| |
| |
| |
Het fascinerende fenomeen Bruna
Truusje Vrooland-Löb
Er is niemand in Nederland, die nooit iets van Dick Bruna gezien heeft. Want ook al behoren om de een of andere reden nijntje, snuffie, boris & barbara of betje big niet tot je literaire bagage, iedereen heeft toch wel eens oogcontact gemaakt met een van zijn tekeningen.
Als je samen met een kind vorig jaar met de trein vanuit Amsterdam naar Utrecht ging - zijn geboorte- en woonplaats - dan kreeg het tegelijk met zijn ‘railrunnerticket’ van een gulden een Bruna-ansichtkaart en later op Hoog Catharijne in de winkels een Bruna-kleurplaat cadeau.
Ga je eten in een Frans restaurant, dan kun je zijn forse Provençaalse boerenvrouwtje met stokbrood in haar mandje, op je menukaart aantreffen.
Postzegelverzamelaars hebben zijn kinderpostzegels (1969) in hun album, en bij de wat oudere lezers staan zijn steeds volstrekt herkenbare omslagen van de zwarte beertjespockets (De Saint, Maigret, Havank) die hij voor de familieuitgeverij maakte, op het netvlies gegrift.
Als bloeddonor ben je misschien naar de bloedbank gegaan omdat zijn vriendelijke affiches - bloed goed, geef het dan - je over de laatste drempel haalden.
Wie over mijn drempel gaat, doet dat over een Bruna-deurmat waarop jan de tuinman U een vriendelijk ‘Hallo’ toeroept en alle verjaardagen staan bij ons genoteerd op...natuurlijk een Bruna-kalender.
Zijn kinderboekfiguren zijn dus de wereld ingestapt, en al sinds twee generaties vooral de wereld van het Jonge Kind in. Ze sieren allerlei produkten als baby-crèmes, slabbers, tasjes, bekers, dekbedden, truien, papborden, puzzles, kaplaarzen, kleurpotloden, lottospelen, washandjes en handdoeken en geven door hun simpele en geraffineerde vormgeving een extra esthetische dimensie aan deze produkten (de regeling van de daaruit voortvloeiende internationale copyrights en de kwaliteitsbewaking van het eindresultaat verzorgt Mercis b.v., zijn Amsterdamse verkoopmaatschappij die o.m. in het leven is geroepen om commerciële wildgroei en plagiaat tegen te gaan).
Daarnaast geven zijn figuurtjes door hun vertrouwde uitstraling kinderen
| |
| |
ook soms een steuntje in de rug, niet alleen op de ruiten en wanden van peuter-en kleuterklassen, maar ook in een beangstigende lokatie als het ziekenhuis (1972 St. Antoniushove in Leidschendam) waar zìjn paardjes, aap, beer en tent de bakstenen muren van de kinderafdeling opvrolijken en zó een stukje veiligheid - van thuis uitstralen.
| |
Het goede doel
Dick Bruna maakt niet alleen smaakvol werk, maar toont ook een goede smaak bij de keuze van de opdrachten die hij aanneemt. Zijn werk zul je nooit verbonden zien aan slechte produkten of dubieuze, goedkope, commerciële projecten. Zo heeft hij tekeningen of affiches gemaakt voor tal van Utrechtse activiteiten: Utrecht stad naar mijn hart, en voor de Kunstmarkt aldaar, maar ook voor Veilig Verkeer Nederland, Het Rode Kruis, het Nederlands Zuivelbureau, Unicef, Jantje Beton, Amnesty Internationaal, Nationale Boomfeestdag, Terre des Hommes, het Astmafonds en de Dierenbescherming, om er maar een paar te noemen.
Goede doelen dus, en uit deze opsomming blijkt misschien ook wel zijn vriendelijke en positieve houding ten opzichte van de wereld.
