Literatuur. Jaargang 17
(2000)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 107]
| |
GrensverkeerGa naar voetnoot+
| |
[pagina 108]
| |
ken met wekelijkse commentaren rond zijn Amerika-belevenis. In die hoorn des overvloeds zit een schat van informatie over de Verenigde Staten vanaf de jaren 1920 tot 1971, werkelijk een unicum in de Vlaamse literatuur. En zijn Amerikaanse romans en verhalen dan, te beginnen met De vleespotten van Egypte. Een sotternij uit 1952? Hij voelde zich tegelijk gefascineerd en onbehaaglijk ten opzichte van de ‘American state of mind’. Hij heeft zich daar nooit mee kunnen vereenzelvigen, hij heeft nooit met zijn volle smaak van de vleespotten gesmuld en toch heeft Amerika hem diepgaand beïnvloed, zoals hij in zijn Academierede van 1963 openlijk toegaf. ‘Ik ben als een paling die naar zijn oord van herkomst, de zee der Sargassen, terugzwemt’, zei hij. Hij heeft NewYork overleefd uit kracht van zijn heimwee naar de Europese ‘state of mind’. Maar wat heeft men daar nu in Utrecht of Groningen nog aan? Een akelige vraag, ik weet het, maar toch: een geleerde Vlaming in New York, een westers intellectueel die in de schaduw van Manhattan met zijn klassieken uit de Oude Wereld schermt en zich daarmee afdekt tegen de pragmatische welvaartswaarden van Amerika, een erudiete toeschouwer-op-afstand die het moeilijk heeft met een oversexed Greenwich Village, is die nog makkelijk inpasbaar in onze intellectuele en culturele biotoop, zowel boven als beneden de rivieren? Ik stel me nu voor dat Marnix Gijsen zijn oeuvre gewijd zou hebben aan de culturele situatie in Paramaribo of Jakarta. Dan zouden zijn verhalen en zijn non-fictionele teksten ook de koloniale én de postkoloniale tijd omspannen hebben. Zou dat in Nederland geen intenser en langduriger weerklank hebben kunnen vinden? Gijsen heeft niet zozeer grote ideeën of gevoelens overgedragen, daarvoor was hij een te sceptisch ironicus. Maar hij liet in zijn schrijven zijn beruchte ‘afrekeningsdrift’ toch de vrije loop. Met de esthetische chirurgie van zijn talent lenigde hij die morele kneuzing waar het mythische Vlaamse dorp Blaren hem mee had verwond voor het leven. Hij heeft Blaren niet sadistisch platgeslagen. Misschien heeft hij zich te superieur opgesteld om zich in zo'n straatgevecht met de dorpse bekrompenheid van Blaren te engageren. Verschanste hij zich niet te veilig in zijn strategie van superieure zelfbeveiliging? De schrijfstok als instrument van zelfbehoud? Welnu, komt die vorm van protest tegenwoordig niet wat te mat over, zeker voor een Nederlandse perceptie? En voor wat voor schromelijk bekrompen Vlaanderen staat Blaren toch model? Is dat niet een jammerlijk verouderde thematiek? Ik kan me voorstellen dat men in Nederland een wat virieler Vlaanderenkritiek meer zou appreciëren. En Gijsens Vlaanderenbeeld is toch ook wat te particulier voor een Nederlandse perceptie. Dat zijn de akkers van Streuvels niet, dat ligt zo ver af van de folkloristische leute van Claes, en ook van de meters worst in Pallieterland. En hoe valt dat Blaren te rijmen met Vrijdag of De verwondering, of, recenter, met Het verdriet van België, De geruchten of Onvoltooid verleden? Er zijn toch boeiender intellectuele esbattementen dan die op het Blarense dorpsplein? En zou de belangrijkste reden waarom Gijsen niet (meer) aanslaat in Nederland - en ook minder en minder in Vlaanderen -, niet zijn intellectualistisch aandoende ironie zijn, die afstand neemt van haar objecten, maar ook afstand schept tegenover de lezer? Gijsen ironiseerde uit zelfverdediging, hij maakte zotternijen van andermans domheid om zichzelf te beveiligen, hij dikte aan om te kunnen verkleinen. Ik weet niet of die onderliggende strategie wel zo publieksvriendelijk overkomt. Wie daar van boven de rivieren zo weinig in herkent, heeft allicht nog minder lust dan een Vlaming om dat landschap te gaan verkennen. Zo'n overdosis ironie in de verzamelde werken, schrikt dat niet veeleer af? Het vergt allicht een overdosis hersengymnastiek. |
|