Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 10
(1996)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 223]
| |
Leren lezen, eten en drinken met Boekenpret
| |
[pagina 224]
| |
Met het opzetten en uitvoeren van incidentele projecten ben je er echter nog niet. Er wordt dan misschien wel effect op de korte termijn gesorteerd, maar wanneer de projecten niet ingebed zijn in een grotere structuur, zullen de resultaten niet blijvend zijn. Leesbevordering moet een onderdeel vormen van een lange termijn beleid wil het uiteindelijk resultaten opleveren. In opdracht van WVC (vanuit de sector Cultuur) zijn vanaf 1993 verschillende projecten opgezet. Onlangs is, na drie jaar, de voorbereidende fase van de leesbevorderingsprojecten Boekenpret en Fantasia afgerond. Fantasia is opgezet voor kinderen van 4-12 jaar. De produkten voor dit project zijn ondergebracht in een zogenaamd schoolleesplan. Dit project is bedoeld om binnen de structuur van de school uitgevoerd te worden. In drie steden (Emmen, Tilburg en Amsterdam) zijn materialen en methodieken van Boekenpret ontwikkeld en uitgeprobeerd. Bij de uitvoering van Boekenpret (en Fantasia) zijn meer instellingen dan alleen de school betrokken. Hierdoor is het project moeilijker realiseerbaar, maar ook stukken interessanter en waarschijnlijk effectiever. Onderzoek toont aan dat het betrekken van verschillende instellingen bij projecten op het gebied van leesbevordering een stimulerende en prikkelende werking heeft.Ga naar voetnoot2 Boekenpret streeft naar bevordering van leesplezier bij kinderen van 0-6 jaar. De voor Boekenpret ontwikkelde materialen zijn nog eens beproefd op de volglocaties Dordrecht en Helmond. De Stichting Lezen heeft vanaf 1994 de voorwaardenscheppende en toezichthoudende rol van het Ministerie overgenomen en Sardes (Stichting Advies, Research en Dienstverlening in de Educatieve Sector) was verantwoordelijk voor de coördinatie. Nu de proefprojecten zijn afgerond worden de pakketten van Boekenpret en Fantasia aangeboden aan gemeenten en stadsdelen. | |
OntwikkelingDe voor de ontwikkeling van het project uitgezochte steden kregen elk een eigen opdracht. In Amsterdam was dat het ontwikkelen van materialen en metho- | |
[pagina 225]
| |
dieken voor leesbevordering bij 0-6 jarigen, gericht op het bereiken van allochtone en autochtone doelgroepen met een lage leescultuur. Daarbij moest gebruik gemaakt worden van centra als het consultatiebureau van de GG&GD, kindercentra en kleutergroepen. Als voorbeeld van de ontwikkeling en uitvoering van Boekenpret ga ik wat dieper in op de totstandkoming van het project in het Amsterdamse stadsdeel Bos en Lommer. In deze oude stadswijk is het merendeel van de bevolking van allochtone afkomst. Marokkaanse en Turkse ouders sturen hun kind zelden naar een peuterspeelzaal of kinderdagverblijf (dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld een plaats als Emmen, waar 90 tot 95% van de kinderen, die naar de basisschool gaan, eerst de peuterspeelzaal heeft bezocht). Daarbij spelen, zo is uit onderzoek gebleken, financiële overwegingen geen rol, maar de ouders beschouwen het als hun taak zelf de zorg op zich te nemen voor jonge kinderen. Dat betekent dat deze doelgroep niet via de gewone kindercentra te bereiken is. Daarom zijn er ook activiteiten ontwikkeld voor plaatsen waar de ouders makkelijk te bereiken zijn. Dat zijn de spel-inloop (waar kinderen van migranten en hun moeders bekend gemaakt worden met voor Nederlandse kinderen vertrouwde zaken als een poppenhoek, een bouwhoek, samen liedjes zingen en muziek maken); de speel-o-theek (waar speelgoed geleend kan worden); de kinderopvang in de basiseducatie (peuterspeelzalen); ouders in de basiseducatie (in Bos en Lommer krijgen allochtonen zoveel mogelijk Nederlandse-taalles in de scholen waar hun eigen kinderen naar toe gaan), de consultatiebureaus en de naschoolse opvang. In stadsdeel Bos en Lommer is voor de ontwikkeling