Literatuur. Jaargang 16
(1999)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 343]
| |
Hans StraverGa naar voetnoot+
| |
[pagina 344]
| |
Voor een literair geïnteresseerd lezerspubliek en voor de opbloei van literaire talenten en aspiraties, was in de Molukse samenleving in Nederland aanvankelijk geen voedingsbodem aanwezig. Het cultureel maandblad Tjengkeh (Kruidnagel), in de jaren 1978 tot 1983 uitgegeven door een ambitieuze groep jongeren, besteedde bijvoorbeeld aandacht aan allerlei actuele Molukse cultuuruitingen, maar literaire recensies of literaire bijdragen waren in dit tijdschrift opvallend afwezig. Toch is er sindsdien in de Molukse gemeenschap in Nederland een bescheiden literair leven ontstaan. Zowel ouderen als jongeren nemen de pen ter hand en zoeken een publiek van toehoorders en lezers. Verschillende manuscripten worden, veelal in een kleine oplage en buiten de geijkte kanalen van het literaire bedrijf, gepubliceerd. De Molukse samenleving in Nederland bevindt zich in een overgangsfase, waarin de oriëntatie op de orale cultuur geleidelijk plaats maakt voor een oriëntatie op een geletterde cultuur. In dit artikel wil ik proberen dit proces nader te beschrijven. | |
DorpsgeschiedenissenDe geschriften die het dichtst bij de Molukse orale tradities staan, zijn de dorpsgeschiedenissen die op schrift worden gezet ten behoeve van de zogeheten kumpulans, verenigingen van mensen die van een bepaald dorp of eiland afkomstig zijn. In proza verhalen ze van de belangrijkste episodes uit de voorouderlijke geschiedenis, met de daaruit voortvloeiende adat-regels. Daarnaast bevatten ze vaak rituele en historische zangen, die op de Molukken worden uitgevoerd tijdens jaarlijkse adat-plechtigheden, waarbij de bescherming van God en de voorouders over de dorpsgemeenschap wordt afgesmeekt. Niet zelden hebben de samenstellers bewust afgezien van een Nederlandse vertaling. De dorpsgeschiedenis is namelijk slechts bestemd voor een kring van insiders die zich beperkt tot de eigen familieleden en dorpsgenoten. De voorouderlijke verhalen gelden als een sacraal genre: de verteller wordt geacht de stem van de voorouders te vertolken. Ze bevatten allerlei gevoelige informatie die aan kracht verliest als ze publiekelijk wordt gemaakt. Bovendien bevatten vertellingen over het grijze verleden nogal eens wonderbare voorvallen, die moeilijk te rijmen zijn met de moderne rationaliteit. Bij een schriftelijke uitgave van dorpsgeschiedenissen spant men zich vaak in om verspreiding buiten de eigen kring te bemoeilijken. Wat in deze uitgaven opvalt, is de tekstuele en typografische vormgeving. Moderne lezers zijn gewend aan allerlei hulpmiddelen die hen helpen de weg in een publicatie te vinden en greep op een tekst te krijgen: een hoofdstukindeling en een inhoudsopgave, een alinea-indeling, het gebruik van kopjes of van cursivering. In oudere uitgaven van dorpsgeschiedenissen ontbreken deze elementen veelal. De lezer krijgt grijze pagina's voor zich, met buitengewoon weinig structuur. Ze hebben de vormloosheid van middeleeuwse manuscripten, die meer bedoeld zijn om hardop voor te le-Een groep vertellers in officiële (kerk)kleding. De foto is genomen bij gelegenheid van een dag van de kumpulan (vereniging) van het dorp Ullath, waarop de dorpsgeschiedenis werd herverteld.
| |
[pagina 345]
| |
zen dan om individueel te lezen. Voordragen, dat is wat er inderdaad gebeurt op kumpulan-bijeenkomsten. Voor de overdracht op jongere generaties zijn deze evenementen vermoedelijk effectiever dan de verspreiding in druk.