In zijn getekende boodschap op zijn affiches of logo's richt hij zich wonderlijk genoeg in exact dezelfde eenvoudige vormentaal als in zijn kinderboeken tot ons volwassenen. En spreekt daarin vermoedelijk ook weer het kind in die volwassene aan.
| |
Bruna-boeken een wereldsucces
Maar ècht beroemd is hij natuurlijk geworden bij kinderen als de maker van zijn inmiddels 76 kleine boekjes die in alle landen van de wereld bekeken en (voor)gelezen worden. Bruna-boeken zijn vrijwel altijd boekjes van maar 14 × 14 cm., dus een formaat dat lekker in kleine handjes ligt. Meestal hebben ze - behalve de tekening op voor- en achterplaat - twaalf illustraties binnenin op de rechterpagina's en staat de vierregelige tekst op de linkerbladzijde. De uitvoering, soms gekartonneerd, is altijd solide en gaat een gezinsleven lang mee.
Maar wat is nu toch het geheim achter dit jarenlange internationale succes van die kleine boekjes voor jonge kinderen?
Is het de tekst? Of zijn het de tekeningen? Of heeft het iets te maken met een magisch samenspel tussen beide? Laten we eerst trachten de tekeningen te beschrijven, want Bruna is natuurlijk in eerste instantie tekenaar en dan pas
| |
| |
schrijver, en zijn illustraties ontstaan ook altijd eerder dan de tekst van zijn boekjes.
Al vanaf het begin, in 1953 verscheen de appel en in 1955 werd nijntje geboren (de latere versie zoals wij haar nu kennen stamt uit 1963), vertoont het werk van Bruna een belangrijk herkenbaar aspect: eenvoud. Al laten vergelijkingen van een eerste versie en een latere, ook zien dat Bruna heeft moeten zoeken naar zijn eigen vormentaal. Zijn verrassende eenvoud van vorm met de zware gepenseelde contourlijn, de afwezigheid van perspectief en het consequente gebruik van overwegend bijna-primaire kleuren rood, zwart, blauw, geel, wit, en groen in combinatie met bruin en incidenteel oranje, kenmerken dit werk.
De invloed van de vrije schilderkunst is onmiskenbaar ook aanwezig. In zijn werk kan men elementen herkennen van bijvoorbeeld: Mondriaan of Matisse.
Bruna's persoonlijke kleurpalet voor zijn kinderboeken is in de loop van al die jaren eigenlijk praktisch ongewijzigd gebleven. Maar de toepassing van zijn kleuren náást elkaar is wel steeds geraffineerder, brutaler en spannender geworden (leg nijntje aan zee maar naast boris op de berg). Daarbij weet hij ook het wit in veel van zijn boeken nijntje op de fiets, nijntje in het ziekenhuis, stoeprand stop uiterst optimaal te regisseren en als spannend ‘kleur-element’ te gebruiken.
Hij is waarschijnlijk altijd méer als een begenadigd vormgever en ontwerper, dan als een virtuoos tekenaar te beschouwen.
Zijn figuurtjes hebben altijd een uitgekiende reductie, vereenvoudiging ondergaan. Al tekenend met potlood begint hij in eerste instantie veel naturalistischer en gedetailleerder om vanuit die schetsen te zoeken naar het essentiële van hun vorm, door steeds meer weg te laten, maar tegelijkertijd toch nog direct herkenbaar te blijven.
Voor zijn werkwijze gaat het oude credo uit de wereld van de reclame-ontwerper: ‘doe méér met minder’ nog steeds op. Het geldt ook voor een aantal andere grote kinderboekillustratoren als Eric Carle, Leo Lionni en Max Velthuijs; allemaal van huis uit ontwerpers die net als Bruna geen streek te veel zetten op hun vel papier.
