In dat boek voert fantasie de boventoon. Daarna verschenen er twee vervolgen en werden mijn drie jongetjes geboren. Die jongetjes stelden vragen waarop ik zo beknopt en duidelijk mogelijk een antwoord moest geven. Antwoorden op levensvragen over goed en kwaad, oorlog en dood, familie en liefde etcetera. Inmiddels had ik Opstapboekjes voor de Averroès Stichting geschreven en leerde ik bij Zwijsen werken met beperkingen op het gebied van inhoud, stijl, moeilijkheidsgraad en thematiek. Ik heb daar zeer veel van geleerd, zoals het volgen van één hoofdlijn en het achterwege laten van zijlijnen. Hiermee werd gelijk een ander probleem opgelost. Dat van het gebrek aan stof. Ik kwam erachter dat ik gewoonlijk veel te veel tegelijk verwerkte in één boek.
Het idee over een kind dat ‘een ketting van verhalen’ rijgt, speelde al een tijdlang door mijn hoofd. Het bleek echter als gegeven niet genoeg om ermee aan het werk te kunnen gaan. Tot ik in mijn omgeving geconfronteerd werd met drie jonge vrouwen die kanker kregen. Eén van hen, laat ik haar ‘Jane’ noemen, was jonger dan ik. Zij had twee kinderen onder de vier jaar. Mijn angst om dood te gaan, na de geboorte van mijn zoontjes ontstaan, werd hierdoor nog eens aangewakkerd. In de periode van zwangerschap, het verzorgen van baby's en heel jonge kinderen ben je al zo kwetsbaar. Het hologige gezicht van deze Jane kwam mij keer op keer voor ogen.
Zo is tussen het drogen van kindertranen, rondvliegend Duplo en warme slappe lijfjes met plakhandjes Geen gewone ketting ontstaan. Want drie paar ogen kijken me vol vertrouwen aan en ik zou alles willen doen om hen te kunnen beloven dat ik er altijd voor ze zal zijn als ze me nodig hebben. Jane zal ook zo in die opgeheven gezichtjes hebben gekeken en hoe moet ze zich toen gevoeld hebben?
Geen gewone ketting is in twee middagen geschreven. Op een manier die mijn kinderen moeten kunnen begrijpen. Het heeft een beknopte vorm, kort maar krachtig. Enkele van die levensvragen waar jonge kinderen mee komen zijn in het verhaal verwerkt: liefde, dood, familiebanden. Mijn kinderen vragen niet veel over de ‘kinderboerderij’. Ze vinden ‘varkens met hoedjes op’ wel leuk, maar hun denken draait meer om ‘the real thing’.
Het schrijven over het waarom van dit boek stelde ik telkens uit, omdat ik ‘onpersoonlijk’ wilde blijven. Dat kan echter niet. Geen gewone ketting gaat over mijn angst nu al dood te gaan en over de