Vondels Werken in de Wereldbibliotheek
Het mooist is deel drie van de volksuitgave, in grof zandgeel linnen, met de gestroomlijnde bandstempel van R.N. Roland Holst en dan - vaak nauwelijks op vallend - een kleine pleister op de rug. Het pleistertje, bedrukt met een drie, is zorgvuldig over een twee geplakt: gevolg van een oplettendheid die in 1929 ongetwijfeld een klein drama heeft veroorzaakt op de burelen van de Wereldbibliotheek. Hoewel natuurlijk iedereen ongelukkig was met dit smetje op de prestigieuze uitgave van Vondels Werken,ging vernietiging van de banden kennelijk toch te ver,en dus werd het knippen en lijmen (althans bij de goedkope editie, de ‘weelde-uitgaaf’ in zwart leer is pleistervrij).
De ingreep herinnert onwillekeurig aan het Hollands-zuinige zegeltjes plakken - en waarom ook niet, tenslotte stond de crisis voor de deur. En juist in het licht van die moeizame tijd wordt de grote Vondel-editie in tien delen, met royale staatssteun verschenen tussen 1927 en 1937, een klein Hollands wonder. Want afgezien van die ene losse drie: wat een uitgave! De hele uitvoering - letter, opmaak en illustraties - bedoelt wezenlijk bij te dragen aan de verheerlijking van ‘het grootste en edelste dat stem en gestalte kreeg in onze taal’. Het grote en edele van de triomf, over, om me te beperken tot het derde deel, de Verovering van Grol, de striemende uithalen in Roskam en Harpoen, de rouw en vertroosting van het Kinderlyck en Vitvaert van mijn dochterken en de verwonderde schrik uit de kerstnacht van Gysbreght van Aemstel. En dat alles met de hand gezet.
De geleerden achter de uitgave - Sterck, Moller, Prinsen, Molkenboer, Simon, De Vooys en anderen - koesterden een inmiddels uitgestorven vorm van verering voor ‘onze nationale bard’. Niemand zal nog zoals zij de hoop koesteren ‘dat de geestelijke en zedelijke waarden van Vondels schoonheid geleidelijk voor het algemeen beschaafde publiek zullen te realiseeren zijn‘. Vondel is vooral voor wetenschappers, en in wetenschappelijk opzicht staat ‘de WB’ nog altijd als een huis. Dat realiseren is geen kleinigheid. En die pleister is gewoon een welgeplaatst schoonheidsvlekje.
Johan Koppenol