Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 10
(1996)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 362]
| |
Het ene verhaal is het andere niet
| |
[pagina 363]
| |
elkaar te vertellen. Ars combinatoria dus. In een eerder nummer van datzelfde tijdschrift (1980/13) stond een uitspraak van Walter Benjamin over de overgang van de orale vertelkunst die veelal een episch karakter heeft (en dus rijk is aan daden, jl) naar de roman waarin de verteller meer op zoek is naar de zin van en drijfveren achter die daden. En dat alles in het besef dat de wereld, volgens Calvino dan, niet meer zo makkelijk te beschrijven of te vertellen valt omdat realiteit en fantasie eerder een eenheid vormen dan een tegenstelling. Ik geloof dat de werkelijkheid buiten het gesproken of geschreven woord, dus onafhankelijk van de taal bestaat, maar ik ben ervan overtuigd dat de taal in staat is haar te beschrijven zonder de pretentie dat ze haar plaats kan innemen, dat de taal in een moeizaam proces in staat is tot kennis van de reële wereld te komen.
Met excuses voor het uitvoerige citeren uit het inleidende artikel van Jacq Vogelaar die zelf ook leentjebuur speelde - een frequent voorkomend en bijna noodzakelijk verschijnsel bij vertellers - kom ik op een aantal verhalen over mijn ontmoetingen met het boek van Offermans. Of liever, bij de aankondiging ervan in Holle Bolle Gijs I en de trotse mededeling van Jacques Dohmen dat Offermans' eersteling bij Querido geboren zou worden. Zo'n mededeling bevat altijd meer verhaal dan je je in eerste instantie realiseert. Bedoelde auteur immers heeft de reputatie van een scherpzinnig essayist te zijn die tot dat moment nog niets voor kinderen of jongeren had gepubliceerd en zijn pennevruchten via krant en tijdschriften aan zijn lezers had voorgelegd.Ga naar voetnoot1 Als ongenuanceerd voorstandster van de literaire emancipatie van het kinderboek denk je dan meteen: hoera, weer een ziel gewonnen! Weer een enthousiasteling die net als Willem van Toorn, Nicolaas Matsier en Jacq Vogelaar (niet toevallig allemaal redacteurs van het tijdschrift Raster) verschillende soorten literatuur wil verkennen en niet opziet tegen het overschrijden van grenzen. En grensverkeer, daar houden wij nu eenmaal van. Met dit soort gedachten is de toon voor de verwachtingen gezet.
De tweede voorbereiding was een ontmoeting met de auteur van het boek op het moment dat hij toetrad tot de jury van de Libris Woutertje Pieterse Prijs. Een vriendelijke niet al te grote man met een | |
[pagina 364]
| |
verrukkelijke bos haar en prettig glimmende oogjes die, als hij zijn mond opendeed, veel te vertellen had. Een leraar bij wie je graag in de klas zou willen zitten omdat alles aan zijn manier van vertellen toverkracht heeft: de taal van zijn gebaren, de beweging van mond en ogen, het timbre van zijn stem. Bij die gelegenheid vertelde hij zojuist zijn eersteling bij uitgeverij Querido ingeleverd te hebben!
De derde voorbereidende ontmoeting met het boek - alle goede dingen gaan nu eenmaal in drieën - betrof een levendig gesprek tussen Anton Quintana wiens boek Het boek van Bod Pa zojuist bekroond was met de Libris Woutertje Pieterse Prijs en een van de bekroners: Cyrille Offermans. Aangemoedigd door de drank die sponsor en uitgever ter gelegenheid van deze heugelijke gebeurtenis rijkelijk rond lieten gaan, liep het gesprek langs spannende kliffen en kronkelende paden. Hun wapengekletter had een feestelijke klank. Ik zat er bij, keek ernaar en werd vrolijk van hun vuurwerk. Een nauwkeurig verslag moet ik u helaas onthouden. Ik herinner me vooral de vorm, niet de inhoud.
