illustratoren, die hun ziel in andermans werk leggen, die betrokkenheid hebben met hun eigen vak, daarnaar zoek ik. Zo ontstaat een geheel en zelfs een profiel van een uitgeverij.
In 1985 verliet ik Van Holkema & Warendorf en kwam ik bij Van Goor. Ik trof daar een fonds dat qua uiterlijk niet echt mijn smaak was; ik vond het te bevestigend. Maar dat is begrijpelijk als je bedenkt dat uitgeven een zeer persoonsgebonden vak is. Je drukt als het ware je stempel op het fonds.
Van Goor was en is dus een enorme uitdaging. Ik kon aan iets nieuws beginnen dat niet alleen mocht groeien, maar moest groeien. Ik heb het fonds als volgt ingedeeld: kinder- en jeugdliteratuur als belangrijkste onderdeel, prentenboeken en boeken die eigenlijk geen boeken zijn, maar meer hebbedingetjes, soms zelfs speeltjes. Voor de literatuur kwamen er twee maten, één van 13×20 cm en één van 14×21 cm. De boeken werden gebonden. Hard-backs dus.
De prentenboeken zijn niet meer aan maat gebonden, en dat kan ook niet omdat de maat van coproducties al door de initiërend uitgever bepaald zijn. Bovendien kan de maat van een goed prentenboek toch niet het criterium zijn waarop je het afwijst. Vervolgens komt er in 99% van de gevallen, daar waar het kinder- en jeugdliteratuur betreft, onder de titel een citaat uit het boek. Dit om de aspirant-koper nieuwsgierig naar het boek te maken en hem tot kopen over te halen. Door met die citaten te werken is het Van Goor fonds nu ook herkenbaar voor de consument. Een fonds nieuwe stijl moet zich immers onderscheiden van al reeds bestaande fondsen. En niet door middel van een knallend logo, waarvan er in Bologna weer zoveel te zien waren. Nee, het moet een onderscheid zijn, dat wezenlijk iets zegt over de aard en de kwaliteit van het boek.
Bij Van Goor hebben de auteurs inspraak bij het kiezen van een illustrator. Als hun keuze diametraal op die van mij staat en alleen als die keuze niet bij het Van Goor fonds past, dan zal ik druk uitoefenen dit te veranderen. Gelukkig komt dit zelden of nooit voor. Als de auteur zelf niet weet wat hij wil, wat ook weinig voorkomt, doe ik een voorstel. Ze kunnen dan kiezen uit drie tot vijf illustratoren.
Wie zijn de kopers van kinderboeken, van Van Goor boeken? Zijn het de kinderen of zijn het de ouders? Zeker weten doe je het nooit, maar het ligt voor de hand te veronderstellen dat het de ouders zijn, want zij hebben het geld. Maar als het de volwassenen zijn die kopen, zou je dan misschien ook voor