Door deze bedrieglijke eenvoud van vorm wekken zijn tekeningen de indruk gemakkelijk en moeiteloos tot stand gekomen te zijn, alsof de contour bijvoorbeeld even met een viltstift getekend werd. Niets is minder waar. Hij knipt en plakt en werkt met plakkaatverf en een echt penseel en zwoegt voor een boekje met twaalf illustraties in eerste instantie wel op een honderdtal
| |
| |
eerdere pogingen om uiteindelijk te komen tot een aantal platen van een unieke versobering. ‘Hoe zo'n mondje van Snuffie in elkaar zit...daar doe ik eindeloos over voor het goed is. De spanning van een lijn is zo ontzettend belangrijk’ (cit. interview Bibliotheek en samenleving 7, jrg. 2.1974).
Illustratiewerk dat zo populair is bij het grote publiek en dat ook zo eenvoudig gemaakt lijkt, wordt op een gegeven moment natuurlijk geïmiteerd. En niet met succes; namaak valt door de mand omdat dit werk haast niet te imiteren valt door de net geroemde uiterst uitgebalanceerde vorm en de spanning op de pagina die ontstaat door het spel van kleur tegen kleur in combinatie met de bondige contourlijn.
Als Bruna eenmaal iets getekend heeft, op zijn volstrekt eigen wijze gedistilleerd heeft uit de ons omringende werkelijkheid, dan krijgt deze tekening van een voorwerp of een figuurtje een soort overal geldende, blijvende waarde waaraan niet getornd kan worden, en wordt deze als het ware een pictogram uit een soort wereldbeeldtaal; beeldesperanto dus (de fraaie catalogus over hem en zijn werk heeft als titel: het paradijs in pictogram).
Is bijvoorbeeld zijn snuffie de geslaagde grondvorm voor hond geworden, dan kan die tekening ook in een andere uitgave van hem als symbool voor hond gebruikt worden. En dat doet Bruna ook. Door kleine variaties in kleur en een andere plaatsing in beeldregie van de pagina werkt de bestaande tekening toch anders. En overal op de wereld interpreteren kinderen deze snuffie als Hond.
Opvallend is dat zijn werk vooral in Japan van het begin af aan buitengewoon populair is geweest. Dat heeft wellicht iets te maken met de Japanse kunsttraditie, want ook de Japanse prent kent zoals we weten vanouds de sterke contour en de geraffineerde werking van een sobere en uitgekiende vlakverdeling.
Zijn figuurtjes in al die boekjes vormen samen dus eigenlijk een universele beeldtaal of anders gezegd: een universeel taalbéeld.
En dat is, alle cultuurverschillen en dus ook alle verschillen in beeldcultuur in aanmerking genomen, heel bijzonder.
| |
Het Bruna-teken
In zijn altijd positief gerichte verhaaltjes hebben de figuurtjes grote hoofdjes op dikke lijfjes en korte armpjes en weinig hoofdhaar: eigenschappen die ze met kleine mensen en jonge dieren gemeen hebben en waardoor ze volgens psychologen een appèl doen op onze gevoelens van vertedering en verzorgingsdrift. En bij jonge kinderen misschien een gevoel van herkenning oproepen.
| |
| |
Zijn figuurtjes kijken de beschouwer altijd recht aan met hun vriendelijke, ovale zwarte oogjes. Volgens de ontwikkelingspsycholoog Dolf Kohnstamm (in: Kohnstamm, D. Het bijzondere van het gewone) is het effect van dit oogcontact dat de aandacht van de kijker erdoor wordt vastgehouden.
Door een minieme verandering van de stand van mond en oogjes weet Bruna expressie in de gezichtjes aan te brengen, waarbij hij vaak een traan dramatisch onder een oog laat hangen om daarmee overtuigend groot verdriet te suggereren (boek zonder woorden, snuffie en de brand).
In de jaren zeventig (U weet wel ‘flower power’ en Opoe-Romantiek) hoorde je wel eens van volwassenen de opmerking dat Bruna's tekeningen vlak, emotieloos of koel aandeden. Die mensen hadden zeker nooit goed naar een Brunaboek gekeken samen met een kind.
