Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 10
(1996)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 165]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Woorden reizen langs kromme wegen’
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 166]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gesneden voor kinderen. Hier wordt in feite een opstapje geboden naar de ‘grote’ literatuur. (p. 35-36) Niet alleen de werken uit de tweede en derde groep, maar ook de werken uit de eerste groep, hebben in meer of mindere mate te maken met vormen van bewerkingen. Binnen de eerste groep valt bijvoorbeeld te denken aan de prentenboek of pop-up-versies van de bekende verhalen. Zowel de al eerder genoemde Anderland als Odysseus, een man van verhalen behoren tot de derde groep. En om deze laatste groep is het mij in dit artikel juist te doen. Want hoe snijd je een oorspronkelijk voor volwassenen geschreven verhaal op maat voor kinderen? Hoe giet je een oud verhaal in een nieuwe toegankelijke vorm? Voor de beantwoording van deze vraag vergelijk ik Homeros Odysseia. De reizen van Odysseus, een vertaling van de tekst van Homeros, met Odysseus, een man van verhalen, een bewerking van de Odysseia, beide verzorgd door Imme Dros.Ga naar voetnoot2 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De bewerkingIn het Lexicon van Literaire termen (1986) staat de volgende omschrijving van het begrip bewerking: Behandeling van een reeds bestaand werk om het voor een specifiek doel geschikt te maken. Vooral gebruikt in de zin van omzetting naar een ander genre of een ander, gewoonlijk ruimer of jonger lezerspubliek. Bijvoorbeeld de bewerkingen van klassieke werken tot jeugdboeken. (...) Eigenlijk behoren tot het domein van de tekstverwerking alle ‘ingrepen’ die op een bestaande tekst worden toegepast, zoals vertaling, uitbreiding, vereenvoudiging, herschikking enz. Hierbij is onderscheid te maken tussen dramatische en literaire bewerkingen. Onder dramatische bewerkingen vallen alle omzettingen tussen verschillende semiotische systemen. Uitgaande van de verhalende tekst kunnen verfilmingen en bewerkingen op cassettebandjes of CD-i hiertoe gerekend worden. De omzetting is veelal ingrijpend vanwege de specifieke eisen die elk medium stelt. Onder literaire | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 167]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bewerkingen vallen alle omzettingen die binnen het literaire systeem blijven. Volgens Hans Gärtner (1984) zijn er binnen de literaire bewerkingen minstens vier grondvormen te onderscheiden:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van Odysseia tot Odysseus, een man van verhalenDe fascinatie die Imme Dros heeft voor de Odyssee gebruikt ze voor het eerst in De reizen van de slimme man (Van Goor, 1989). In dit boek spelen de verhalen van Odysseus en de betovering van de Griekse tekst een grote rol en rees bij de uitgever het plan een jeugdbewerking van de Odyssee te maken. Dros merkte al snel dat het boek niet goed te bewerken viel: De opbouw van het verhaal heeft een functie. De afzonderlijke verhalen leefden al eeuwen lang, die zijn niet door één persoon bedacht. Maar de constructie om van al die heldenverhalen één boek te maken, dat is het unieke, dat is het geniale. En daar valt niet zomaar een bewerking van te maken. De volgorde omgooien kon niet. Ik kon toch niet de aankomst op Ithaca weglaten, ik kon toch Telemachus niet verdonkeremanen? Ik merkte dat ik er niet een gewoon, leuk avonturenverhaal van kon maken, omdat dat niet de essentie van het verhaal is. (Holtrop, 1991) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 168]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 169]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ze besloot na vier steeds meer uitgewerkte versies het hele verhaal te vertalen, met behoud van metrum, omdat ze die herhalingen, die zo typerend zijn voor Homerus niet weg wilde laten. In 1991 verscheen de metrische vertaling van Imme Dros, Homeros Odysseia. De reizen van Odysseus (Querido, 1991). Een jaar later komt er nog een metrische vertaling op de markt van De Roy van Zuydewijn, Homerus Odyssee. De terugkeer van Odysseus (Arbeiderspers, 1992). De reacties waren verdeeld, de ene groep koos voor De Roy van Zuydewijn. Ze vinden dat Dros het metrum, de hexameter, niet tot zijn recht laat komen. De andere groep is juist zeer te spreken over haar vertaling, vanwege de aanpak die het werk toegankelijk, prettig leesbaar en boeiend heeft gemaakt. De soepelheid van de vertaling laat de Odyssee klinken zoals hij vroeger voor de Grieken geklonken moet hebben.Ga naar voetnoot3 Na deze vertaling publiceerde Dros in de jongerenkrant Primeur enigszins vereenvoudigde fragmenten van de vertaling aaneen gesmeed door samenvattingen van de tussenliggende gebeurtenissen. De afleveringen werden geïllustreerd door Harrie Geelen. In 1994 verscheen bij Querido dan toch de jeugdbewerking van de Odysseia, Odysseus, een man van verhalen, geschikt voor lezers vanaf 12 jaar. Naast deze literaire bewerking maakte Dros ook een dramatische bewerking van de Odysseia. Voor theatergroep Teneeter schreef ze de toneeltekst Koning Odysseus waarbij ze haar bewerking als uitgangspunt nam. Ze verkleinde het aantal personages, plaatsen en handelingen en legde de nadruk vooral op de thuiskomt van Odysseus. