Als ik een goed gesprek heb met iemand met wie ik mij van harte verbonden voel, zit ik in mijn hoofd toch te schrijven. Daar is geen ontkomen aan. En dat betekent dat het voor mijn naasten niet gemakkelijk is met zo iemand samen te leven. Dat vereist een heleboel geduld en begrip - te meer omdat ik dat dubbelleven zelf niet begrijp.
Schrijven betekent ook vechten om de juiste woorden te vinden die precies de poëtische toon geven aan dat wat ik wil vertellen. Ik moet ernaar streven mijn woorden in het juiste ritme te laten vallen en geen moment mag ik de vorm en de stijl vergeten. Het is niet genoeg als je een eenvoudig verhaal vertelt. Het moet gecomponeerd worden. Het moet op de juiste details gebaseerd zijn.
Er is één ding dat een schrijver met absolute zekerheid weet: Hij zal nooit bereiken wat hij eigenlijk wilde bereiken. Hij kan het leven heel dicht benaderen, maar nooit volkomen en daardoor is wat hij schrijft nooit volmaakt. Maar waarom zou een schrijver volmaakt moeten zijn, als het leven zelf het niet is?
Ik weet niet wat de werkelijkheid is, want ik geloof niet dat zij bestaat. Allemaal leveren wij onze bijdrage aan de werkelijkheid. Ik weet ook niet zoveel over de wereld in algemene zin. Ik zou nooit een boek kunnen schrijven en zeggen dat ik dit boek voor jou geschreven heb, of voor jou. Hoe zou ik dat moeten doen, want ik zou je nooit goed genoeg kennen en ik heb ook niet het recht om als een soort God op te treden die weet wat goed is voor andere mensen. Ik kan niets anders dan een boek schrijven waarin ik geloof en hopen dat ik er een lezer mee bereik.
Maar er zijn twee wezenlijke dingen die ik wel goed weet. Wij zijn allemaal als kind geboren, ergens ter wereld - en we hebben allemaal een jeugd waarmee we verbonden zijn.
Ik wil niet zeggen dat alle kinderen in de hele wereld gelijk zijn, maar we zijn wel allemaal klein geweest in een wereld waar de volwassenen bepalen wat mag en niet mag.
Er zijn veel te veel volwassenen die denken dat je kinderjaren de gelukkigste periode van je leven vormen. Toen waren de zomers immers veel langer en mooier, en het regende alleen 's nachts, en de hemel is nooit meer zo blauw als toen.
Dat is doodgewoon niet waar.
Kinderen behoren opgevoed te worden. Ze moeten zich aanpassen aan de samenleving, ze moeten een geaccepteerd gedrag aan de dag leggen, ze moeten zich houden aan de ongeschreven regels van onze maatschappij.
Het doet pijn als je wordt opgevoed. Misschien herinneren we ons de hevigste pijnen niet meer, net zo min als de zware gevechten die we leverden om het recht van gelijk te hebben. Want misschien was onze opvoeding al begonnen voordat we geboren waren.
Het ergste wat een kind kan overkomen als het een volwassene in zijn verwachtingen teleurstelt, is dat het gestraft wordt door buitengesloten te