden - kwam daar als vanzelfsprekend een Kinderpagina achteraan. De hoofdredactie was namelijk van mening dat ‘kinderen bij vrouwen horen’. Vanaf 1949 verscheen Parool-junior, waar Annie Schmidt en Mies Bouhuijs debuteerden als schrijfster voor kinderen.
Het recenseren van kinderboeken bij Het Parool lag min of meer in het verlengde van deze activiteiten. Na haar vertrek schreef ze een aantal jaren grotere stukken voor De Haagse Post en aanschafadviezen voor Margriet. Met nauwgezetheid en strenge selectiecriteria koos ze van 1981 tot 1988 samen met Nettie Heimeriks jaarlijks voor Trouw de vijftig beste kinderboeken uit. Streng was ze vaak in haar kritiek en soms venijnig, zoals in een stuk over Pieter Grashoff in Margriet (1975). ‘Hoe zit dat met al die ouders, kijken die nooit eens de lectuur in die ze hun kinderen geven?’, vroeg ze zich hierin af en het werk van de schrijver werd krachtig in de verste hoek gezet: ‘Dat Pieter Grashoff zo'n boek in twaalf uren, verdeeld over vier dagen, elke dag drie uur nadat de school is uitgegaan, schrijft, geloof ik direct: zulke onzin kost alleen de tijd van het typen.’ Een stortvloed van ingezonden brieven volgde.