Literatuur. Jaargang 14
(1997)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 297]
| |
Literatuuronderwijs in de praktijk
| |
[pagina 298]
| |
Gemeentelijk Gymnasium, Hilversum. Foto: Marc de Haan
alleen in de vierde gegeven, waar de middeleeuwen, de renaissance, de negentiende eeuw en de eeuwwisseling worden behandeld. Het gaat erom een ‘kapstok’ aan te reiken, betoogt Mulders. De leerlingen zien de samenhang, merken dat het maar één stroming is. Dat is een enorme transfer. Van daaruit waaiert de stof uit naar de reguliere lessen, die aan de grote lijnen bij Algemene Literatuur worden opgehangen. In het ene land blijken bepaalde facetten dan belangrijker dan de in het andere land. Vervolgens worden er in de lessen dramatische expressie weer stukken uit dezelfde periode behandeld of gespeeld. De regels van het sonnet hoeven maar eenmaal uitgelegd te worden. Een proefwerkvraag is dan: ‘Schrijf zelf een sonnet over de sterfelijkheid.’ De overgang van Verlichting naar romantiek gaat dit jaar voor het eerst aan de hand van de video van Dead Poets Society. Daarover moesten de leerlingen het voorgenoemd essay schrijven, met de vraagstelling: wat is belangrijker, gevoel of verstand. Mulders: ‘De romantiek beginnen we met het verzoek een romantisch voorwerp mee te nemen of een romantisch idee te noemen. Tweederde komt met de huwelijksnacht!’ Zijn standpunt is dat alles aanschouwelijk moet worden gemaakt, omdat de leerlingen voorkennis ten ene male missen. Voor de middeleeuwen is daarom de video van In de naam van de roos sfeermaker en uitgangspunt. Niet omdat ze van die ‘video-types’ zijn, al wordt gebruikmaking van diverse media wel gestimuleerd. Mulders: ‘Een film moet het echt in zich hebben en deze films zijn echt boekkijken.’ Brüning: ‘Maar we beginnen met de Hezbollah, om uit te leggen dat religie diep in de vezels van de middeleeuwse samenleving zat.’ Mulders: ‘Ze weten niet meer wat een koster is, maar kennen nu wel de imam.’ Dat twee leraren van één vak de lessen Algemene Literatuur geven, is eigenlijk niet de bedoeling. Eilandvorming wordt liever voorkomen en bovendien weten gemengde stellen over twee literaturen te vertellen. Elk jaar wisselt er één docent, zodat de continuïteit is gewaarborgd. Evaluatie vindt ook elk jaar plaats, zowel door de leraren als door de leerlingen. De laatsten blijken het vak te waarderen. Mulders en Brüning geven het ook met plezier: de afwisseling en het samen lesgeven werkt aanstekelijk. Brüning: ‘Het is wel lekker om in de renaissance geen Hooft en Huygens te doen, maar met Shakespeare aan de gang te gaan.’ |
|