en het uitproberen van de Boekenpret-materialen dankbaar gebruik gemaakt van het netwerk dat al aanwezig was voor het project Capabel (Continue Aandacht in Projectmatige Aanpak Bos en Lommer). Dit project heeft een looptijd van achttien jaar en is breed van opzet. De kinderen worden gevolgd in de voorschoolse periode (0-4 jarigen); op de basisschool (4-12 jarigen) en in het voortgezet onderwijs (12-18 jaar). Door middel van tal van activiteiten beoogt dit project het schoolsucces van de jeugd in deze wijk te vergroten. Boekenpret was een onderdeel van dat totaalpakket. Eén van de belangrijkste uitgangspunten van Capabel is dat de ouders betrokken | |
[pagina 226]
| |
moeten worden bij de activiteiten.Ga naar voetnoot3 In de eerste gesprekken over Boekenpret lag het accent niet zozeer op achterstandsbeleid, maar op het overdragen van het leesplezier van literatuur, zegt Irene Wieling, projectmanager van Capabel. Zij heeft er, vooral in het begin, bij Boekenpret op aangedrongen aan te sluiten bij activiteiten waarvan je weet dat je er mensen uit de doelgroep mee zult bereiken. Het is nu een integraal onderdeel van de voorlichtingsbijeenkomsten van ouders van 0-2 jarigen die door de GG&GD gegeven worden. Op die bijeenkomsten komen allerlei onderwerpen aan de orde die van belang zijn voor de ontwikkeling van een kind, zoals eten, drinken, maar ook boeken. Er is een scholingsprogramma voor de wijkverpleegkundigen, die daarna de informatie aan de ouders door kunnen geven. Ze kunnen daarvoor gebruik maken van een draaiboek waarin de voorlichtingsbijeenkomsten uitgewerkt zijn. Ook zijn er in samenwerking met de Openbare Bibliotheek Amsterdam voorbeeldcollecties prentenboekjes en cassettes samengesteld. Uit het onderzoek naar de reden waarom allochtone ouders hun kind niet naar peuterspeelzalen sturen bleek, dat er wel degelijk grote behoefte bestaat aan informatie over hoe zij beter kunnen spelen met hun kinderen. Bos en Lommer is gestart met het organiseren van speelmiddagen. Kenmerkend is dat er geen ingewikkelde informatie wordt gegeven, maar dat voorbeeldmoeders laten zien hoe je het aan kunt pakken. In die zin is ook de cursus voor de professionals en paraprofessionals in het kader van Boekenpret opgezet. Het merendeel van de moeders kan zelf niet lezen. Dat betekent dat je altijd mondeling een verhaallijn moet overbrengen. Het gaat uiteindelijk om de interactie tussen moeder en kind en je moet zorgen dat mensen daar creatief in worden, zegt Irene Wieling. Het aspect van de herhaling, dat ouders èn bij de GG&GD èn bij de spel-inloop èn de peuterspeelzalen met Boekenpret in contact komen, vindt Wil Ottens heel belangrijk. Wil Ottens is verpleegkundige en vanuit het project Capabel gedetacheerd bij de GG&GD. Zij doet de groepsvoorlichting aan ouders van nul tot tweeëneenhalfjarigen. Allochtone ouders komen, zonder de kinderen, zeven keer bij elkaar, | |
[pagina 227]
| |
met een frequentie van eens in de drie maanden. Tijdens die bijeenkomsten wordt ook getoond hoe je kunt voorlezen. Er zijn ordners waarin informatie bijeen is gebracht, waarmee ouders hun kinderen kunnen stimuleren. De informatie is toegespitst op de leeftijd van het kind (bijvoorbeeld 11 tot 12 maanden). Daarbij worden ook boeken genoemd. In de ordners zit bovendien informatie voor de deskundige die de bijeenkomst houdt. Tijdens de zeven groepsbijeenkomsten voor Nederlandstalige ouders die voor het eerst ouder zijn, zijn boeken en voorlezen eveneens een vast onderdeel. Als het kind 1 jaar en 9 maanden is vinden individuele consulten plaats. Tijdens deze gesprekken over de ontwikkeling van het kind wordt soms nog eens op het voorlezen gewezen. Dat gebeurt niet bij iedereen, maar wel wanneer een kind erg druk is, wordt geadviseerd om eens rustig samen een boekje te bekijken. Wanneer Wil Ottens op bezoek gaat bij allochtone ouders en ze ziet dat er een boekje in huis is, merkt ze dat de activiteiten effect hebben.