Uit het voorwoord van een dorpsgeschiedenis: Dengan selesainja buku sedjarah ini, maka bertambahlah pengetahuan untuk Warga Beilohy-Amalatu di rantau. Buku jang ditulis oleh Badan Susunan Sedjarah Ullath (BSSU) sungguh memberikan kepada warga Beilohy-Amalatu gambaran jang jelas tentang asal mula pembentukan negeri Beilohy-Amalatu. Hendaknja buku ini memberikan dorongan kepada mereka untuk bertindak dari kesadaran, kesetiaan dan semangat untuk membantu negeri Beilohy-Amalatu jang kita tjintai. | |
Andere orale genresToen de NPS-radiorubriek Suara Maluku (De Molukse stem) de oudere luisteraars een paar jaar geleden uitnodigde om sjair en pantun in te zenden, leverde dat een stroom van reacties op. Pantun zijn gezongen coupletten, amoureus, verhalend of beschouwelijk van aard, waarbij men improviseert op vaststaande regelparen. Sjair vormen een, oorspronkelijk Arabisch, genre van geschreven en gereciteerde kwatrijnen met een overwegend episch of beschouwelijk karakter. Onder Molukkers is de grens tussen beide genres nogal vervaagd. Hoewel de beeldtaal en de rijmparen aan allerlei conventies zijn gebonden, worden sjair en pantun vaak benut om juist persoonlijke emoties en ervaringen tot uitdrukking te brengen. Door gebruik van deze genres te maken, kunnen de zangers en vertellers een verteltrant in de ik-vorm vermijden. Wie de ikvorm kiest, kan de verdenking op zich laden van tjari muka (aandacht trekken, op de voorgrond willenIllustratie afkomstig van de omslag van Buku Jang Tertjinta.
treden), en dat strookt niet met de gedragscodes van een orale, op collectiviteit ingestelde, cultuur. In 1991 zagen twee boekjes van oudere Molukkers het licht, waarin deze orale genres de hoofdrol speelden. Oom Leiwakabessy schreef Terkenang akan kasih ibu (Moederliefde herdacht), een mengeling van verhalend proza en verhalende reeksen pantun (kwatrijnen). Het boekje is door hem bedoeld als kesaksian jang njata, terutama kepada kaum muda (een tastbare getuigenis, vooral voor de jongeren). Tante Manuhutu-Latupeirissa bundelde in Buku jang tertjinta; Sjair-sjair dari bangsa Maluku (Geliefd boek; Kwatrijnen van het Molukse volk) de teksten die ze op verenigingsavonden ten gehore pleegt te brengen. Ze hoopt dat generasi datang kepada generasi dapat mengetahui dan menikmati bagaimana getir-pahitnja, suka-senangnja kehidupan generasi pertama (opeenvolgende generaties weten en beseffen welke bittere en gelukkige kanten het leven van de eerste generatie heeft gekend). Beide auteurs willen een historische getuigenis geven van de wederwaardigheden, emoties en opvattingen van de eerste generaties Molukkers, die in 1951 naar Nederland kwamen. Daarbij richten ze zich in het bijzonder tot de jongere Molukkers, met meer educatieve dan literaire bedoelingen.
Sekolah radjin-radjin dan beladjar,
kamu pengganti orang-orang tua djua.
Kalau sampai sudah buka fadjar,
sjukur dan pudjian naik kepada Hua.
| |
[pagina 346]
| |
Doe je best op school met leren,
je neemt de plaats van de ouderen in.
Als je er komt, breekt de dageraad aan,
dank en lof zij de Heer. (vertaling HS)
(F. Manuhutu-Latupeirissa, Buku jang tertjinta, p. 17.)
