Literatuur. Jaargang 16
(1999)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 350]
| |
Ries AgterbergGa naar voetnoot+
| |
[pagina 351]
| |
bewustwording van eigen culturele normen en waarden. De vraag is of het bij intercultureel literatuuronderwijs nu gaat om maatschappijleer of onderwijs in de Nederlandse literatuur. Dit was een van de thema's bij ‘de dag van het literatuuronderwijs’, enkele jaren geleden in Utrecht. Moet de kennismaking van een andere cultuur, of het bijbrengen van literaire waarden centraal staan? Betekent intercultureel onderwijs dat leerlingen ook boeken moeten lezen van schrijvers uit herkomstlanden, of is het beter je te beperken tot de Nederlandse literatuur? Bij de dag van het literatuuronderwijs liet de in het Nederlands schrijvende Kader Abdolah zich hier duidelijk over uit: ‘Het vak heet “Nederlands”, dat wil zeggen Nederlandstalige literatuur, waarin het Nederlandse denken voorkomt’. Zelf beschouwt Abdolah zich in deze context als een Nederlandse schrijver. Als ik voor Nederlanders schrijf, schrijf ik anders dan voor een Iraans publiek. Nederlandse boeken zijn Nederlandse kindjes; je probeert met je Nederlandse geheugen en herinneringen iets te creëren wat herkenbaar is voor Nederlanders. Je bent bezig met de Nederlandse cultuur. Schrijven is leren met woorden iets nieuws maken, verschillende dingen te maken met de ruimte die je krijgt door die woorden. Natuurlijk nemen vreemdelingen, immigranten hun eigen woorden mee. Dat geldt ook voor mij. De Nederlandse literatuur wordt daardoor van wit langzaam geel, bruin, zwart. In de volgende eeuw mogen we in Nederland literatuur hebben met alle kleuren, maar nu is het nog niet zover; nu moeten leerlingen Nederlandse literatuur leren. Desnoods uit het hoofd. Abdolah vindt dat de docent bepaalt wat leerlingen moeten leren. Niet-Nederlandse leerlingen moeten op school Nederlands én Nederlandse literatuur leren, daarom zijn het leerlingen. Thuis hebben ze hun eigen taal en cultuur. Als leerlingen op deze manier worden opgevoed zullen ze vanzelf enthousiast worden en op eigen initiatief op zoek gaan naar de eigen literatuur. ‘Ik ben het met deze stelling niet eens’, reageert Ruud van Valkenburg. Hij is docent van het Reigersbos-college in Amsterdam-Zuidoost, dat veel leerlingen heeft met een Surinaamse en Antilliaanse achtergrond. Een paar jaar geleden bezocht hij de workshop waar Kader Abdolah het bovenstaande betoog hield. ‘Voor mij telt dat leerlingen ook een goed vertaald literair werk mogen lezen. Ik denk eerder dat wanneer je ze weet te winnen voor het lezen, ze vanzelf ook Nederlandse literatuur tot zich nemen.’ Het Reigersbos-college bestaat voor zestig procentEduard Douwes Dekker, beter bekend als Multatuli
uit Surinaamse en Antilliaanse leerlingen. Daarnaast zijn er kinderen met een Aziatische achtergrond. In de literatuurlessen besteedt Van Valkenburg aandacht aan de literatuurgeschiedenis van de Middeleeuwen tot nu. De lessen gaan niet alléén over Nederlandse boeken, maar klassiekers als Max Havelaar worden zeker behandeld. Het gaat mij meer om het historisch besef. Hebben ze een beeld van de renaissance en kunnen ze een verhaal plaatsen in de historische context? Het doet mij hartstikke goed wanneer een leerlinge vandaag precies weet uit te leggen wie Machiavelli was toen dat in de tekst voorkwam. Na zijn postdoctorale cursus over Europese literatuur aan de Universiteit van Amsterdam werkt Van Valkenburg vaak met thema's: Mijn laatste project ging over het thema ‘de held’. Ik ben begonnen met Karel ende Elegast. Schrijvers als Levi Weemoedt en Jan Arends heb ik in het kader van de antiheld behandeld. Tenslotte schrijven de leerlingen een werkstuk over hun held. | |
[pagina 352]
| |