Het zal duidelijk zijn dat ik uit begon te kijken naar de verschijning van het boek zelf. Ik vroeg de ‘vuile vellen’, las ze in de trein op weg naar Bologna en was teleurgesteld. Jawel, mooi geschreven met hier en daar spannende beschrijvingen, maar ook wel erg veel en waar ging het nu eigenlijk over? Waarom drie losse verhalen? Was het boek wel af? Waren de verhalen niet min of meer toevallig in drie delen bijeen gezet om een publikabel boek van een gerenommeerd essayist te krijgen? U ziet: recensenten, althans deze, zijn argwanend van aard en altijd bereid uitgevers van commerciële handigheden te verdenken. Een even dubieuze als dubbele attitude omdat het uitgeven van boeken net zo'n zakelijke activiteit is als het maken van kranten of het bakken van brood, een kwestie van brood verdienen met het beroep dat je uitoefent. Maar ik dwaal af, een vaak voorkomend verschijnsel bij het vertellen van verhalen dat slechts in enkele gevallen functioneel blijkt te zijn. Ik was blijven steken bij mijn eerste teleurstellende lezing van De vogelman en voeg daar onmiddellijke het volgende aan toe. De ervaring leert dat vuile vellen slechts bij hoge uitzondering boeien, alsof je er in die vorm geen greep op kan krijgen [‘Waarom doe je het dan, Linders?’ ‘Goeie vraag, moet ik nog eens met Cornald Maas bespreken’]. Een dikke stapel altijd uit elkaar vallende A viertjes met daarop twee bedrukte pagina's naast elkaar, | |
[pagina 365]
| |
soms nog voorzien van op- en aanmerkingen van de corrector. Een non-boek dat de magie mist van de vormgeving, de verleiding van kaft, papiersoort, illustraties, achterflap. Net een prematuur kindje dat in de kreukels zit en waarvan je maar moet hopen dat het zijn te vroege geboorte zal overleven. Ondanks de teleurstellende eerste daadwerkelijke confrontatie nam ik me voor het boek, na verschijning, een tweede kans te geven. Zoveel aardigs had het dus kennelijk nog wel. Of zat de prikkel voor dit voornemen misschien in die drie voorbereidende ontmoetingen?
Een week of zes later bevatte mijn onvolprezen brievenbus een pakje boeken in doorzichtig plasticfolie. Vier stuks, allemaal voorzien van gitzwarte ruggetjes met een spannende witte belettering: De bavianenkoning van Anton Quintana, De vogelman van Cyrille Offermans, De aanval uit het bos van Janet Taylor Lisle en De vreemde vrouw uit de Langestraat van Martha Heesen. Namen en auteurs die op heel verschillende gronden gelezen wilden worden. En zo geschiedde. Dit keer gedroeg De vogelman zich charmanter. De spannende omslag met daarop een vogel of vogelman die aan een strak vormgegeven parachute van felgekleurde banen naar beneden daalt, een auteur die je vanaf het achterplat indringend aankijkt en daaronder een opsomming van wat Lot, de hoofdpersoon en bepaald geen doorsnee-meisje, zoal doet en denkt. Een minder dirigerende en daardoor aardiger introductie in het verhaal dan de tekst in de aanbiedingscatalogus die suggereerde dat De vogelman inzicht biedt in het opgroeiingsproces van een meisje. De enige groei die het boek laat zien is dat Lot in het derde en laatste deel een stukje ouder is en daardoor wellicht op een andere manier begint te denken. Dat opgroeien is dan belicht vanuit de belevingswereld van Lot die van alles in zich verenigt: de bewondering voor haar iets oudere broer, een rijke fantasiewereld waarin knuffels en beren nog een belangrijke rol spelen, afstand van het gedrag van volwassenen maar nog zonder het puberale schoppen ertegen, emoties rond het verloren gaan van een hamster en de eerste aarzelende ontdekkingen van eigen acteertalent. In de drie hoofdstukken/verhalen (?) komen steeds dezelfde of bijna dezelfde figuren voor en dat is naast de thematiek en de stijl de belangrijkste verbinding. Van een roman in de zin van ontdekken hoe de wereld in elkaar zit, een kwestie of een conflict oplossen, greep krijgen op de personages is geen | |
[pagina 366]
| |
sprake. De verschillende hoofdstukken of exacter de verschillende onderdelen/scènes binnen die hoofdstukken, laten zich eerder als losse verhalen lezen. Lot neemt een ondoordachte duik in een bergmeer en stoot zo ongenadig haar hersens dat ze er bijna geweest is. Lots hamster wordt ziek, gaat dood en krijgt een staatsbegrafenis, Lot maakt ruzie met haar broertje Freek etc. En dat alles zo verteld dat je je oog- of beter oorgetuige voelt van een gesprek tussen twee bevriende ouderparen die elkaar vermoeid doch trots vertellen hoe het hun kinderen vergaat en wat ze zoal beleven. Intussen vragen ze zich af hoe het zit met de emotionele en intellectuele ontwikkeling van hun kroost. In je kinderen immers zie je alles en nog meer van je zelf terug. In hun idealen, prestaties en verdriet lopen ouders tegen zichzelf op en daarom vertellen ze er, tot ergernis van diezelfde kinderen, zo graag over. Cyrille Offermans vertrouwde zijn vertellingen aan het papier toe, al wil ik daarmee niet beweren dat hij zijn eigen kinderen beschreef. Zou kunnen, maar daarover is mij niets bekend. Hij deed dat met zorg en genoegen, in een taal die beeldend is, to the point, afwisselend, nooit voor de hand liggend en soms scherp.