| |
EgodocumentenHet was een doorbraak, toen Molukse auteurs ertoe overgingen om hun persoonlijke geschiedenis op papier te zetten zonder het perspectief van een ik-verteller te schuwen. Tegelijk was het veelzeggend dat deze vernieuwers in situaties van uitzonderlijk isolement verkeerden. De meeste Molukkers kiezen voor een collectieve verwerking van de dramatische, soms traumatische ervaringen die ze in hun bewogen geschiedenis hebben opgedaan. In het kader van een therapeutische behandeling als oorlogsslachtoffer, stelde oom Matta Mezach Matajane zijn gruwelijke oorlogservaringen op schrift. Het Moluks Historisch Museum gaf ze in 1995 in boekvorm uit, onder de titel: Mijn oorlog tegen Japan: het verhaal van een Ceramese schakel (1995). Abe Sahetapy, die deelnam aan de gijzeling van de trein in Wijster (1975), schreef tijdens zijn detentie twee boeken: Minnestrijd voor de R.M.S (1980), over de gijzeling en haar voorgeschiedenis, en Tawanan (Gevangenschap, 1982). Hoewel beide auteurs zeggen met de door hen geschreven egodocumenten een boodschap aan de lezer te willen uitdragen, respectievelijk van pacifisme en van strijdbaarheid, werden ze tegelijkertijd gedreven door de behoefte om ingrijpende en verwarrende levenservaringen te verwerken. Geen van beide auteurs had literaire pretenties. Ze hadden geen schrijfervaring en bovendien kon hun taalgebruik worden gekarakteriseerd als een tussentaal, een door het Moluks gekleurd Nederlands. De memoires van Matta Mezach Matajane werden daarom, met instemming van de auteur, bewerkt door twee Nederlandse redacteurs. In het geval van Sahetapy's boeken, zag de (Molukse) uitgever er bewust van af om het manuscript op het niveau van tekst en tekstordening te laten redigeren en toegankelijk te maken voor een algemeen lezerspubliek: ze werden uitgegeven als documenten van een anti-cultuur van Molukse jongeren en voor een publiek van geestverwanten. Zonder mijn politieke overtuiging, bewustwording, strijd zou ik nooit tot het schrijven van dit boek zijn toegekomen. Toen ik besloot toch dit boek te schrijven, kwam dat alleen, omdat ik het voor mijzelf een plicht vond, als Molukker zijnde. Ook was ik dit boek gaan beschouwen als een politiek boek, waardoor ik de aandacht kon vestigen op de mensen, de gebeurtenissen in mijn leven die ook verantwoordelijk waren voor mijn betrokkenheid voor mijn volk. Met ons lichaam, onze kennis, onze wil is er altijd een mogelijkheid aanwezig ons leven op te offeren voor de zaak van ons onderdrukte volk. (Abe Sahetapy, Minnestrijd voor de R.M.S., p. 5.) Intussen groeit het aantal Molukse publicaties dat als egodocument kan worden gekarakteriseerd. Een andere treinkaper, Cornelis Thenu, publiceerde recentelijk zijn herinneringen in het Nederlandstalige boek Korban (Offer, 1998). Hij wilde zich tot een algemeen lezerspubliek richten en accepteerde daarom de redactionele assistentie van vrienden met schrijfervaring. Ook ouderen nemen de pen op. In eigen beheer publiceerde Oom Sahertian een persoonlijk gekleurde geschiedenis van een speciale politie-eenheid in Vertrapt, vernederd, maar niet gebroken (1995). Dokter De Lima vertrouwde zijn herinneringen aan het papier toe in De geur van de kruidnagel (1998). In augustus 1999 verschenen, onder de titel Eigenlijk moest ik niet veel hebben van de politiek, de herinneringen van ingenieur Manusama, voormalig president van de regering-in-ballingschap van de Republik Maluku Selatan (RMS: Republiek der Zuid-Molukken). Ook bij deze laatste uitgaven is de hulp van ervaren redacteurs ingeroepen. | |
SchrijfprojectenHet zijn niet alleen Molukse voormannen wier herinneringen in aanmerking komen om te worden gedocu-
Tjerita hari-hari, dagelijkse vertellingen van ouderen in een dagopvang in Alphen aan den Rijn.
| |
[pagina 347]
| |
Riwayatku...toen, en wat nu? De eerste generatie Molukkers aan het woord.