Er is immers geen traan in kinderboekenland - behalve die van de olifant Babar misschien - die zo ontroert als een Brunatraan. Of het nu beer boris is die uit de boom valt (‘en dat was niet zo fijn’) of nijntje die van de fiets valt, de koning die huilt omdat hij bijna niet met roosmarijn mag trouwen of nijntje die bang is in het ziekenhuis; het raakt de jonge beschouwer in al zijn minieme aanwezigheid. Bruna-tranen als beeldteken voor verdriet, dus. Maar dat verdriet gaat over, want het verhaal loopt altijd goed af. Boris krijgt een natte lap van barbara op zijn pijnplek en de koning zet zijn kroon af en kan dan zijn roosmarijn trouwen.
Klein verdriet, kleine blijheidjes en vrolijke avontuurtjes als een dagje naar zee, naar de speeltuin, een ritje op de fiets en een verjaarspartijtje, kortom belangrijke zaken uit kleine mensenlevens zijn de thema's van zijn boekjes.
| |
De Bruna-tekst
En dan de tekst. Ze staat op de linkerpagina in een mollige schreefloze kleine letter (Bruna gebruikt geen hoofdletters!) die in perfecte harmonie is met de zware contourlijn van de tekening op de rechterpagina (lay-out!).
De tekst bestaat uit vierregelige versjes waarin het laatste woord van de tweede zin rijmt op het laatste woord van de vierde regel. In al die jaren ontstond zo een echte Bruna-cadans. Het consequente ritme zorgt al snel voor een voorleesspel waarin het kind uitgenodigd wordt om (herkennen, herhalen) het laatste woord in te vullen. Wie éen tekst goed kent, herkent de taalstructuur in het volgende boek. En het ‘bekt’ ook bijna altijd zo lekker, waardoor het eigenlijk moeiteloos het geheugen inslipt van zowel de voorlezer als de jonge toehoorder.
| |
| |
Karakteristiek zijn zijn geruststellende stopwoordjes als hoor, of kijk maar. Dikwijls eindigt Bruna-boekje met het slapengaan van de hoofdpersoon:
‘en in de trein viel nijn in slaap
slaap lekker, kleine nijn’ (nijntje in de dierentuin)
‘het was een fijne dag, zei zij
en toen... sliep nijntje in’ (nijntje in de speeltuin)
‘maar in de wagen, onderweg
vielen haar oogjes toe’ (nijntje aan zee)
‘maar door die prik werd kleine nijn
een heel klein beetje moe
ik heb zo'n slaap, dacht zij - en toen
vielen haar oogjes toe’ (nijntje in het ziekenhuis)
In zijn taal staat Bruna (instinctief?) dicht bij de taal van de kinderen waarvoor hij schrijft. Uit een onderzoek van Kohnstamm blijkt dat Bruna's woordkeus uitstekend is afgestemd op de woordenschat waarover zijn jonge publiek beschikt. Ongetwijfeld is dit een van de redenen van zijn populariteit bij kleuters want er hoeft geen woord uitgelegd te worden. Alles staat er zoals het er staat.
Maar een aantal boekjes heeft helemaal geen tekst (zoals boek zonder woorden 1, 2, 3,) en zo'n boek laat het kind alle ruimte voor zijn eigen fantasie.
Ook zijn solide kartonnen uitklapboekjes voor box- en kinderstoelzitters (goedemorgen, goedenacht, oogje open, oogje toe) hebben geen tekst of echte verhaallijn, maar hebben door de logische opeenvolging van de afbeeldingen een sterke aanwijs- en benoemfunctie.