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Odysseia van HomerosHet verhaal van de Odysseia begint tien jaar na de strijd van de Grieken tegen de Trojanen. In die tien jaar hebben ongehuwde mannen het paleis van Odysseus bezet, omdat ze dingen naar de hand van Penelopeia, de vrouw van Odysseus. In de eerste vier boeken wordt beschreven hoe de Godin Athene het in de Godenvergadering voor elkaar heeft gekregen dat Odysseus het eiland van Kalypso, waar hij de laatste zeven jaar gevangen zat, mag verlaten. Daarnaast | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 170]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wordt verteld hoe Telemachos, de zoon van Odysseus, met lede ogen aanziet hoe de vrijers misbruik maken van de rijkdom van het paleis. Athene moedigt hem aan stappen te ondernemen. Hij roept op tot een vergadering en kondigt zijn reis aan om te vernemen of zijn vader nog leeft. Deze reis brengt hem langs Pylos en Sparta. In boek 5 tot en met 8 staat beschreven hoe Odysseus Kalypso verlaat en het eiland Scheria, het land der Faiaken, bereikt. Een uitgebreide ontvangst wacht hem daar. Na de sportwedstrijden die de Faiaken te zijner eer organiseren, vertelt Odysseus wie hij is en wat hij allemaal beleefd heeft. Deze belevenissen beslaan boek 9 tot en met 12. Hij vertelt daarin over de terugtocht na de val van Troje, over de Kikonen, de Lotofagen en het avontuur met de eenogige Kykloop, Polyfemos, en hoe hij deze blind heeft gemaakt. Hij vertelt over het eiland Aiolos en de nieuwsgierigheid van zijn bemanning, waardoor ze nog verder van Ithaka geraakten. Hij verhaalt over de wreedheid van de Laistrygonen die zijn schepen hebben verslonden, over het eiland Aia, waar de nimf Kirke woont en hoe zij zijn bemanning in varkens veranderde. Met een list lukt het Odysseus zijn bemanning te verlossen, waarna Kirke een zeer gastvrije vrouw blijkt te zijn. Ze geeft Odysseus de opdracht naar het huis van Haides te gaan, het schimmenrijk, om van Teiresias te vernemen hoe hij terug kan komen op Ithaka. De reis voert, na het bezoek aan Haides, langs de Sirenen, het monster Skylla en het eiland van Helios, alwaar de bemanning, ondanks alle waarschuwingen, niet van het vee van Helios af kan blijven. Ze worden zwaar gestraft tijdens de zeereis. Iedereen komt om, behalve Odysseus die aanspoelt bij Kalypso. In de laatste twaalf boeken wordt beschreven hoe de Faiaken Odysseus thuisbrengen en hoe hij, vermomd als zwerver, de hut van de varkenshoeder Eumaios bezoekt. Athene is onderwijl Telemachos terug gaan halen van zijn reis en ook hij voegt zich bij de varkenshoeder. Vader en zoon ontmoeten elkaar voor het eerst en ze maken plannen voor de strijd tegen de vrijers. Telemachos keert terug naar het paleis en Odysseus, nog steeds vermomd als zwerver, volgt hem even later, vergezeld door de varkenshoeder. De vrijers behandelen de zwerver uitermate slecht. Penelopeia wil de zwerver graag spreken. Haar oudste slavin, Eurikleia, herkent Odysseus aan het litteken op zijn voet, maar Odysseus belet haar de ontdekking te onthullen. Penelopeia stelt voor een boogwedstrijd te houden, de winnaar mag haar trouwen. De boogwedstrijd mondt uit in een zwaar gevecht waarin alle vrijers omkomen. De ontmoeting van Penelopeia en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 171]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Odysseus volgt, een lange nacht vol liefde en verhalen. In het laatste hoofdstuk komen de vrijers aan in het schimmenrijk en doen hun verhaal aan de doden. Odysseus vertrekt met zijn zoon naar het landgoed van zijn vader, Laërtes. Een korte strijd volgt met de wraaknemers van de vrijers, maar Athene weet vrede te stichten. De avonturen van Odysseus en de reis naar zijn geliefde Ithaka worden aldus in vierentwintig boeken beschreven. De eerste vier boeken worden ook wel de TelemachieGa naar voetnoot4 genoemd. In deze boeken wordt beschreven hoe Telemachos op reis gaat en verhalen hoort over zijn vader. De volgende vier boeken, de Phaekis genaamd, gaan over het bezoek van Odysseus aan de Faiaken. In boek 9 tot en met 12 vertelt Odysseus zijn avonturen aan de Faiaken. In de laatste twaalf boeken wordt beschreven hoe Odysseus, samen met Telemachos, de vrijers uit het paleis verdrijft en hoe hij verenigd wordt met Penelopeia.