In de proefperiode heeft Boekenpret een groot deel van de doelgroep weten te bereiken. Toch is het onmogelijk precies aan te geven of dit succes alleen aan Boekenpret valt toe te schrijven. Waarschijnlijk is het gesorteerde resultaat voor een belangrijk deel te danken aan het feit dat het project in dit stadsdeel is ingebed in Capabel, een project dat een veel ruimere doelstelling heeft dan alleen leesbevordering. | |
De boekenEén van de grootste bezwaren die tegen Boekenpret ingebracht worden, is dat het lijkt of het wiel voor de zoveelste keer wordt uitgevonden en dat er veel tijd is gestoken in het ontwikkelen van materialen. Gedoeld wordt op de verwerkingssuggesties bij enkele bestaande prentenboeken. Onderwijsvoorrangs-medewerkers bij onder meer de Openbare Bibliotheek Amsterdam zijn al jaren bezig met het ontwikkelen en uitvoeren van projecten met boeken, waarbij de leeservaring uitgediept wordt door verwerkingssuggesties. Wieling stelt net als BusGa naar voetnoot4 dat het vooral gaat om interactief voorle- | |
[pagina 228]
| |
zen: Het is veel belangrijker dat er een methodiek wordt ontwikkeld, want dan kun je in principe ieder boek gebruiken, behalve de hele slechte natuurlijk. Het gevaar bestaat dat iemand op een peuterspeelzaal erg produktgericht is en dan lekker gaat knippen en plakken. Dat kan wel eens nuttig zijn als verwerkingsopdracht, maar het gaat natuurlijk om wat er in de tekst staat en om het stimuleren van de fantasie. Wieling is ook geen voorstander van het meegeven van een bandje met een volledig verhaal. Ouders hoeven dan immers niet interactief met hun kind bezig te zijn. Ze kunnen alleen het bandje afspelen. Er zijn tientallen andere manieren te bedenken om ouders er wel bij te betrekken. Geef ze een videoband mee met een verhaalfragment en laat ze het verhaal afmaken. Of geef één prent mee, die thuis aan de muur kan worden gehangen en vraag daar een verhaal over te vertellen. Handpoppen en vingerpopjes zouden ook meer gebruikt kunnen worden. Voor ‘Sesamstraat’ is op dit gebied erg veel materiaal gemaakt, dat ook gebruikt had kunnen worden. Aan de nieuwe media, zoals CD-i en CD-rom, is totaal voorbij gegaan. Op de vraag of nooit overwogen is de boeken die door de Averroès Stichting gemaakt worden voor de projecten Opstap en Opstapje te gebruiken voor Boekenpret, beantwoordt Mieke Hegge (coördinator Boekenpret Amsterdam) ontkennend. Opstapmaterialen zijn meer gericht op de taalontwikkeling, terwijl wij het stimuleren van het leesplezier als uitgangspunt hebben. Wel is gebruik gemaakt van de structuur van Op-stap, de buurtmoeders die een belangrijke rol spelen bij deze projecten zijn ook voor Boekenpret ingeschakeld. Dat betekent dat speciaal voor Boekenpret vertalingen van de voor het project gebruikte prentenboeken zijn gemaakt. De vertaalde tekst is voor de proefprojecten over de Nederlandse zinnen heen met de hand aangebracht. De boeken die de Averroès Stichting speciaal voor haar eigen projecten heeft uitgegeven zijn ook meertalig. Nederlandse en allochtone auteurs kregen de opdracht interculturele verhalen te schrijven, ook in de illustraties kan de doelgroep zichzelf herkennen. Maar de Averroès Stichting stelt dat zij niet mag concurreren met uitgeverijen en de boeken daarom niet op de markt kan brengen. Terwijl er in de bibliotheek, bij het Onderwijsvoorrangsbeleid en op scholen een schreeuwend tekort is aan goede boeken voor deze doelgroep. Vanuit dit uitgangspunt was het dus al niet mogelijk om de boeken ook bij andere projecten te gebruiken. Meer samenwerking tussen Boekenpret en Averroès is eigenlijk | |
[pagina 229]
| |