De kleurige werkstukken aan de muur laten zien dat de held niet beperkt bleef tot de literatuur. Ook popsterren en filmhelden mochten besproken worden. Typische Surinaamse of Antilliaanse helden kwamen niet aan bod. Ook in de literatuur besteedt Van Valkenburg niet overdreven veel aandacht aan schrijvers uit deze culturen: Voor mijn scriptie van de postdoctorale cursus onderzocht ik de Surinaamse en Caraïbische literatuur. Ik weet er dus best wat van af. Toch heeft dat niet veel effect op de inhoud van mijn les. De Surinaamse literatuur is over het algemeen erg provinciaals. Zo'n boek als Hoe duur is de suiker? van Cyntia McLeod staat regelmatig op de literatuurlijsten, maar ik vind het persoonlijk van magere kwaliteit. Antilliaanse literatuur spreekt me meer aan. Schrijvers als Tip Marugg en Frank Martinus Arion promoot ik wel.Van Valkenburg betwijfelt of de leerlingen ook zitten te wachten op literatuur vanuit hun eigen cultuur. Zij zijn opgevoed in Nederland. Daar hebben ze hun roots. Ik heb een keer een gedicht in het Sranong laten vertalen. Het bleek dat de kinderen die taal helemaal niet beheersten. Een Nederlands boek als De buitenvrouw van Joost Zwagerman wat gaat over een zwarte docente op een middelbare school, spreekt hen meer aan. Intercultureel onderwijs beperkt zich niet tot het behandelen van door allochtone schrijvers geschreven literatuur. In elk literair werk zitten normen en waarden die de lezer toetst aan zijn eigen normen en waarden. Dat blijkt bijvoorbeeld deze ochtend wanneer Van Valkenburg Neerlands bloed van Freek de Jonge bespreekt met vijf atheneum. Het gaat om de gevangen in een jappenkamp die van de kampleider een lesje krijgen over het begrip ‘vrijheid’. Aan alle leerlingen vraagt hij in een enkele zin de moraal van het verhaal weer te geven. Om de beurt lezen ze die zin voor. ‘Vrijheid in jezelf om te kunnen doen wat je wil’, zegt een Chinees meisje. Een Hindoestaans meisje verwoordt het nog mooier: ‘Een balans zoeken tussen lichaam en geest om de absolute vrijheid te bereiken’. ‘Geloof je het zelf’, riposteert de docent verbouwereerd. De meeste leerlingen houden het erop dat je pas beseft wat vrijheid is op het moment dat je het niet meer bent. Van Valkenburg confronteert de leerlingen met een verschil tussen de westerse beleving van vrijheid en een oosterse, meer boeddhistische visie, waarbij wijsheid van binnen uit komt, los van de zintuiglijke ervaring. ‘Misschien is dit verhaal wel een aanval op het westerse gedachtegoed’, houdt hij zijn leerlingen voor. Na afloop van de les zegt Van Valkenburg dat hij de leerling met name wilde stimuleren om na te denken over zekerheden, die helemaal niet zo vanzelfsprekend zijn als je er langer over nadenkt. Soms moet hij dit met de nodige voorzichtigheid aanpakken: De Surinaamse cultuur is behoorlijk christelijk. Er zijn meisjes die door hun broers naar school worden gebracht om te voorkomen dat ze met andere jongens spreken. Je kunt je voorstellen dat boeken als van Ronald Giphart en ook Maarten 't Hart dan een cultuurschok geven. Mijn ervaring is echter wel dat die meisjes de boeken wel met plezier lezen. Ze zullen het waarschijnlijk niet allemaal thuis vertellen.Literatuuronderwijs heeft volgens Van Valkenburg drie doelen: het bijbrengen van literatuurgeschiedenis, het stimuleren van het lezen en de persoonlijke ontwikkeling. ‘Als docent zoek je naar een evenwicht tussen die drie doelen.’ De leerlingen vinden het prettig een zetje in de rug te krijgen bij het ontdekken welke boeken zij interessant vinden. Een ontmoeting met een schrijver is dan een openbaring. Zo zijn enkele klassen naar de ‘Dag van de literatuur’, georganiseerd door Bulkboek, gegaan, waar ze een keur aan schrijvers aan zich voorbij zagen trekken. ‘Dat was heel leuk, maar je kunt niet echt praten met een schrijver’, zegt een leerlinge. ‘Vorig jaar kwam bij ons de Marokkaanse schrijfster Naima El Bezaz in de klas. Ik vond het heel bijzonder om haar vragen te mogen stellen.’ Dit bezoek van de schrijfster aan de school was een prijs van een wedstrijd, waaraan Van Valkenburg en zijn klas meegedaan hadden. ‘Die bezoeken zijn voor een school als de onze anders onbetaalbaar’, zegt hij. Dat merkte ook de schrijver Abdelkader Benali afgelopen voorjaar. Hij ontving een brief van een Amsterdamse jongen. De docent van zijn school had gezegd dat Benali niet op bezoek wilde komen en de Marokkaanse scholier kwam verhaal halen. Benali wist van geen uitnodiging af, maar nam contact op om de school alsnog te bezoeken. | |
LiteratuuropgaveKoos Hawinkels (red.), Een kijk op de wereld; Intercultureel leesonderwijs en Het Handboek literatuuronderwijs 1997/1998. |
|