menteerd. Nu er steeds meer leden van de eerste generatie Molukkers overlijden, is er een grote behoefte om hun verhalen voor het nageslacht vast te leggen. Jeanny Vreeswijk-Manusiwa legde in een tweetalig boekje, getiteld Tjerita hari-hari / Dagelijkse vertellingen (1995), de verhalen vast van ouderen in een dagopvang in Alphen aan den Rijn. Voor Riwayatku (Mijn verhaal)...toen, en wat nu? / dulu, dan sekarang apa? (1997) interviewde ze nog eens vijfentwintig ouderen over hun levensgeschiedenis. De teksten werden tevens benut voor een voorstelling van de Molukse theatergroep Delta. Een vergelijkbaar project was de fototentoonstelling Saudara van het Zeeuws Museum, waarvoor ouderen werden geportretteerd en geïnterviewd: foto's en teksten werden uitgegeven in het gelijknamige boek (1997). Er waren meer projecten waarin jongere Molukkers hun journalistieke kwaliteiten beproefden. In het kader van een werkgelegenheidsproject stelden jongeren in Vught een boek samen met foto's en interviews over Lunetten, Moluks dorp in Nederland / Kampong Maluku di Negeri Belanda (1985). Sindsdien volgden diverse andere uitgaven ter herdenking van de woonoorden waarin de Molukkers in de periode 1951 tot circa 1965 werden opgevangen. | |
BiografieTegelijk met deze journalistieke projecten werd het schrijven ontdekt als een middel tot zelfverkenning. In november 1985 organiseerde een werkgroep uit de Molukse vrouwenbeweging een schrijfworkshop, waarin vrouwen van verschillende generaties teksten schreven over het thema ‘herinnering’. De ouderen schreven in het Maleis en kozen voor genres als sjair, pantun, tanja-menanja (vraag en antwoord) of dagboekteksten. De jongeren schreven meer introspectieve teksten of gedichten, in het Nederlands. Een selectie hiervan verscheen in Mentjari djalan sendiri (Je eigen weg zoeken) (1986). Het duurde lang voordat er een vervolg op deze workshop kwam. Een medewerkster van het Moluks Historisch Museum, Wies van Groningen, heeft sinds kort een groep om zich heen verzameld die probeert schrijfactiviteiten en -cursussen op te zetten. Een oproep aan de Molukse gemeenschap om biografische verhalen over een Molukse grootouder in te sturen, heeft reeds geresulteerd in een reeks inzendingen die werden gebundeld in Meer dan een verhaal... (1998). De auteur ontmoette zijn grootvader toen hij zelf twaalf jaar was, in 1948. Het was hun eerste en tevens laatste ontmoeting: De biografie lijkt als literair genre aan te sluiten bij de aspiraties van Molukse auteurs. Zo publiceerde Wies van Groningen biografische verhalen in Clara Hukom; Verhalen uit Blangkedjerèn (1995), over de vijf jaren die haar moeder als echtgenote van een Nederlandse kwartiermeester doorbracht in een legerkamp in Atjeh. Frans Lopulalan beschreef in Onder de sneeuw een Indisch graf (1985) zijn jeugdherinneringen, in het bijzonder die aan zijn ouders. In het eerste deel, De barak, kwam de woonoord-periode aan de orde. Het begint als volgt: De laatste weken van ons leven in het Ambonezenkamp in Woerden kwamen in mijn herinnering naar boven. Alles wat wij bezaten werd in kisten verpakt om opgestuurd te worden naar de nieuwe Molukse woonwijk van Leerdam. ‘K.N.I.L.’ en ‘Sergeant A. Lopulalan / Semarang’ stond er op die kisten. | |
[pagina 348]
| |