Hoewel Bruna in een interview in 1974 tegen mij zei ‘kinderboeken te maken voor het kind en niet voor zijn ouder’, treffen we toch een enkele keer een knipoog naar de volwassene aan zoals in: wij hebben een orkest:
‘(Vera?) bets is de violiste
je moet haar horen spelen
en pia (Beck?) speelt piano
de dirigent is bernard (Haitink?)
| |
| |
je ziet hem dan ook meestal
Hoewel humor - verbaal of visueel - niet zo'n sterk element in zijn boeken is als bijv. in het werk van zijn Engelse collega's Quentin Blake, David McKee en Tony Ross, wordt er wel overal in de wereld door kinderen om dezelfde kleine vriendelijke grapjes in zijn boeken gelachen.
| |
helpboeken
Bruna lijkt ervan te houden om kinderen te helpen bij het nemen van een barrière in hun leven, zoals in nijntje op school de angst voor dit instituut wordt weggenomen, zo steunen boeken als: ik kan lezen, ik kan nog meer lezen, ik kan nog véel meer lezen, telboeken 1, 2, 3, ik kan sommen maken, ik kan nog meer sommen maken, rond vierkant driehoekig, het kind bij het aanleren van cognitieve vaardigheden en heeft stoeprand... stop! een sterk verkeerseducatieve inslag.
Maar Bruna is ook begaan met andere aspecten in het leven van kinderen, n.l. met het zieke of gehandicapte kind. In zijn nijntje in het ziekenhuis biedt hij heel subtiel steun bij het angstaanjagende gebeuren van een opname vanwege een amandeloperatie. In opdracht van diverse ziekenhuizen (afd. Kinderneurologie Acad. Ziekenhuis Utrecht) maakte hij op kinderen afgestemde uitgaven als basje gaat logeren bij kinderneurologie, het children's haemophilia book en blue boat een uitgave voor kinderen met gehoorproblemen (opdracht met steun van de Royal Infirmary in New Castle upon Tyne) en ik heb een zusje maar ik mag alleen maar naar haar kijken, over couveuse kinderen, samen met Maaike Sigar en kinderarts Richard de Leeuw.
Zijn allernieuwste boek (dus het 76e) dat op 22 maart j.l. verscheen, lotje, gaat over een gehandicapt meisje, en Bruna schreef en tekende dit op voorstel van het Franciscusoord - een centrum in Valkenburg voor kinderen en jongeren met een lichamelijke of meervoudige handicap. Inhoud zoals Bruna het omschrijft in een persbericht (...)
Drie niet gehandicapte kinderen, twee jongens en een meisje Aagje zijn aan het ballen als Lotje in haar rolstoel komt aanrijden. Aagje nodigt haar uit mee te doen maar de jongens zijn bang dat Lotje het spel verknoeien zal. Zij gaan uiteindelijk akkoord omdat anders Aagje niet meer meedoet. Het spel gaat verder en wordt spannend omdat Lotje goed blijkt te kunnen ballen. De jongens krijgen respect voor haar en als Lotje het spel wint vragen zij
| |
| |
haar aan het eind van het verhaal of zij de volgende dag weer meedoet.
| |
het geheim van het succes
Zijn we nu achter het geheim van Dick Bruna's universele succesformule gekomen? Natuurlijk niet.
We kunnen alleen vermoeden dat het te maken heeft met een instinctief en zuiver aanvoelen van de belevingswereld van jonge kinderen. En tegelijkertijd stellen dat hij er in slaagt het essentiële van de wereld om ons heen zó in beelden (symbolen) van een veilige, warme wereld te vertalen, dat ze nationaal en internationaal moeiteloos en met groot succes verstaan wordt.
En wie de dikke stapel Bruna-boekjes van al die jaren bekijkt, ziet het: Bruna was als kunstenaar altijd volstrekt zichzelf en blijft altijd zichzelf en is ook niet te imiteren. Simpel en ijzersterk en met een visuele bondigheid die beslist een onderdeel van onze eigen beeldcultuur geworden is. Deze meester van de ‘simplicity’ verveelt nooit.
Of om het met Goethe te zeggen: ‘In der Beschränkung zeigt sich der Meister’. |
|