Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 5
(1991)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 4]
| |
De boekarchitectuur van Klaus BaumgärtnerGa naar voetnoot*Klaus Baumgärtner hield tijdens de studiedag ‘Het visuele aspect van het kinderboek’ op 20 april jl. in Den Bosch, een boeiend betoog (met dia's) over de vormgeving van (kinder)boeken, waarvan hieronder een verslag. Voor Klaus Baumgärtner is het vormgeven van een boek als het bouwen van een huis. Een boek doe je open, treed je binnen en daar tref je ruimte aan. Klaus Baumgärtner wil door die ruimte geïnspireerd worden, zoals dat kan gebeuren bij het betreden van gebouwen of huizen. Een wezenlijke ontmoeting met ruimte is voor hem bijvoorbeeld het bestijgen van de trap in het huis van Federigo de Montefeltro (1444-1482) in de Italiaanse stad Urbino. Hij kwam daar in een prachtige ruimte die het leven van de invloedrijke graaf en groot mecanas weerspiegelt. De trap en de proporties van de ruimte geven de bezoeker het gevoel langzaam omhoog te zweven. Ook de ruimte in een boek beschouwt Klaus Baumgärtner als een ‘levend’ iets. Een boek is geen ding, maar een weerspiegeling van de ideeën, de emoties die eraan ten grondslag liggen. De vormgever is bij uitstek degene die dat (driedimensionaal!) zichtbaar moet kunnen maken. Bij hem of haar rust dan ook een grote verantwoordelijkheid, naar verhouding evenveel als bij een architect voor een te bouwen huis. Klaus Baumgärtner merkt op dat dit geen erg gangbare opvatting is over de vormgeving van (kinder)boeken. Niet bij vormgevers, en evenmin bij uitgevers.
Deze opvatting impliceert dat een vormgever ook een kunstenaar moet zijn. Dit geldt trouwens eveneens voor de illustrator, zoals Truusje Vrooland-Löb ook stelde in haar voorwoord bij het programma van de studiedag ‘Het visuele aspect van het kinderboek’. Vormgeving en illustratie dienen beide vooral opgevat te worden als uitingen van een creatief proces. Helaas wijst volgens Klaus Baumgärtner de praktijk van de hedendaagse uitgeverswereld vaak uit dat er voor dit creatieve proces weinig plaats is.
Uitgevers werken meestal met beperkende factoren als vaste formaten, ‘huisstijlen’, van te voren bepaalde kostprijzen en gemaakte calculaties, en | |
[pagina 5]
| |
tijdslimieten. Een vormgever krijgt dan te maken met een aantal vaste technische gegevens, en daarbij vaak ook nog eens met reeds gemaakte (omslag)illustraties en een kant-en-klare tekst. Wie heeft het nu nog over vormgeving als een creatief proces?
Het kan ook anders, vindt Klaus Baumgärtner. Voorwaarden om een boek optimaal vorm te geven zijn: ten eerste overleg in een vroeg stadium tussen auteur, illustrator, vormgever en uitgever. Hierbij wordt meteen duidelijk of het ‘klikt’ of niet. De vormgever kan zich inleven in het materiaal en de ideeën - en eventuele wensen kenbaar maken. Ten tweede moet de uitgever zo min mogelijk boektechnische en butgettaire beperkingen vooraf opleggen aan de vormgever. Met beperkingen van het budget kan op een andere, door de vormgever voor te stellen wijze, rekening gehouden worden. Creativiteit, enthousiasme en een hoeveelheid idealisme leiden naar de mooiste en beste vormgeving.
