Boek van de eeuw
Oversteegens analyse van ‘literatuuropvatting’
In het begin van de jaren '70, toen Hugo Verdaasdonk werkzaam was bij het Instituut voor Neerlandistiek van de Universiteit van Amsterdam, ontbrandde onder zijn aanvoering een felle discussie over de wetenschappelijke waarde van het bestaande onderwijs en onderzoek. Jaap Oversteegen had de pech dat hij juist in die woelige jaren Gerrit Borgers was opgevolgd als hoogleraar Moderne Nederlandse letterkunde. Elk lid van de vakgroep lag onder vuur, ook Oversteegen zelf. Ik heb mij nooit aan de indruk kunnen onttrekken dat zijn boek Beperkingen. Methodologische recepten en andere vooronderstellingen en vooroordelen in de moderne literatuurwetenschap (1982) is ontstaan tegen de achtergrond van die discussies en het resultaat is van zijn herbezinning op de grondslagen van ons vak. Dat blijkt alleen al uit het in het ‘Woord vooraf’ gebruikte termen: ‘Intersubjectief geformuleerd’, ‘gegrond’, ‘toetsbaar’, ‘systematisch’, het zijn de trefwoorden uit de toen gevoerde discussies.
Voor mij heeft het boek in elk geval een grondslag opgeleverd om mij min of meer gelegitimeerd te kunnen blijven bezighouden met de Nederlandstalige literatuurgeschiedenis en mijn aandacht niet uitsluitend te hoeven verleggen naar de markt van de literatuur en de instituties die haar beheersen, hoe belangrijk die ook mogen zijn.
Met Oversteegens analyse van het fenomeen ‘literatuuropvarting’ als uitgangspunt is in elk geval een lireratuurgeschiedschrijving te vervaardigen, hoe moeizaam dat in de praktijk ook te verwezenlijken is. Ons boek Twee eeuwen literatuurgeschiedenis (1986) is daar een van de resultaten van geweest. Ongetwijfeld heeft Oversteegens boek ook een belangrijke rol gespeeld in de totstandkoming van een nieuw onderzoeksprogramma van wat toen nog ZWO heette.
G.J. van Bork