Maar hoe kan dat, zult u tegenwerpen. De eerste keer vond je er niets aan! Zeker recensies van anderen gelezen en je daar door laten beïnvloeden? Ik kan u verzekeren dat ik op het moment dat ik mijn recensie voor de krant ging schrijven, nog geen enkele andere lezersreactie had gehoord of gelezen. Nee, de verandering in het oordeel had meer te maken met de veranderde omstandigheden waarin ik het boek las en hoogstwaarschijnlijk ook met de herhaling. Doordat ik minder gespitst was op de voortgang of de ontwikkelingen in het verhaal, kon ik me meer openstellen voor het hoe van de vertelling.
Ook bij herlezing van wat in het Algemeen Dagblad stond afgedrukt, heb ik weinig behoefte iets aan dat oordeel toe te voegen of te veranderen, al heb ik inmiddels begrepen dat andere lezers zich ergerden aan de hoeveelheid details en de soms oubollige formuleringen. Maar mijn verhaal is nog niet af. Na het verzenden van de recensie, per modem want alles gaat tegenwoordig vlugger en handiger, reisde ik naar Amsterdam voor een bijeenkomst van mensen uit het kinderboekenvak. Na afloop van de vergadering praatten we nog wat over de boeken die we onlangs gelezen hadden. Zeker drie deelnemers aan het gesprek toonden zich uitermate kritisch over De vogelman: te | |
[pagina 367]
| |
De vogelman van Cyrille Offermans is met uitzondering van de titel en het idee dat niet alles is wat het lijkt te zijn, in feite niet naast het boek van Orwell te plaatsen. Maar omdat ik het met zoveel plezier las, wil ik er toch iets over zeggen. De vogelman is Offermans' debuut als auteur voor jongeren. Drie verhalen [hoofdstukken] over een dertienjarig meisje dat af en toe overhoop ligt met haar omgeving en een indrukwekkend lange haatlijst heeft. Een gewoon gegeven dat ongewoon werd door de manier van vertellen: een beeldende suggestieve stijl en een subtiele ordening van de feiten.vroeg gepubliceerd, nog niet af, geen eenheid en al helemaal geen roman en hier en daar gekke, bijna ouderwetse zinnen. Ik vertelde hoe het mij bij het lezen van de vuile vellen vergaan was en hoe ik in tweede instantie tot een ander oordeel was gekomen. Maar na dat gesprek vroeg ik me natuurlijk wel af of ik in de door Fens beschre- | |
[pagina 368]
| |
ven valkuilGa naar voetnoot2 was gevallen dat daaruit zou bestaan dat na drie matte weken een vierde boek dat niet mat is al gauw een meesterwerk wordt gevonden? Geen idee. Het boek dat ik voor Offermans had gelezen, De dierenboerderij van Orwell, had me in allerlei opzichten bekoord. Al moet ik toegeven dat de sprookjes van Isaac Bashevis Singer, waarvan ik eveneens hoge verwachtingen had, ondanks de fraaie vormgeving behoorlijk tegengevallen waren. Wel knap maar ook saai. Niet tot leven gekomen materie en weinig communicatie met de beoogde lezer/luisteraar, althans met deze. Terwijl een verteller, ook de verteller die gebruik maakt van papier, dat contact tot stand moet brengen.
En daarmee kom ik aan het einde van een verhaal waarin ik heb proberen uit te leggen hoe ontmoetingen met boeken kunnen verlopen en hoe verwachtingen gewekt, ontkend of bevestigd worden. Uit dat verhaal blijkt dat over het lezen van De vogelman meer te zeggen valt dan onderzoekers kunnen vastleggen. Natuurlijk, het aantal uren en minuten dat ik met dat boek worstelde, kan met enige moeite wel worden vastgesteld. Maar de kwaliteit van dat lezen en het uiteindelijke oordeel over een boek hangt evenzeer samen met de gewekte verwachtingen en de omstandigheden waarin gelezen wordt. Mijn verhaal had wellicht wat weinig structuur of richting, maar vanwege het kijkje in andermans hoofd misschien toch enige amusementswaarde. In ieder geval heeft het beschrijven van of de reflectie over verwachtingen, leesproces en oordeelsvorming mijn opvattingen over de totstandkoming van waardeoordelen aangescherpt. Het decor en de omstandigheden waarin een boek wordt gelezen, de verwachtingen ten aanzien van de auteur en de uitgever, het literaire klimaat waarin een boek besproken wordt, ze maken allemaal deel uit van het uiteindelijke verhaal dat over dat boek verteld kan worden. Inmiddels verschenen er zeer lovende en zeer teleurgestelde reacties op datzelfde boek. Met elkaar vormen ze het verhaal van Offermans receptie als auteur voor lezers die 11, 12 of 13 kunnen zijn maar evengoed 21 of 51. |