Voordat tot de vergelijking van de vertaling met de bewerking voor de jeugd kan worden overgegaan, moeten er eerst een aantal theoretische begrippen toegelicht worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Transformatie, intertekstualiteit en adaptatieBij het bewerken van een verhaal brengt de bewerker veranderingen aan om tot een nieuw verhaal te komen. Dit worden transformaties genoemd. De transformaties zijn onder te verdelen in vijf categorieën, die afkomstig zijn uit de klassieke retorica:
De transformatie herhaling blijkt echter niet bruikbaar voor de vergelijking van een bewerking met zijn originele tekst. In mijn scriptie zijn de vier andere transformaties uitgewerkt tot een indeling | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 172]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van twaalf intertekstualiteitsvormen.Ga naar voetnoot5 Met behulp van deze typologie zijn de verschillen en overeenkomsten tussen het bestaande werk en zijn bewerking te benoemen. Een literaire bewerking is te zien als een extreme vorm van een intertekstuele relatie. Het aantal overeenkomende elementen, de intertekstemen, is zeer hoog. Binnen het genre van de bewerking kan het aantal intertekstemen uiteraard uiteen lopen; een vrije bewerking zal een lager aantal intertekstemen kennen dan een behoedzame bewerking. De intertekstuele relatie tussen grondtekst (het uitgangspunt van de transformatie) en de eindtekst (het resultaat van de transformatie) is bij een literaire bewerking duidelijk aanwezig. Dit in tegenstelling tot die intertekstuele verwijzingen waarbij het aan de lezer overgelaten wordt de relatie en de functie ervan te (h)erkennen. De verwijzing bij een literaire bewerking is direct en opzettelijk en kan worden aange- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 173]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geven door de titel, de ondertitel, het voor- of nawoord, bronvermeldingen en/of door begeleidende teksten. In het geval van Odysseus, een man van verhalen wordt in de titel de naam genoemd van de mythische held Odysseus. In de inleiding wordt de verwijzing verder uitgewerkt.
Het feit dat literatuur zich tot een bepaalde lezersgroep richt, heeft als consequentie dat ze rekening moet houden met de eigenschappen van deze groep. De literatuur die bestemd is voor kinderen en jeugdigen moet zich volgens Göte Klingberg (1973) dan ook aanpassen aan de interesse, behoefte, beleving, kennis, et cetera van deze groep. Deze aanpassing noemt hij adaptatie. De mate van aanpassing kan onderzocht worden op het niveau van de inhoud/stof, de vorm, de stijl en het medium. Adaptatie betreffende de keuze van inhoud of stof houdt in dat in de onderwerpskeuze, de keuze van de hoofdpersoon en de woordenschat rekening gehouden wordt met de (on)mogelijkheden van de jonge lezer. Op het niveau van de vorm horen keuzes als lengte, aantal verhaallijnen, verwijzingen naar buiten-tekstuele zaken en de spanningsopbouw thuis. Aanpassing op het gebied van de stijl (de uitdrukking in taal) heeft consequenties voor de keuze tussen bijvoorbeeld directe en indirecte rede. Rekening houden met de doelgroep op het gebied van het medium heeft gevolgen voor het formaat, de eventuele illustraties en het soort illustraties, het aantal pagina's en de bladspiegel. Voor elk niveau heeft Klingberg een aantal hypotheses opgesteld voor wat wel of niet aansluit bij de belevingswereld, de interesse, de behoefte, de kennis en ervaringen van de jonge lezer. Zo zal een verhaal voor de jeugd een lager aantal verhaallijnen kennen, minder verwijzingen naar buiten-tekstuele zaken bevatten en een eenvoudigere woordenschat hebben in vergelijking met een verhaal voor volwassenen. Het beeld dat de bewerker van de jonge lezer heeft bepaalt in hoge mate het adaptatieproces. Deze geïntendeerde lezer kan, volgens Ghesquière (1993) variëren tussen de twee uitersten ‘de kleine volwassene’ en ‘het onschuldige wezen’. De manier waarop de jonge lezer gezien wordt, bepaalt ook de mate en het soort transformaties die bij een bewerking worden toegepast.