dringend noodzakelijk. De scheiding die Hegge aangeeft tussen leesbevordering en het bevorderen van de taalontwikkeling lijkt nogal kunstmatig. Taal en lezen zijn zo nauw met elkaar verbonden dat je ze niet zomaar uit elkaar kunt trekken. Niet alleen kan er door samenwerking veel meer bereikt worden, het zou ook de oplossing zijn voor het probleem de boeken in de verschillende talen uitgegeven te krijgen. De in de proefprojecten gebruikte boeken zijn bij verschillende uitgevers verschenen. Er moet één uitgever gevonden worden die de boeken in verschillende talen wil uitgeven, waarbij het regelen van de (auteurs)rechten een zeer tijdrovende bezigheid kan zijn. Tot nu toe is dit niet gelukt. Voor de voor Boekenpret ontwikkelde materialen en brochures (het opgroeiboek; de boekenbeer; het Boekenpretspel; de speelboeken bij bestaande prentenboeken; de weekkalender school en thuis; het werkboek meertalige voorleesprojecten en de brochures voor ouders en professionele opvoeders etc.) werd tot voor kort nog naarstig gezocht naar een uitgever. Bij deze materialen doet zich eveneens het probleem voor dat er onderhandeld zal moeten worden over de rechten van bijvoorbeeld de illustraties die uit boeken zijn overgenomen. Pas in april is besloten een aantal van deze materialen in eigen beheer uit te geven, waarbij een reproductiebedrijf wordt ingeschakeld. Een oplossing die de professionele uitstraling van de materialen waarschijnlijk niet ten goede zal komen. Inmiddels is contact gelegd met uitgeverij Lâle, die al jarenlang ervaring heeft op het gebied van het uitgeven van meertalige materialen (onder andere voor het onderwijs). Binnen Boekenpret zal ook verwezen worden naar de al bestaande uitgaven van Lâle. Sardes, die vanaf het begin van het Boekenpretproject de coördinatie heeft gedaan, lijkt zich niet te hebben gerealiseerd dat dit soort zaken hoort bij het opzetten van een goed project. De klankbordgroep die ingesteld werd om de ontwikkelde materialen te toetsen heeft nooit optimaal gefunctioneerd. De bijeengebrachte deskundigen uit diverse disciplines hebben wel een paar bijeenkomsten bijgewoond, maar daar werd tot hun grote frustratie nooit aan de hele groep een produkt voorgelegd. Alleen het opgroeiboek is aan de groep voorgelegd, voor de andere materialen werd altijd gezegd dat door de traagheid van de proeflocaties nog geen produkten of halfprodukten uitgeprobeerd konden worden. Eén van de taken van de klankbordgroep was de landelijke overdraagbaarheid van de produkten in het oog te houden. Enkele leden hebben wel hun verbazing uitgesproken | |
[pagina 230]
| |
over de intentie van Boekenpret zelf stoffen boekjes te ontwikkelen, terwijl op dat gebied toch voldoende op de markt is gebracht. Na een aantal bijeenkomsten werden de leden bedankt en kregen later een uitnodiging voor een afsluitende bijeenkomst in Utrecht voor iedereen die een bijdrage had geleverd aan het project. Een aantal leden van de klankbordgroep heeft het gevoel dat ze aan het lijntje gehouden is en vindt het een gemiste kans dat er niet meer gebruik is gemaakt van de aanwezige deskundigheid. | |
Van proef tot beleidNiet alleen in Bos en Lommer zijn positieve ervaringen met Boekenpret opgedaan, op alle locaties zijn goede resultaten geboekt. De voorleesprojecten hebben een aanzienlijk deel van de beroepskrachten en ouders bereikt. Van de etnische groepen heeft vooral de groep Marokkaanse ouders, die meestal moeilijk met schoolse en buitenschoolse activiteiten te bereiken zijn, meegedaan aan het voorleesproject van de GG&GD. Voor de implementatie van het project heeft Stichting Lezen een traject uitgestippeld, dat begint met een oproep aan gemeenten zich op te geven voor deelname aan het project. In de brochure Boekenpret & Fantasia,Ga naar voetnoot5 waarin Sardes informatie geeft aan gemeenten, staat dat de eerste ronde van het implementatieproject in het schooljaar 1996/1997 van start gaat. Dat is waarschijnlijk te optimistisch. Gemeenten kunnen een keuze maken uit drie varianten die een looptijd hebben van één tot drie jaar. Daarbinnen kan een pakket gekozen worden op basis van de eigen samenstelling van de bevolking. Zo kan een gemeente met weinig allochtonen kiezen voor het werken met materialen die afgestemd zijn op de autochtone doelgroep. Het is tevens mogelijk een gezinsgerichte aanpak met een centragerichte aanpak te combineren. Deelnemende lokaties verplichten zich door het afsluiten van een contract met Stichting Lezen onder andere tot de opbouw van een infrastructuur; een minimaal aantal deelnemende instellingen; het inrichten van een coördinatiefunctie per instelling en het verwerken van | |
[pagina 231]
| |