Mijn vader had in die weken de ruwhouten eettafel met de blokschaaf bewerkt, en ik zag hoe de vlekken van mijn eerste kinderjaren in grote houtkrullen op de grond terechtkwamen, vlekken van eten en drinken, kringen van pannen, wellicht sporen van tranen, misschien wat druppels bloed. Mijn vader raakte geïrriteerd toen ik niet erg opschoot met het opruimen van het schaafsel. Het tweede deel, De veertigste dag, gaat over het overlijden van zijn vader. Voor Molukkers geldt dat de geest van een overledene pas definitief afscheid neemt op de veertigste dag na het overlijden. Tot dat moment blijven de nabestaanden diens aanwezigheid voelen als iets tastbaars dat zich soms manifesteert met een vertrouwde geur, soms met een deur die onverklaarbaar open of dicht slaat, soms zelfs, tussen waken en dromen, met een verschijning van de overledene. De nabestaanden zorgen ervoor dat een dierbare overledene met een gerust hart pulang (naar huis) kan gaan. Het afscheid wordt op de veertigste dag bezegeld met een huiselijke gebedsdienst. Maar ook daarna blijven ze met de betrokkene in gesprek en voelen ze zich verzekerd van diens liefdevolle aandacht en bescherming. Lopulalan heeft met dit boek een literaire uitdrukking gegeven aan een ervaring, die hij deelt met vele van zijn generatiegenoten. Niet voor niets zijn de verhalen van Lopulalan en Van Groningen gewijd aan de eigen ouders. Zij hebben onder moeilijke omstandigheden hun zelfrespect en het respect van hun kinderen weten te bewaren, en vormen voor volgende generaties een onvervangbare schakel met hun geschiedenis. De auteurs zijn er in deze verhalen niet op uit om zich te ontworstelen aan hun opvoeding, maar juist om de banden met het persoonlijk verleden aan te halen. De betekenis van de eigen ouders vormt een van de meest algemene en meest persoonlijke thema's die een Molukse auteur kan kiezen. Wellicht behoren deze biografische verhalen daarom tot het beste wat de Molukse literatuur-in-wording heeft voortgebracht. | |
Literaire podiaEen literair genre dat minder dicht bij de cultuur van de Molukse gemeenschap ligt, is de moderne poëzie. In het begin van de jaren tachtig werden in Groningen enkele ‘Molukse literaire avonden’ georganiseerd, waar ouderen en jongeren zich, voor een grotendeels Moluks publiek, voor het eerst als ‘dichter’ presenteerden. De ouderen vielen terug op het vertrouwde pantun-repertoire, maar de jongeren betraden onbekend terrein. Als beginnende tweetalige dichters waren de meesten gehandicapt, doordat ze de Maleistalige orale tradities van de oudere generaties niet beheersen, maar evenmin vertrouwd zijn met de taal-, vorm- en beeldenrijkdom van Engelstalige of Nederlandstalige poëzie. Abe Sahetapy maakte tijdens zijn detentie kennis met de poëzie van Frederik van Eeden en andere Nederlandse dichters. Hij liet zich, volgens het ‘Woord vooraf’ in zijn bundel Alnasah (1985), hierdoor inspireren om ‘zelf op papier te zetten wat ik voelde’ (p. 7). Het eerste gedicht, ‘Schrijver’, begon met de regel: ‘Tast om je heen, jij schrijver.’ Die regel kon beschouwd worden als een opdracht voor een nieuwe generatie jongeren die niet zozeer belang stelden in het spelelement van poëzie, maar worstelend met de taal probeerden greep te krijgen op nog ongearticuleerde gevoelens en denkbeelden. Sinds de Groningse literaire avonden, manifesteren jongere Molukkers zich tijdens culturele evenementen met enige regelmaat als dichter, soms met een performance, met ritueel en muziek. Ze vinden daar aansluiting bij andere podiumkunsten die in Molukse kring worden beoefend: zang en muziek, vertellingen, cabaret en theater. De kring van schrijvers en lezers is te klein voor een eigen literair tijdschrift. Wel heeft het ‘Drents letterkundig tiedschrift’ Roet in voorgaande jaren enkele malen werk van Molukkers uit Groningen en Drenthe gepubliceerd en hierdoor de aarzelende ontwikkeling van een Molukse literatuur aangemoedigd. Sinds enkele jaren geeft de Molukse uitgeverij Bintang Design & Communicatie poëziebundeltjes uit, waaronder een bloemlezing uit het werk van Molukkers en Indische Nederlanders onder de titel Bersama / Samen (1996). Rust
Op het ritme van jouw deinen
komen mijn gedachten tot rust,
ben ik slechts de stilte bewust.