Ingrepen in de tekst kunnen zo plaatsvinden dat er een nieuw verhaal of een parodie ontstaat, er een ander perspectief gegeven wordt of het verhaal in een andere context geplaatst wordt. Deze verande- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 174]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ringen zijn tekstgericht en zijn daarom intertekstuele transformaties. Wordt de oude tekst toegankelijk(er), bijvoorbeeld door het inkorten van langdradige beschrijvingen, het verduidelijken van vaagheden, de opvoering van de spanning of ingrepen die rekening houden met de (on)mogelijkheden van de jonge lezer, dan zijn deze ingrepen doelgroepgericht. Dit noem ik adaptationele transformaties. Welke transformaties Dros heeft toegepast zal blijken uit de vergelijking van vertaling en bewerking. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De vergelijking tussen Homeros en DrosDe vertaling gaat vergezeld van een inleiding, een nawoord en een register. In de inleiding wordt informatie gegeven over de geschiedenis van de Odysseia, de aanleiding van de oorlog om Troje en de situatie aan het begin van het verhaal. Achterin het boek is een verklarende namenlijst opgenomen. In de vertaling wordt elk van de vierentwintig boeken voorafgegaan door een overzicht van de handelende personen (de Dramatis personae) en de scènes die in dat hoofdstuk voorkomen. Al deze elementen maken de tekst, naast de actuele vertaling, toegankelijk en begrijpelijk voor de hedendaagse lezer. De meest opvallende verschillen tussen grondtekst (de vertaling) en eindtekst (de bewerking) zijn de vorm, de omvang en het gebruik van illustraties. De grondtekst is in dichtvorm (hexameters) en kent een enkelvoudige vertelinstantie. De eindtekst is in prozavorm en wordt gekenmerkt door een meervoudige vertelinstantie. De vertaling is omvangrijker dan de bewerking: 385 pagina's tegenover 202 pagina's. De bewerking bestaat uit 29, van titels voorziene, hoofdstukken. De grondtekst is op de omslag van Juul van den Heuvel en het binnenwerk na, niet geïllustreerd. De bewerking is wel geïllustreerd en wel met de computertekeningen van Harrie Geelen die zich heeft laten inspireren door afbeeldingen op Griekse vazen. Ook de eindtekst begint met een inleiding en bevat tevens een verklarende namenlijst. Uit de inleidende paragraaf, getiteld Helden, blijkt de manier waarop Dros het verhaal heeft geïnterpreteerd: Elke zoon is de zoon van een held en elke heldenzoon wil zelf een held zijn net zo groot als zijn vader, groter dan zijn vader. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 175]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hun vader neer, krijgen zoons, zijn eindelijk op hun beurt de held van de dag. Deze inleiding benadrukt het uitgangspunt van de bewerking: een verhaal over de relatie van de held Odysseus en zijn zoon Telemachos en de rol die verhalen daarin spelen. Het zijn vooral die delen uit de grondtekst waarin Telemachos een belangrijke rol speelt (boek 1-4, de telemachie, en boek 15-23) die de basis zijn voor de bewerking. De episodes uit de overige boeken, die waarin de belevenissen van Odysseus verteld worden, zijn weggelaten of komen op andere plaatsen in de tekst kort naar voren.
Om van grondtekst tot eindtekst te komen zijn de vier verschillende transformatievormen toegepast: weglating, toevoeging, verplaatsing en vervanging. Een zeer opvallende en ingrijpende transformatie is de vervanging van het enkelvoudig perspectief voor een meervoudig perspectief. Deze vervanging heeft veel consequenties voor de vorm, de inhoud en de stijl van het verhaal. Het verhaal van Homeros wordt verteld door een externe vertelinstantie, de verteller staat buiten het verhaal. In de bewerking wordt het verhaal door meer personages verteld, iedereen vanuit hun eigen perspectief. De verhalen zijn daardoor gekleurd. Vooral de hoofdstukken waarin Telemachos en Penelopeia vertellen, bevatten beschrijvingen van gedachten, gevoelens en de twijfels van de personages. Ze doen denken aan dagboekaantekeningen. De hoofdstukken waarin Athene, Afrodite of andere Goden aan het woord zijn, hebben het karakter van verslagen. Athene doet verslag aan Zeus, Afrodite vertelt de gebeurtenissen aan haar minnaar Ares, de god van de oorlog. Dit vertelkader leidt tot | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 176]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In een aantal hoofdstukken leidt het gekozen perspectief tot opmerkelijke verschillen met de oorspronkelijke vertelwijze. In boek 8 van de vertaling zingt een der Faiaken een lied over Afrodite die haar man Hefaistos bedriegt met Ares. In de bewerking wordt aan dit lied | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 177]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gerefereerd wanneer Zeus zijn zoon Hefaistos bezoekt (hoofdstuk 14: Zeus en zoon). Via een futuristisch kijkscherm, een panoramawand, laat Hefaistos zijn vader zien hoe hij belachelijk gemaakt wordt: ‘Wat is dit nu weer?’ Dros vertelt het verhaal vanuit de persoon in kwestie, waardoor de gevoelens en emoties duidelijk naar voren kunnen komen. Zo ook in hoofdstuk 15, Poseidon en zoon, waar Poseidon zijn zoon Polyfemos, de eenogige Kykloop, bezoekt. Polyfemos vertelt zijn vader hoe Odysseus zijn oog uitgestoken heeft. Het bekende verhaal van de Kykloop, dat in Homeros door Odysseus verteld wordt, wordt in de bewerking van Dros tweemaal verteld. Eenmaal door Odysseus (hoofdstuk 28, De verhalen van Odysseus, ingebed in het verhaal van Athene) en eenmaal door het slachtoffer. Een andere opvallende vervanging is de keuze voor de held van het verhaal. Bij Homeros is Odysseus overduidelijk de hoofdpersoon, in de bewerking is Telemachos echter de belangrijkste figuur. Dit heeft tot gevolg dat die delen waarin de belevenissen van Odysseus beschreven staan weggelaten worden of kort samengevat. In diverse hoofdstukken wordt gerefereerd aan zijn belevenissen. De verhalen die Odysseus aan de Faiaken vertelt (de phaekis, boek 9-12) heeft Dros verplaatst naar hoofdstuk 28. Athene vertelt daarin aan Zeus hoe Odysseus en Penelopeia herenigd zijn en elkaar hun verhalen vertellen. Athene roept alle Goden bij elkaar om te luisteren naar Odysseus en laat hem vervolgens 15 bladzijden aan het woord. Uit de woorden van Athene blijkt de vertelkunst van Odysseus, een man van verhalen: Kom toch allemaal, Hera, Afrodite, kom. Luister en huiver, eeuwig gelukzalige Goden. Odysseus vertelt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 178]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 179]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Zodra we waren weggezeild van Troje joeg een storm ons uit de koers. Odysseus komt in de bewerking, op het bovenstaande ingebedde fragment na, niet zelf aan het woord. Zijn gevoelens en gedachten blijven daardoor (grotendeels) verborgen voor de lezer. Hij komt tot leven door de verhalen die anderen over hem vertellen. Dit geldt vooral voor het eerste deel van de bewerking, daarin krijgt Telemachos allerlei verhalen te horen over zijn vader. Als Telemachos en Odysseus elkaar uiteindelijk ontmoeten dan hoort de lezer dat via de verhalen van Telemachos, Athene, Medon en Penelopeia. Hij bestaat dus bij gratie van anderen. Zo blijft hij een man van verhalen, hij is zoals men hem vertelt. Ook Helena en de Goden krijgen in de bewerking een belangrijkere positie toebedeeld. Dit gaat ten koste van de positie van en aandacht voor enkele andere personages. Zo worden de gedeelten waarin Penelopeia aan het woord is ingekort of weggelaten. Ook de delen waarin de vrijers hun plannen beramen of gesprekken voeren zijn ingekort of weggelaten. De geschiedenis en het gevoelsleven van Helena (vooral in hoofdstuk 10: Helena) komen in de bewerking uitgebreid aan de orde. Ook de rol van de Goden is vergroot. Hera en Afrodite spannen samen tegen Athene. Zij zijn het die Telemachos verliefd maken op Helena, waardoor de plannen van Athene in de war worden geschopt. Deze toevoegingen zijn niet direct terug te leiden tot het grondverhaal. Ze zijn afkomstig uit de Ilias en de fantasie van Imme Dros.
Van de transformatievorm toevoeging zijn nog meer voorbeelden te noemen. Deze zijn in de volgende vijf thema's onder te brengen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 180]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 181]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Scheepje vaar naar Troje
haal Helena, de mooie
haal Helena, het kind van Zeus
uit Troje weer terug naar huis.
Tien jaar moet je wachten
duizend lange nachten
duizend lange uren
dan vallen alle muren.
Eén... twee... Boem!
Ook voor de transformatievorm weglating zijn meer voorbeelden te noemen. Bij het weglaten is Dros behoedzaam te werk gegaan. De essentie van de diverse verhaalelementen is niet weggelaten, maar komt, in zeer verkorte vorm, terug in gesprekken, verhalen, liedjes et cetera. Andere weglatingen zijn:
De volgorde van de vertaling wordt in het algemeen gevolgd in de bewerking. Elementen, gegevens of episodes uit de boeken die in de bewerking geheel of gedeeltelijk weggelaten zijn, komen vaak op | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 182]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De koning is dood
zijn vrouwtje wacht twintig jaar
zijn zoontje zal niet veel erven
honderd man krijgen hem klein
ver voor zijn tijd zal hij sterven
weg is de koning
de zee is groot
en wij willen wijn!
Wij willen wijn. Ja, wijn!
En o Poseidon, wat doe je me aan
Poseidon, toe heb medelijden
O Poseidon, laat me toch gaan
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 183]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
andere plaatsen in het verhaal terug, veelal in ingekorte of samengevatte vorm. De informatie over en de introductie van de diverse personages, deels verspreid over de diverse boeken en deels afkomstig uit de voorgeschiedenis, verplaatst Dros naar het eerste hoofdstuk (De verhalen over Odysseus). In dit eerste hoofdstuk zijn ook de verhalen van het litteken van Odysseus (uit boek 19) en het verhaal van de boogschenker Ifistios (uit boek 21) geplaatst. In Homeros wordt de vertelling onderbroken door de inlassing van deze verhalen. Om dit soort onderbrekingen te voorkomen verplaatst Dros in haar jeugdbewerking de verhalen naar een plek waar ze de verhaallijn minder onderbreken.