het project in de beleidsplannen van de betrokken instellingen. De gemeenten krijgen dan landelijke ondersteuning bij de invoering via drie regionale steunpunten en een financiële bijdrage in de aanloopkosten van 15% van de totale beleidsinspanningen met een maximum van f 20.000 per locatie. De bedoeling is dat na het implementatieproces de leesbevorderingsactiviteiten tot het vaste beleid behoren. Irene Wieling waarschuwt ervoor dat het zaak is te blijven opletten dat niet alles wat ontwikkeld is weer even hard verdwijnt: Wanneer de wijkverpleegkundige van de GG&GD weggaat, of een medewerker van de spel-inloop, dan moet je ervoor zorgen dat de volgende het weer oppakt. De subsidiegever moet over die continuïteit iets vastleggen. De bibliotheek kun je een taak geven waar het gaat om het stimuleren van leesplezier in plaats van boekpromotie. Maar iemand moet de zaak aan blijven drijven en nieuwe dingen verzinnen. Opvallend is dat de bibliotheek in de plannen van de Stichting Lezen een rol toebedeeld krijgt die gelijk is aan die van andere deelnemende instellingen. Boekenpret zou echter een vast onderdeel van het reguliere bibliotheekwerk moeten worden. Leesbevordering behoort volgens het beroepsprofiel tot één van de taken van de jeugdbibliotheek, al komen de meeste jeugdbibliothecarissen door overbelasting niet altijd toe aan de uitvoering hiervan. Zo zou ook meer gebruik gemaakt kunnen worden van de ervaringen die binnen bibliotheken zijn opgedaan met leesbevorderende programma's. En wat is erop tegen de bibliotheek, die vaak al banden heeft met de instellingen die bij het project betrokken worden, een coördinerende functie toe te kennen? De Openbare Bibliotheek Amsterdam heeft uiteindelijk samen met het ABC (advies en begeleidingscentrum van het onderwijs), na enige onderhandelingen de coördinerende functie voor Boekenpret in Amsterdam toegewezen gekregen. Hoe de verhouding tot het regionale steunpunt grote/middelgrote steden uit de Randstad eruit gaat zien is nog niet precies bekend. Wat het reguliere bibliotheekwerk betreft, heeft een groot deel van de jeugdbibliothecarissen ervaring met boekpromotie en met het geven van introducties op het bibliotheekgebruik. Ook is de bibliotheek de plaats waar de meeste kennis is opgedaan over kinderboeken en over hoe er een relatie tussen kinderen en boeken tot stand gebracht kan worden. Hiervoor moet door middel van scholing een omslag in het denken | |
[pagina 232]
| |
van (jeugd)bibliothecarissen te weeg gebracht worden. Zij zijn gewend zelf projecten uit te voeren, terwijl het er bij Boekenpret om gaat anderen, beroepskrachten en ouders, te stimuleren en te ondersteunen bij de praktische uitvoering van het project. Een ander probleem is dat leesbevordering een doorlopend proces is. Dat brengt met zich mee dat Boekenpret voortdurend in ontwikkeling moet blijven. Je zou periodiek, bijvoorbeeld eens in de drie jaar moeten bekijken of er iets nieuws bij kan komen, zodat het voor de mensen die ermee werken ook leuk blijft, suggereert Irene Wieling. | |
De toekomstBij de implementatie van Boekenpret moet bekeken worden in hoeverre de verworvenheden van het proefproject ingepast kunnen worden in reeds bestaande organisaties. Daarnaast zou 1996/1997 het jaar van afstemming van projecten op elkaar moeten worden. Het lijkt me dat de beste resultaten worden verkregen wanneer, zoals in Bos en Lommer, het leesbevorderingsproject onderdeel is van een groter en breder opgezet project. Om de resultaten van Boekenpret goed te kunnen beoordelen is een gedegen onderzoek nodig. Tijdens de ontwikkelingsfase is twee maal een wetenschappelijk onderzoek uitgevoerd.Ga naar voetnoot6 Daaruit bleek vooral dat gegevens over de situatie voor de start van het project ontbraken en dat registratie van het aantal aanwezigen op de diverse activiteiten niet nauwkeurig genoeg is bijgehouden om er harde conclusies aan te kunnen verbinden. Bovendien is het bijna niet mogelijk om de effecten van leesbevordering nauwkeurig te meten. Het basisboek Boekenpret geeft echter wel goede voorwaarden voor eventueel effectonderzoek. Desalniettemin is het goed dat er binnen Boekenpret materialen zijn ontwikkeld voor leesbevordering en dat daar beleidsmatig en binnen bepaalde structuren gebruik van kan worden gemaakt. Wil deze methode van leesbevordering op de lange termijn zijn vruchten afwerpen, dan is de genoemde samenwerking echter een vereiste. |
|