‘Zo zal ik denken dat ik nog niet ben vergeten’
In 1994 informeerde een leerling uit de 4
e klas van een Rotterdams gymnasium naar een leuk boek van een zeventiende-eeuwse schrijver voor haar literatuurlijst. Ik heb haar
De gedichten van Tesselschade Roemers aangeraden, dat pas verschenen was. Zowel de leerling als haar leraar Nederlands bleken enthousiast, de laatste ook nog verrast. Het was niet eerder voorgekomen dat een vrouwelijke dichter uit die eeuw op een literatuurlijst had gestaan. Dat gymnasium bestaat al ruim 600 jaar; het werd dus tijd! En nu, vijf jaar later, verschijnt de tweede verrassing. Anna, de tien jaar oudere zuster van Tesselschade
Anna Roemersdochter Vischer (detail uit een negentiende-eeuwse verbeelding van de Muiderkring).
Roemers, laat van zich horen.
Met Gedichten van Anna Roemersdochter Visscher (Amsterdam: University Press, 1999, 143 blz., ills., ƒ 29,50. isbn 90 5365 413 6) openen Riet Schenkeveld-van der Dussen en Annelies de Jeu de nieuwe Amazone-reeks, die is opgezet als vervolg op Met en zonder lauwerkrans, de studie annex bloemlezing over vrouwenliteratuur in de periode 1550-1850.
‘Men moet zich de situatie even goed voorstellen’, schrijven de samenstelsters, ‘het gaat hier om een vrouw, in een land en een omgeving waar schrijvende vrouwen niet voorkwamen.’ In de vlot geschreven, omvangrijke inleiding laten Schenkeveld-van der Dussen en De Jeu ons kennismaken met Anna Roemersdochter Visscher (1583-1651), met haar (artistieke) omgeving en haar vriendschappen. De samenstelsters proberen een antwoord te vinden op vragen als: hoe ambitieus was de dichter en waar haalde ze haar inspiratie vandaan, hoe werd ze gewaardeerd tijdens en na haar Leven?
Genoeg is meer is de lijfspreuk van Anna Roemersdochter Visscher; geïnspireerd door de stoïsche filosoof Lucianus beseft ze dar mensen ‘woelen, wroeten, woên’ om veel te krijgen, terwijl ze met ‘genoeg’ tevreden zouden moeten zijn. Toch was deze dichter zelf allesbehalve snel tevreden. Ze was ambitieus, zocht en vond een plaats in de literaire wereld, legde bewust contacten met grote kunstenaars en geleerden en was goed in staat zich met haar dichtwerk aan de manieren in die wereld aan te passen, zij het ook met de nodige kritiek. Kritiek heeft Anna Roemersdochter Visscher vooral tegen het overschatten van de kunst der poëzie. Ze moet weinig hebben van de vormverliefdheid van haar mannelijke tijdgenoten; haar taalgebruik is doorzichtig, geestig soms, en zelden moeilijk. In de uitgebreide bloemlezing komen onder meer haar Sinnepoppen aan bod, een bewerking van de embleembundel van haar vader Roemer Visscher. De uitgave van deze bundel betekende een primeur voor de dichter: nog niet eerder had in de Republiek de naam van een vrouwelijke auteur op de titelpagina van een boek gestaan. De religieuze gedichten en psalmberijmingen maken duidelijk waar de dichter haar inpiratie vond. Bij de niet-religieuze gedichten vinden we het Zijt gegroet, o jonge bloem, gericht aan de dan 13-jarige Anna Maria van Schurman. Eens zal dit jonge meisje kunnen wedijveren met mannen, voorspelt de dichter, waardoor ‘mannenhoogmoed’ zal verdwijnen. Anna Roemersdochter Visscher had blijkbaar een speciaal