Het begin en het eind van de teksten is ook verschillend. In het begin van het verhaal, als Athene Ithaka bezoekt, kort Dros de gesprekken met Telemachos in. Ze laat de inwoners van Ithaka hun mening geven over de doodgewaande koning, de slappe zoon en de tweeslachtige Penelopeia. In plaats van de familie van Odysseus, vertellen de zeelui en de stedelingen over de huidige situatie. Hun visie is minder genuanceerd dan de manier waarop de situatie in het grondverhaal geschetst wordt. De mening van de zee- en stadslui wordt samengevat in een lied van drie coupletten. Het eerste couplet gaat zo:
De koning is dood
zijn hart is vlees van een krab
zijn botten zijn al bedolven
onder het zand
onder de eeuwige golven
weg is de koning
de zee is groot
en wij gaan aan land.
Wij gaan aan land.
Het eind van het grondverhaal, waarin de vrijers in het schimmenrijk aankomen, Odysseus en Telemachos Laërtes bezoeken en de strijd op het landgoed plaatsvindt, is in de bewerking ook anders. Het bezoek aan Laërtes en het gesprek dat daarop volgt is verplaatst naar hoofdstuk 21 (Een man met de nodige levenservaring). Hier bezoekt Medon de oude man in plaats van Odysseus. In het laatste hoofdstuk van de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 184]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bewerking meldt Athene aan Zeus dat de vrede hersteld is. Athene vervolgt met een beschrijving van de blijdschap van de inwoners en haar mening over Odysseus, Laërtes en Telemachos. De bewerking vermeldt wel het feit dat Odysseus en Telemachos naar het landgoed zijn gegaan en dat daar gevochten is, maar het accent ligt op de omgeslagen mening van de bewoners van Ithaka en deze wordt verwoord in de herhaling van het lied uit het begin, maar met een andere inhoud:
De vrijers zijn dood
hun schimmen dwalen al rond
langs de beschimmelde wegen
onder de grond
onder de donkere aarde
dood honderd vrijers
de zee is groot
en wij zijn gezond.
Wij zijn gezond.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De stilistische verschillen tussen Homeros en DrosDe restricties die gelden voor een metrische vertaling gelden niet voor een prozabewerking. In de bewerking is Imme Dros dan ook veel vrijer in haar woordkeus en zinsbouw dan in de vertaling en dat levert heel wat verschillen op. De vrijheid van woordkeus en de verandering van perspectief hebben geleid tot stijlverschillen. Dros laat elk personage in de bewerking zijn of haar eigen verhaal vertellen in een stijl die past bij het personage. Athene, de Godin van de wijsheid, verslaat de gebeurtenissen over het algemeen vrij nuchter, aangevuld met overpeinzingen. Afrodite, de Godin van de liefde, vertelt losser, frivoler en met passie. De verslagen van Telemachos zijn jeugdig, opgewonden en hij twijfelt veel. De notulen van Hermes, de bode van de Goden, zijn zakelijk, Penelopeia is tweeslachtig, Medon ervaren, de vrijers luidruchtig. Deze verschillen van stijl tussen de diverse personages komen in de eerste paar zinnen van ieders verslag al naar voren. Zeus, Athene hier. Ik sta aan het strand van Ithaka vermomd als koning Mentes van Tafos en ik verbaas me over de stervelingen. Hun lot is | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 185]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ellendig, hun einde is de dood en ze blijven maar hopen dat het beter wordt. (p. 33) Bij Homeros komen de personages alleen in ingebedde dialogen aan het woord. De eigen stijl van een personage komt daardoor minder duidelijk naar voren. De toon is in de bewerking vrij ironisch, ook in de dramatische passages. In het verhaal van Homeros stromen de tranen vrijelijk: Odysseus huilt als hij naar de zanger van de Faiaken luistert, Telemachos huilt als hij op bezoek is bij Menelaos, Penelopeia is bijna voortdurend in tranen, Nestor huilt als hij Telemachos ontmoet et cetera. In de bewerking lezen we: hij huilde, de arme, lieve stakker (p. 55), De wereldreiziger Telemachos snikte als een kind (p. 72) Als Odysseus en Telemachos elkaar voor het eerst ontmoeten wordt er helemaal veel afgehuild. In Homeros staat: (...) maar toen sloeg Telemachos toch zijn / armen om zijn vader en vergoot stromen van tranen. / Een intense behoefte om te huilen bekroop hen / en ze lieten zich gaan en jammerden, schreeuwden het uit nog / harder dan roofvogels, lammergieren of adelaars als de / boeren hun jongen uithalen voordat ze kunnen vliegen, / nog droever waren de tranen die van hun wimpers vielen. / En de zon zou nog ondergegaan zijn tijdens dat huilen, / als Telemachos niet opeens de vraag gesteld had: (...) (p. 267) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 186]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In de bewerking is deze scène bijna lachwekkend door het ‘wellesnietes-spelletje’: De toon overtuigde de jongen meer dan woorden. Hoofdstuk 23, Honderd vrijers over de koningin, wijkt af van de vertelwijze in de andere hoofdstukken. In dit hoofdstuk laat Dros de honderd vrijers aan het woord. Zij bezingen hun liefde voor Penelopeia in een drie pagina's durende opeenvolging van hartekreten en gedachten (niet allemaal even poëtisch), die Aukje Holtrop (Vrij Nederland, 10-12-1994) aan het Hooglied doen denken:
‘Daar komt ze. O Penelopeia, mijn koningin!’