Op het ritme van jouw deinen
wordt mijn wezen wakker gekust
stroomt ongestoord de levensader.
Op het ritme van jouw deinen
heb ik negen maanden berust
schenk ik jou een veilige kust.
(Joyce Latuputty, in: Bersama. Gedichten van
Molukse en Indische / Indo dichters in Nederland, p. 84)
| |
[pagina 349]
| |
Een bundeling gedichten van Molukse en Indische/Indo dichters in Nederland.
| |
Betekenisvolle verschuivingenIn de Molukse gemeenschap in Nederland wordt de oriëntatie op orale cultuur verdrongen door een oriëntatie op geletterde cultuur. Dit proces is langzaam op gang gekomen, maar voltrekt zich momenteel in een betrekkelijk hoog tempo. In het volgende overzicht hebben we diverse aspecten van dit proces aangestipt. Zo verschuift de keuze van genres: naast de traditionele dorpsgeschiedenissen verschijnen egodocumenten en biografische verhalen; naast sjair en pantun waagt men zich aan moderne poëzie. De retorische, op mondelinge overdracht gerichte stijl van voorouderlijke geschiedverhalen maakt plaats voor een meer journalistiek-beschrijvende, soms ook literair-evocatieve schrijftrant. Daarbij accepteren auteurs, indien nodig, redactionele ondersteuning van buitenstaanders, een teken dat men zich niet langer alleen tot een publiek van insiders wendt, maar een breder, ook niet-Moluks, lezerspubliek wil aanspreken. Tevens is de duidelijk toegenomen aandacht voor de tekstuele en grafische vormgeving van uitgaven een signaal van grotere openheid. De belangrijkste verschuivingen hebben echter niet te maken met genre, vorm en publiek, maar met vertelperspectief en thematiek. In de traditionele, orale genres is de stem van de voorouders te beluisteren: hun beeld van de geschiedenis, de wereld en het leven. Intussen is de behoefte in de Molukse gemeenschap om getuigenis af te leggen van recente historische gebeurtenissen sterk gegroeid. Ouderen en jongeren maken zich daarbij tot spreekbuis van hun generatie. Sommigen van hen hebben daarbij de literatuur als middel tot zelfexpressie ontdekt, ontwikkelen een eigen stem en zijn niet bang om een persoonlijke thematiek aan te snijden. Wat deze Molukse literatuur-in-ontwikkeling heeft opgeleverd, is nog zeer bescheiden van omvang en kwaliteit, maar men is onmiskenbaar de weg naar een geletterde cultuur ingeslagen. De tijd zal leren of de winst die hiermee wordt geboekt, gepaard gaat met verlies van orale cultuur. Het zou jammer zijn wanneer orale genres hun plaats in het sociale leven van de Molukse gemeenschap geheel zouden verliezen, of zouden verstenen tot een cultureel fossiel. Maar gezien de vitaliteit waarmee het Molukse culturele leven zich de afgelopen vijftig jaar heeft vernieuwd, zal het voorlopig niet zover komen. | |
Literatuuropgave‘De Molukken in de literatuur’ was een thema in Timbang 15 (1992), het tijdschrift van het Landelijk Steunpunt Educatie Molukkers. Het thema stond tevens centraal in Indische Letteren 10 (1995) 1 (maart). Dit artikel is gebaseerd op twee artikelen in Timbang 30 (1996): Hans Straver, ‘Orale cultuur, literatuur en wat daartussen ligt. Aanzetten tot een Molukse literatuur’ (3-11) en Otjep Rahanroknam, ‘Tast om je heen, jij schrijver. Molukse dichters in Nederland’ (12-17). De afgelopen jaren vormde leesbevordering voor de Molukse groep een zwaartepunt in de activiteiten van het Landelijk Steunpunt Educatie Molukkers. In 1996 verscheen een bundel artikelen over dit thema, onder de titel Luisterrijke Leescultuur. In 1998 volgde een landelijk project Mari! Op naar de Bieb!, waarvan verslag wordt gedaan in Timbang Jaarboek 1999. |
|