begonnen te borrelen. Vooral 's nachts. De herinneringen drongen zich op. Ik had er niets meer over te zeggen. Het ene brok na het andere. Die moest ik wel opschrijven, anders kon ik helemaal niet meer slapen. Een soort puinruimen werd het, de weg vrijmaken. Er was zoveel blijven liggen.’
‘Ik heb niets verzonnen, alles is echt gebeurd. Hoe ik met mijn vader en mijn stiefmoeder na de oorlog naar Zweden ben geweest, maar ook eerdere beelden van thuis, het spelen op straat, de moeilijkheden van mijn ouders en die oorlog waarvan je niets begreep maar die toch als een dreiging aanwezig was. Kennelijk moesten die dingen naar buiten komen. De tijd was er rijp voor. Al had ik aanvankelijk helemaal niet de bedoeling dat soort persoonlijke ervaringen te publiceren. Het waren meer speurtochten naar dat wat altijd toegedekt was gebleven.’
Rita Verschuur kiest haar woorden met zorg als ze het autobiografische karakter van Hoe moet dat nu met die papillotten?, Mijn hersens draaien rondjes, Vreemd land en Hoofdbagage nader belicht. ‘Toen de eerste stukjes op papier stonden dacht ik nog: leuk voor mijn kinderen later. Maar toen mijn uitgeefster, Henny Bodenkamp, een keer op bezoek kwam en ik haar vertelde dat ik eigenlijk niets had, omdat ik bezig was met het opschrijven van jeugdherinneringen, zag die er meteen een boek in. Bij mijn jongste dochter Saskia ging het al net zo. “Dat is een boek mama,” zei ze meteen. Het deed haar denken aan Michael Zostjtsjenko 's Voor zonsopgang. Dat boek kende ik helemaal niet, maar ik ben het toen wel gaan lezen. En ook hij heeft van die korte flitsen, momenten van kleur en geur. Toch bleef ik aarzelen. Waarom zou ik zulke persoonlijke dingen publiceren? En dan het risico dat je anderen voor het hoofd stoot?’
‘Mijn stukjes waren helemaal geschreven vanuit de ogen en de taal van een kind, het kind dat ik vroeger was. Kennelijk werkt het geheugen op die manier. Heel visueel. Er ligt van alles opgeslagen dat weer boven komt als je in de voetsporen van je jeugd stapt. Zo begon ik de eerste keer dat ik hier in Bloemendaal de helling af fietste, vanzelf de lantaarnpalen te tellen. Precies zoals vroeger. En toen ik met een schoolvriend die erg in 't verleden leeft, langs plekken van vroeger ging wandelen, kwamen ook de beelden terug en de woorden van toen. Binnen de kortste keren had ik meer dan honderd fragmenten. Toch heeft het nog een hele tijd geduurd voordat ik wat inmiddels Hoe moet dat nu met die papillotten? heet, durfde publi-