‘Die dansende manier van lopen...’
‘Hier kan ik niet tegen.’
‘Haar ogen, ze wenkt me met haar ogen!’
(...)
‘Ik trouw met Penelopeia als Zeus het wil.’
‘Dit paleis moet wel verbouwd, die muur kap ik eruit.’
‘Als ik veertig ben is zij zestig...’
‘Melantho is een lekker mokkel, die krijg ik erbij.’
(...)
‘Ik trouw met Penelopeia.’
‘Een hals als van een zwaan.’
‘Sierlijke enkels, prachtige handen.’
‘Een flinke bos hout voor de deur.’
(...)
‘Haar lippen zijn als een scharlaken snoer.’
‘Haar dijen zijn torens van elpenbeen.’
‘Dat haar glanst als een schild.’
‘Honing zoet als honing als honing zoet.’
‘Met Penelopeia in een stille wijngaard.’
‘Haar wangen zijn donzig als de buik van een gans.’
‘Afwachten en dagen tellen.’
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 187]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Ik ben ziek van liefde.’
‘Ik trouw met Penelopeia.’ (p.152-153)
In de episodes waarin de Goden beschreven worden overheerst de ironie helemaal en zou er gesproken kunnen worden van parodie. De Goden worden beschreven als een stelletje ruziemakers die elkaar constant dwars willen zitten en elkaar uitschelden. De grondtekst is dusdanig getransformeerd dat er een lachwekkend effect optreedt, er is bijna sprake van een klucht. In Homeros hebben de Goden ook zeer menselijke trekjes, maar ze blijven toch verheven boven de sterfelijken. Dros maakt van de Goden gewone mensen, met alledaagse kibbelpartijtjes: ‘Moedermoord blijft moedermoord.’ In het tweede citaat is duidelijk sprake van een aantal hedendaagse Nederlandse uitspraken, niet waar de kinderen bij zijn, en het aangepaste kun je wel tegen een vrouw. Niet alleen Hera en Zeus hebben ruzies, ook Afrodite en Hera. Ze proberen samen te spannen tegen Athene, aan wie Hera zich al eeuwen ergert, maar de familieband (Afrodite is getrouwd met Hefaistos, de zoon van Zeus en Hera) levert problemen op: ‘Hefaistos heeft ook zijn goede kanten,’ zei ik [Afrodite]. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 188]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In de bewerking twijfelen de stervelingen openlijk aan het gezag van de Goden en het nut van de offeringen en rituelen. Tijdens de Godenvergadering maakt Zeus zich kwaad over een klacht van Aigisthos, de moordenaar van Agamemnon: ‘Hij klaagt? De moordenaar klaagt?’ Het bestaan van de Goden wordt in de laatste zin van het boek door de Godin Athene in twijfel getrokken: Het wordt hoog tijd dat ik hier wegga, Zeus, voor ik ga verlangen naar vergankelijkheid, voor ik ga geloven dat wij Goden alleen bestaan in de verhalen van stervelingen, dat zij ons om een of andere duistere reden hebben bedacht. (p. 202) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BesluitWoorden reizen langs kromme wegen. (p. 142) De verhalen reizen mee. Elke verteller brengt de verhalen op zijn eigen manier over. De kern blijft, de vorm verandert. Ook als de verhalen opgeschreven zijn, blijven ze veranderen. Uitgaven worden herzien, vernieuwd en aangepast aan de moderne tijd. Oude woorden worden vervangen door nieuwe. Het verhaal wordt aangepast aan de moderne lezer. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 189]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De verhalen maken deel uit van het literaire erfgoed. Ze worden van generatie op generatie overgebracht. Veel verhalen worden bewerkt, aangepast en toegankelijk gemaakt voor de jongere lezers en luisteraars. In dit artikel heb ik laten zien langs welke weg de woorden van Homeros via de vertaling naar de bewerking gereisd zijn.