Aan de hand van een aantal dia's laat Klaus Baumgärtner zien hoe hijzelf deze inspirerende samenwerking met auteur, illustrator en uitgever in de praktijk heeft kunnen brengen. Kunstboeken, tentoonstellingscatalogi en kinderboeken: alle boeken tonen een geheel eigen karakter, met bijbehorende eigenzinnige details. Meestal wordt de buitenkant van een boek sober gehouden. Maar dit is wel een nieuwsgierig makende soberheid, alsof het boek een geheim bevat. Op het omslag van een catalogus staat alleen de naam van de kunstenaar. Achterop de voornaam (Klaus), voorop de achternaam (Baumgärtner). Het trema van de achternaam is uitgestanst, zodat je door de gaatjes iets ziet doorschemeren. In een handomdraai worden hier de basisvormen van een boek getoond: een voor- en achterkant en een binnenkant. Hieruit blijkt ook weer de ruimtelijke opvatting over vormgeving. Een boek over de Italiaanse kunstenaar Enzo Cucchi, La cerimonia delle cose, (Peter Blum Edition, 1985) heeft eveneens een sobere buitenkant. Binnenin word je verrast door een originele aanpak van de typografie, waarbij gevarieerd wordt in zetbreedten en interlinie, en dus ook in vlakverdeling. Voor deze aanpak is gekozen vanwege de verschillende toon in de teksten, die bestaan uit bespiegelingen van Cucchi's eigen werk. Op aandringen van Klaus Baumgärtner zijn er tekeningen en schetsjes aan toegevoegd. Hij verwerkte deze op een nogal onconventionele wijze. Ze werden gedrukt op verschillende soorten papier, in uiteenlopende formaten, en meegebonden in het boek. Zo wordt heel ingenieus de indruk gewekt van losse, ingestoken tekeningen en schetsjes. | |
[pagina 6]
| |
Soms is een klein doosje het uitgangspunt voor een boek, zoals een partij doosjes van een pleisterfabrikant. Hierin kwam een losbladig boekje, gemaakt door Robine Clignett (illustraties) en Klaus Baumgärtner (tekst en vormgeving): De Schoen en de Hoed (Moon Press, 1978). De typografie is ook onderdeel van de door de tekst en illustraties opgeroepen fantasieën. Een regel tekst wordt schuin geplaatst, waardoor deze in het verlengde komt van een illustratie. De hoge hoed van de schoorsteenveger (Moon Press, 1985) is een prentenboek van dezelfde makers, dit maal van een buitenissig groot formaat. Gekozen is voor een ‘anti-prentenboek’-aanpak; twee grijze borden karton, verbonden door een met rood linnen beplakte rug. De titel is in zwarte schreefloze kapitalen scheef geplaatst over bijna de gehele hoogte van het boek, waarmee een ladder gesuggereerd wordt. Een zwarte hoge hoed is de enige illustratie. En binnenin? Eerst zie je de schutbladen, die bestaan uit een wirwar van potloodschetsjes die betrekking hebben op het boek. Daarna volgen stemmige prenten in kleur, waarbij geen bladzij hetzelfde is vormgegeven. Als een figuur op z'n handen staat, wordt de tekst ondersteboven geplaatst. De soberheid van het grijze omslag maakt plaats voor luchtigheid, kleur en speelsheid. Argumenten tegen het omslag, dat niet bestand zou zijn tegen vette vingers van kinderen, wijst Klaus Baumgärtner van de hand. Een boek hoeft er niet smetteloos uit te zien, het moet gebruikt worden.
Geïllustreerde kinderboeken liggen voor hem in het verlengde van kunstboeken. De getoonde dia's van boeken over de kunstenaars Enzo Cucchi, James Turrell, Roni Horn en de catalogi van Klaus Baumgärtner zelf, laten eenzelfde mentaliteit en intensiteit zien als van waaruit kinderboeken door hem worden vormgegeven. Altijd is de vormgever op zoek naar de kern van de tekst en het beeldend materiaal, die hij zichtbaar wil maken. Het omslag van Annetje Lie in het holst van de nacht (Imme Dros en Margriet Heymans, Unieboek, 1987) laat een limonadekast zien in een vreemd perspectief. Op iedere bladzij staat een illustratie, die samen een doorlopend beeldverhaal vormen. Het boek werd als enige kinderboek uitverkoren als één van de ‘Vijftig Best Verzorgde Boeken’ van 1987, en werd bekroond met de Gouden Penseel voor de illustraties. Het vlot van Wim Hofman (Unieboek, 1988) ziet er eveneens geheimzinnig en prikkelend uit. De kinderlijk aandoende schilderingen van Wim Hofman en de geschreven letters vormen een geheel. Binnenin wordt aan illustraties de ruimte gegeven. De pijp van een potkachel loopt over twee bladzijden, de arm van een pop grijpt in de tekst. Een van de grapjes is een vergroot paginacijfer onder een brilleglas. De tekst | |