De bewerking van Imme Dros is een verregaande interpretatie van het grondverhaal en kan daarom een vrije bewerking genoemd worden. Imme Dros heeft de grondtekst dusdanig getransformeerd dat er een nieuw verhaal is ontstaan, een nieuwe interpretatie van de verhalen over Odysseus. In de bewerking staat Telemachos centraal. Door de zoektocht naar zijn vader ontwikkelt hij zich van een twijfelende, beïnvloedbare en onzekere jongeman tot een volwassen held: een waardige zoon van zijn vader. De vader-zoon relatie is dan ook een belangrijke factor in het verhaal. Imme Dros heeft de voorgeschiedenis van de Odysseia, de verliefdheid van Telemachos voor Helena, de gevoelens en emoties van de personages, de humor, de ironie, de liedjes, de intertekstuele verwijzingen en moderniseringen aan de grondtekst toegevoegd. Deze toevoegingen zijn deels te herleiden tot de Ilias en zijn deels afkomstig uit de fantasie van de bewerkster. De tekst is toegankelijk gemaakt voor jonge lezers door het weglaten of verplaatsen van een aantal verhaallijnen. Ook de toevoeging van de humor en de vervanging van het perspectief waardoor de personages levendiger en herkenbaarder worden, maken het verhaal toegankelijker. Door Telemachos als hoofdpersonage te nemen en de relatie tussen vader en zoon te thematiseren houdt Dros rekening met haar jeugdige lezer; de jonge en onzekere Telemachos zal de jeugd meer aanspreken dan de oude en verstandige Odysseus. Op het niveau van de inhoud houdt Dros rekening met haar lezer door de weglating en inkorting van dialogen en beschrijvingen, de toevoeging van liedjes en het verkorten van de verhaallijnen. Op het niveau van de vorm heeft Dros het verhaal ingekort, het aantal personages en plaatsen van handeling verminderd en geeft ze uitleg over de context door de voorgeschiedenis en de verhalen van de Godenwereld uit te breiden. Het verhaal wordt herkenbaarder door de vermenselijking van de Godenwereld en de moderniseringen. In de stijl houdt Dros rekening met haar jonge lezers door het minder verheven taalgebruik, het gebruik van moderne begrippen en korte, directe dialogen die gekenmerkt worden door humor. Aanpassingen wat betreft het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 190]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
medium zijn tot stand gekomen door de toevoeging van illustraties en de korte hoofdstukken. Dros heeft het verhaal niet alleen toegankelijker gemaakt. Ze heeft ook haar visie, haar interpretatie van het verhaal, aan de tekst toegevoegd. De haast parodistische manier waarop Imme Dros in de bewerking de Goden en hun wereld beschrijft komt lachwekkend over. Ze maken ruzie, zijn jaloers, twijfelen aan hun bestaan: kortom ze zijn menselijk geworden. De afstand tussen de Goden en de stervelingen is verkleind. Ook in haar stijl komt deze ironie tot uiting. Over dè stijl van de bewerking kan echter niet gesproken worden, het is een mengeling van stijlen en tekstsoorten. Ironie, parodie, zakelijke beschrijvingen, allerlei stijlen wisselen elkaar af. Qua tekstsoorten bestaat het verhaal uit beschrijvingen en dialogen, maar we komen ook verslagen, notulen en liedjes tegen. Verwijzingen naar de hedendaagse samenleving en de moderne communicatietechnieken worden niet geschuwd. In het verhaal zijn tevens verwijzingen naar (jeugd)literaire teksten te vinden. Eurykleia zegt bijvoorbeeld tegen Telemachos op bladzijde 18: Je vader was een bijzonder kind en dat was hij. Een verwijzing naar de Dik Trom verhalen. Ook de liedjes refereren aan bekende liedjes, dronkemansliederen en aftelversjes. De bewerking is daardoor eclectisch te noemen. Dros vormt met schijnbaar niet bij elkaar passende elementen een nieuwe combinatie; de antieke Godenwereld gecombineerd met twintigste eeuwse vergadercultuur, moderne communicatietechnieken en futuristische uitvindingen. Dit eclectische karakter van de tekst nodigt uit de tekst postmodernistisch te interpreteren.Ga naar voetnoot7 Ik doel hierbij vooral op de ontkenning van het bestaan van een gezaghebbende werkelijkheidsopvatting. Er is meer dan één mogelijke wereld, het verschil tussen werkelijkheid en fictie valt daarmee weg. De werkelijkheid bestaat enkel nog uit taal. Ook het spel dat Dros speelt met de stijl- en tekstsoorten en met de overeenkomsten en verschillen met de grondtekst leiden tot een postmodernistische verklaring van de tekst. Binnen een postmodernistische interpretatie is de grondtekst te zien als fictief materiaal dat bewerkt, getransformeerd en gerecycleerd kan | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 191]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
worden, zonder dat men zich aan zijn oorspronkelijke functie veel gelegen laat liggen. (Paul Claes, 1988, p. 27.) Zo laat Dros in haar bewerking de personages het verhaal vanuit hun subjectieve en dus onbetrouwbare visie vertellen, waardoor het bestaan van de mythische held Odysseus in twijfel wordt getrokken. Hij komt zelf niet aan het woord, behalve ingebed in het verhaal van Athene. Het blijft in de bewerking daardoor onduidelijk of Odysseus een ooit bestaande held of enkel een fictief personage is. Odysseus bestaat alleen in taal, een man van verhalen.
Deze bewerking toont eens te meer aan dat de grens tussen jeugdliteratuur en literatuur voor volwassenen niet eenvoudig is te trekken. De overdracht van het literaire erfgoed, de gebruikte literaire procédés, de mogelijkheid tot een postmodernistische lezing en het gebruik van intertekstualiteit zijn elementen die niet alleen meer tot het domein van de literatuur voor volwassenen behoren. De bewerking is overgangsliteratuur, waarbij de jonge lezer met een heuse volwassen literaire klassieker geconfronteerd wordt. Imme Dros neemt de jongere lezer serieus en biedt de oudere lezer veel stof tot nadenken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Literatuur
|
|