[pagina 7]
| |
zit ‘streng’ in elkaar, met veel korte hoofdstukken, waarvan de titels steeds terugkeren boven aan de bladzij in ‘sprekende kopregels’. Drie jaar na Het vlot volgde De kleine Hofman (Openbare Bibliotheek Vlissingen, 1991), het encyclopedische overzichtswerk van Wim Hofmans oeuvre. Uit een enorme berg materiaal, genoeg voor een 10-delige encyclopedie, moest één boek gemaakt worden. Voor het eerst zou Wim Hofman als illustrator en schrijver van kinderboeken en als beeldend kunstenaar in een boek samengebracht worden. Deze opdracht klonk Klaus Baumgärtner natuurlijk als muziek in de oren. Opnieuw liet hij zich inspireren door het zeer gevarieerde werk van Wim Hofman. Hij vond een perfecte vorm om de oneindige hoeveelheid materiaal in te kunnen verwerken: de encyclopedische ordening. Zo ontstond De kleine Hofman, een opsomming van ruim zestig onderwerpen, thema's, motieven en verhaalfiguren uit Wim Hofmans werk, inclusief vrij werk. Het raamwerk was er, toen kon er naar hartelust geëxperimenteerd worden. Weer is hier de combinatie van een sobere, strakke vorm met het tegengestelde ervan: vrijheid, expressie, speelsheid. Met het doorbladeren van het boek val je van de ene verrassing in de andere. Elke bladzij is apart ontworpen, geen bladzij is hetzelfde. Klaus Baumgärtner is geheel uitgegaan van het materiaal en de spontane invallen die hij daarbij kreeg. Werken uit een periode van zo'n dertig jaar, van heel verschillende aard en techniek, staan in deze schijnordening ineens naast elkaar. Het boek heeft een royaal formaat, ongeveer A-4, en is gebonden in een donkerblauw linnen omslag. Op de voorkant is een etiket ingelegd, met daarop de titel in door Wim Hofman gemaakte letters, die soms nauwelijks als letters te herkennen zijn. Op het eerste gezicht lijkt het een soort rebus. De ondertitel en de rugtitel zijn wel goed leesbaar. Het boek belooft te zijn wat het is: een wonderlijke encyclopedie. Het gevaar van zo'n boek is wel dat de vormgever zwicht voor teveel materiaal. Hiervoor heeft Klaus Baumgärtner zich weten te behoeden door ook veel aandacht te houden voor de ruimtelijke werking. Net als op een tentoonstelling, heeft het beeldend werk veel ruimte nodig om tot z'n recht te komen. Een inktvlek komt levensgroot en diepzwart op één bladzij. Insekten krioelen daarentegen bij tientallen door elkaar boven de tekst. De ruimte is propvol. De door Wim Hofman gemaakte letters van het alfabet beslaan soms de bladzij van boven tot onder. Vliegfietsen en vliegtuigjes zijn kriskras door elkaar geplaatst op uitvouwbare bladzijden. De vele opsommingen in het werk van Wim Hofman (tekst en illustraties) zijn hier keurig geordend als één opsomming van opsommingen. Uit het commentaar bij de dia's blijkt dat Klaus Baumgärtner nog steeds vanuit een grote betrokkenheid en met veel plezier De kleine Hofman | |
[pagina 8]
| |
doorbladert. Dit boek is voor hem het voorbeeld van een beweeglijke samenwerking tussen auteur/illustrator/beeldend kunstenaar, vormgever, eindredacteur en uitgever, waarbij iedere partij bereid was tot het doen van concessies ten behoeve van de ander.Ga naar voetnoot*
Tijdens de studiedag bleek dat de opvattingen van Klaus Baumgärtner niet overeenkwamen met die van de andere sprekers; drie uitgevers en een jurylid van de ‘Vijftig Best Verzorgde Boeken’. Er leek een pittige discussie te ontstaan, die helaas wegens tijdgebrek moest worden afgebroken. | |
Biografische gegevensKlaus Baumgärtner is in 1948 geboren te Heidelberg, Duitsland. Hij volgde daar het gymnasium, en in Freiburg de Vakschool voor Typografie. Na een jaar stage bij de calligraaf en letterontwerper Alfred Riedel besluit hij naar de Kunstacademie in Basel te gaan. Vervolgens is hij werkzaam bij een reclamebureau in Basel, terwijl hij schildert in zijn eigen tijd, thuis in de Elzas. Sinds 1984 woont Klaus Baumgärtner in Den Haag. Hij wordt daar docent aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten, voor de afdeling Tekenen en Schilderen; dan voor de afdeling Mode en Textiel, en momenteel is hij hoofddocent van de afdeling Grafische en Typografische Vormgeving. Daarnaast is hij beeldend kunstenaar, met exposities binnen en buiten de Nederlandse grenzen. |